ECLI:NL:OGEAC:2018:338

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
500.00362/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een strafzaak met meerdere feiten van diefstal en geweld in Curaçao

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 13 juli 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten van diefstal en geweld, gepleegd op verschillende data in augustus 2017. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 1 december 2017, 28 maart 2018 en 22 juni 2018, waarbij de verdachte telkens aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moenir-Alam. De officier van justitie, mr. S.A. van der Vliet, eiste een gevangenisstraf van 9 jaren, maar de verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuim en onvoldoende bewijs.

De tenlastelegging omvatte drie feiten van diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen geweld zou hebben gebruikt. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De herkenningen van de verdachte door de slachtoffers werden als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, omdat deze niet gebaseerd waren op specifieke en onderscheidende persoonskenmerken. Het Gerecht concludeerde dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de gepleegde feiten.

Als gevolg hiervan sprak het Gerecht de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door zittingsgriffier mr. C. Bernsen, en werd op 13 juli 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00362/17

Uitspraak: 13 juli 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats], adres [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2017, 28 maart 2018 en 22 juni 2018. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moenir-Alam, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. S.A. van der Vliet, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering zou moeten leiden. Voorts heeft zij bewijsverweren, subsidiair strafmaatverweren gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 10 augustus 2017, te Curaçao, (op de [naam winkelcentrum 1]) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
 het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (door zijn, verdachtes en/of medeverdachtes, t-shirt omhoog te trekken waardoor een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bij de broekrand van de verdachte en/of medeverdachte zichtbaar werd) en/of
 met zijn hand(en) uit de broekzak van voornoemde [slachtoffer 1] wegnemen/wegrukken van een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxy S7);
en/of
hij op of omstreeks 10 augustus 2017, te Curaçao, (op de [naam winkelcentrum 1]) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer mobiele telefoon(s) en/of een portemonnee in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
 het tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (door zijn, verdachtes en/of medeverdachtes, t-shirt omhoog te trekken waardoor een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, bij de broekrand van de verdachte en/of medeverdachte zichtbaar werd) en/of
 het (met kracht) losrukken/trekken/wegnemen van een mobiele telefoon (Merk Iphone) en/of een portemonnee (inhoudende ongeveer Naf 350 en 23 dollar en 300 pesos) uit de hand(en) en/of broekzak(ken) van die [slachtoffer 2];
(art. 2:291 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een halsketting en/of
  • een mobiele telefoon (merk Iphone 7)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
  • het tonen en/of afschieten en/of gericht houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
  • het (vervolgens) (op dreigende toon) zeggen tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dat zij wel weten wat zij verdachte(n), komen/komt doen en/of
  • het (vervolgens) (met kracht) wegrukken van de halsketting van de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4], en/of
  • het (vervolgens) (op dreigende toon) zeggen tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dat zij hun geld en/of hun portemonnee(s) en/of mobiele telefoon(s) aan hem/hen, verdachte(n) moest(en) afgeven en/of het laten afstaan van een mobiele telefoon door [slachtoffer 3] (artikel 2:289 jo 2:291 Wetboek van Strafrecht),
en/of
hij op of omstreeks 09 augustus 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een halsketting en/of
  • een mobiele telefoon (merk Iphone 7)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat, verdachte en/of diens medeverdachte(n)
  • het tonen en/of afschieten en/of gericht houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
  • het (vervolgens) (op dreigende toon) zeggen tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dat zij wel weten wat zij verdachte(n), komen/komt doen en/of
  • het (vervolgens) (met kracht) wegrukken van de halsketting van de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer 4], en/of
