In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 13 juli 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld en bedreiging met geweld tegen twee benadeelde partijen op 2 augustus 2017. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op drie data: 1 december 2017, 28 maart 2018 en 22 juni 2018. De verdachte was telkens aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. Gonet. De benadeelde partijen hebben zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. De officier van justitie, mr. S.A. van der Vliet, heeft vrijspraak van de verdachte gevorderd en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam het Gerecht tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was voor het ten laste gelegde. De enige getuige, benadeelde partij 2, had de verdachte herkend bij een fotoconfrontatie, maar het Gerecht oordeelde dat dit bewijs niet voldoende was, aangezien het slechts op één bron was gebaseerd. Er waren geen andere ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig in het dossier.
Daarom heeft het Gerecht de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding. Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door zittingsgriffier mr. C. Bernsen, en werd op 13 juli 2018 in het openbaar uitgesproken.