  • het (vervolgens) (op dreigende toon) zeggen tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dat zij hun geld en/of hun portemonnee(s) en/of mobiele telefoon(s) aan hem/hen, verdachte(n) moest(en) afgeven en/of het laten afstaan van een mobiele telefoon door [slachtoffer 3] (artikel 2:294 jo 2:291 lid 1/2/3 Wetboek van Strafrecht).
Feit 3:
hij op of omstreeks 02 augustus 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 2]en [benadeelde partij 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
  • een of meer sieraden (halsketting) en/of
  • drie, althans een of meer (gouden) ringen) en/of
  • twee, althans een of meer damestas(sen) (met inhoud),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • het klemrijden van de personenauto waar [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in zaten en/of tot stilstand brengen van die personenauto en/of
  • het zich begeven naar voornoemde personenauto en/of
  • het richten van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), op de (voor)ruit van die personenauto en/of
  • het onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) schreeuwen/roepen/zeggen dat de portier(en) van die personenauto geopend moest(en) worden en/of
  • het onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), trekken aan de portier(en) en/of
  • het aan [benadeelde partij 1] manen tot afgifte van haar (dames)tas en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “, habri, nami e tas” en/of
  • het proberen los te rukken van de halsketting van [benadeelde partij 2] en/of
  • het (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) laten afgeven/afstaan van een (dames)tas (met inhoud) en/of een halsketting en/of drie, althans een of meer (gouden) ringen, althans een aantal siera(a)d(en) door die [benadeelde partij 2] en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “hasi lihe”;
en/of
hij op of omstreeks 02 augustus 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een of meer sieraden (halsketting) en/of
  • drie, althans een of meer (gouden) ringen) en/of
  • twee, althans een of meer damestas(sen) (met inhoud),
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • het klemrijden van de personenauto waar [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in zaten en/of tot stilstand brengen van die personenauto en/of
  • het zich begeven naar voornoemde personenauto en/of
  • het richten van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), op de (voor)ruit van die personenauto en/of
  • het onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) schreeuwen/roepen/zeggen dat de portier(en) van die personenauto geopend moest(en) worden en/of
  • het onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), trekken aan de portier(en) en/of
  • het aan [benadeelde partij 1] manen tot afgifte van haar (dames)tas en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “, habri, nami e tas” en/of
  • het proberen los te rukken van de halsketting van [benadeelde partij 2] en/of
  • het (onder bedreiging van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) laten afgeven/afstaan van een (dames)tas (met inhoud) en/of een halsketting en/of drie, althans een of meer (gouden) ringen, althans een aantal siera(a)d(en) door die [benadeelde partij 2] en/of daarbij dreigend de woorden toe te voegen: “hasi lihe”.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 1, 2 en 3
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Algemeen
Met herkenningen en de bewijskracht daarvan dient behoedzaam te worden omgegaan. Dit geldt te meer indien herkenningen de belangrijkste bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning van een verdachte is naar het oordeel van het Gerecht van belang of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Feit 1
Verdachte heeft ontkend dat hij die bewuste avond te [naam winkelcentrum 1] was.
Het Gerecht stelt vast dat verdachte niet op de videobeelden te zien is en dat zijn beide broers, medeverdachten in de zaak, verklaren dat hij niet aanwezig was. Verder constateert het Gerecht dat aangever [slachtoffer 1] weliswaar verdachte aanwijst als degene die zijn spullen heeft gepakt maar dat het door hem in de aangifte gegeven signalement, met name waar het de kleding betreft, past bij de medeverdachte [medeverdachte 1]. Ook aangever [slachtoffer 2] wijst verdachte aan als degene die de spullen van [slachtoffer 1] heeft weggenomen maar tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat het niet aannemelijk is dat [slachtoffer 2] dit heeft gezien nu uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat zijn spullen al waren weggenomen toen de dader daarvan en hij de trap afliepen naar [slachtoffer 2] toe. Voorts herkent getuige Antoine verdachte als de persoon “die bezig was met [slachtoffer 1]”, echter in zijn, overigens onduidelijke, verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris heeft hij het vooral over drie daders, de broers “[bijnaam 1]” en [medeverdachte 1] en hun neef (medeverdachte [medeverdachte 2]). De vierde door hem bij de politie beschreven dader voldoet niet aan het signalement van verdachte. Bij dit alles is tevens van belang dat geen van de genoemde herkenningen voldoet aan de eis dat de herkenning plaats vindt op basis van specifieke en onderscheidende persoonskenmerken.
Gelet op vorenstaande en het feit dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte zich ten tijde van de overval in de buurt van het plaats delict bevond, is het Gerecht niet overtuigd geraakt van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Feit 2
In onderhavige zaak kreeg een van de aangevers, [slachtoffer 3], twee dagen na de overval een foto in de krant Vigilante via Whatsapp toegestuurd, waarop hij de twee daders herkende; dat bleken de verdachte (als degene met de rastaharen die de spullen had weggenomen) en [medeverdachte 1] (als degene met “schele ogen”). Tijdens een nadien verrichte meervoudige fotoconfrontatie heeft [slachtoffer 3] de verdachte en de medeverdachte wederom herkend, de verdachte aan de vorm van zijn gezicht. Naast de omstandigheid dat de beide herkenningen van de verdachte gebaseerd zijn op onvoldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken, is niet uit te sluiten dat deze laatste herkenning is beïnvloed door de eerdere herkenning van de krantenfoto, hetgeen eerder afbreuk doet aan de waarde van de herkenning dan dat het deze versterkt. In ieder geval kan de onbevangenheid van [slachtoffer 3] in twijfel worden getrokken. Bovendien kan bij de herkenning van de krantenfoto de begeleidende tekst sturend zijn geweest. Het Gerecht merkt de herkenningen door [slachtoffer 3] van de verdachte derhalve als onvoldoende betrouwbaar aan en niet bruikbaar voor het bewijs.
De andere aangever, [slachtoffer 4], herkent de verdachte tijdens een meervoudige fotoconfrontatie. Hij herkent verdachte “aan zijn gezicht”, hetgeen derhalve een herkenning betreft die niet gebaseerd is op voldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken. Verder is onduidelijk gebleven of ook [slachtoffer 4] vorenbedoelde foto in de krant heeft gezien, alvorens hij de verdachte bij de fotoconfrontatie aanwees. Uit te sluiten valt dit niet. Heeft hij de foto wel gezien, dan kan de herkenning beïnvloed zijn door de eerdere herkenning van de krantenfoto. Het voorgaande brengt met zich mee dat de herkenning door [slachtoffer 4] van de verdachte evenmin voldoende betrouwbaar kan worden geacht en derhalve niet bruikbaar is voor het bewijs.
Nu het dossier overigens geen steunbewijs bevat, is het Gerecht van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde daderschap van de verdachte.
Feit 3
Bij het onderhavige feit is sprake van een volledige herkenning en een bijna herkenning.
Een van de twee aangevers, [benadeelde partij 2], heeft de verdachte herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie als degene die zijn halve lichaam in de auto had gestoken, zij herkent hem aan zijn gezicht. Bij de rechter-commissaris licht [benadeelde partij 2] haar herkenning toe en noemt zij krulletjes en bolle ogen als de kenmerken waaraan zij de verdachte heeft herkend. Het Gerecht acht genoemde kenmerken onvoldoende specifiek en onderscheidend, dit geldt zeker voor de krulletjes, maar ook voor de ogen van de verdachte waarbij het Gerecht niet heeft kunnen waarnemen dat zij (een beetje) bol zouden zijn.
De andere aangever, [benadeelde partij 1], twijfelt bij de meervoudige fotoconfrontatie tussen foto 6 en foto 9 en wijst uiteindelijk foto 6 (waarop de verdachte staat afgebeeld) aan als degene die het meest lijkt op de dader die met zijn halve lichaam in de auto was gedrongen, zij herkent hem aan zijn korte rastaharen, smal gezicht en jonge aanzien. Bij de rechter-commissaris licht Nicolaas toe dat ze met rasta haren kleine krulletjes heeft bedoeld. Niet alleen de twijfel doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze herkenning, maar ook hierbij is sprake van onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken.
Al met al overtuigen beide herkenningen het Gerecht onvoldoende. Het dossier bevat verder geen bewijsmiddelen die ondersteunend zijn voor het tenlastegelegde daderschap van de verdachte.
De verdachte zal daarom van de feiten 1, 2 en 3 worden vrijgesproken.
Schadevergoeding
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kunnen de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet in hun vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 13 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: