ECLI:NL:OGEAC:2018:327

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
500.00279/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
  • R.J. Gras
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en overtreding van de Vuurwapenverordening in Curaçao

Op 21 december 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen en overtreding van de Vuurwapenverordening. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders. De officier van justitie, mr. R.A. Koert, eiste een gevangenisstraf van 9 jaar en verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen. De verdachte werd vrijgesproken van de eerste tenlastelegging, die betrekking had op de Opiumlandsverordening, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, de feiten van witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen werden bewezen verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte op 14 augustus 2018 een geldbedrag van Nafl. 1.734.660,- had verworven, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard en dat dit bedrag vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast had de verdachte een pistool en munitie in zijn bezit. Gezien de ernst van de feiten werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard, evenals het vuurwapen en de munitie.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00279/18

Uitspraak: 21 december 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, advocate te Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapen en munitie.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1; overtreding van de Opiumlandsverordening
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 28 maart 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,
ongeveer 40990 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
(Artikel 3 j° 11-1 Opiumlandsverordening 1960)
en/of
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel A, B of D van de Opiumlandsverordening 1960, te weten
- het opzettelijk in, uit of doorvoeren en/of
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
- afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen, waaronder begrepen het raffineren en omzetten,
van 40990 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans van een materiaal bevattende cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13),
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/ die feiten(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- ( een) voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat het/zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/ die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
toen en daar een auto (merk Jeep, kenteken [kentekennummer]) aangeschaft en/of voorzien van een (valse) tank en/of cocaïne, althans materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne in die tank verstopt/gestopt en/of deze auto (zogenaamd) verkocht aan/ op naam gesteld van [medeverdachte 2] en/of (vervolgens) [medeverdachte 3] (die deze vervolgens voor transport naar Nederland heeft aangeboden);
(artikel 3 j° 11a Opiumlandsverordening 1960)
Feit 2; witwassen
dat hij op of omstreeks 14 augustus 2018, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van Nafl. 1.734.660,-- (een miljoen zevenhonderd en vierendertigduizend en zeshonderd en zestig Antilliaanse guldens), in elk geval een (groot) geldbedrag, de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie dat voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist of begreep, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voormeld voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
een voorwerp, te weten te weten een geldbedrag van Naf. 1.734.660,- (een miljoen zevenhonderd en vierendertigduizend en zeshonderd en zestig Antilliaanse guldens), in elk geval een (groot) geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist of begreep, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat voormeld voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(artikel 2:404-1a/b / 2:406-1a/b Wetboek van Strafrecht)
Feit 3; overtreding van de Vuurwapenverordening
dat hij op of omstreeks 14 augustus 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een pistool (van het merk Glock, type 30, kaliber .45), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of 12 scherpe patronen, althans een aantal patronen van het kaliber .45, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
(art. 3 j° art. 11 Vuurwapenverordening 1930 j° art. 1:123 lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 1
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1 ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
Het Gerecht overweegt daartoe dat het dossier slechts enkele aanknopingspunten bevat dat de verdachte bij het drugsfeit betrokken zou kunnen zijn geweest. De omstandigheid dat de verdachte in de periode van 1 december 2017 tot 2 maart 2018 in totaal 62 keer telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1] is echter ontoereikend, aangezien deze omstandigheid ook valt te verklaren aan de hand van de omstandigheid dat [medeverdachte 1] werknemer van het bedrijf van de verdachte is. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de kwitantie van de verkoop van de Jeep in de administratie van het bedrijf van de verdachte is aangetroffen; deze kan er ook door toedoen van [medeverdachte 1] in zijn terechtgekomen.
Voor wat betreft de getapte telefoongesprekken is het Gerecht van oordeel dat alleen het getapte gesprek van 29 juni 2018, waarin wordt gesproken over “de man in het oosten, hij is in 8B” (terwijl op dat moment de medeverdachte [medeverdachte 2] in blok 8B van de gevangenis gedetineerd is) in de richting van betrokkenheid van de verdachte bij het drugsfeit wijst. Het Gerecht is echter van oordeel dat, zelfs als uit het vorenstaande zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] elkaar kennen, dit nog niet het bewijs oplevert dat de verdachte het drugsfeit heeft (mede)gepleegd.
De verdachte zal daarom van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande:
Feit 2; witwassen
dat hij op
of omstreeks14 augustus 2018
, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2018te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van Nafl. 1.734.660,-- (een miljoen zevenhonderd en vierendertigduizend en zeshonderd en zestig Antilliaanse guldens), in elk geval een (groot) geldbedrag, de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie dat voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist of begreep, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voormeld voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
een voorwerp, te weten te weten een geldbedrag van Naf. 1.734.660,- (een miljoen zevenhonderd en vierendertigduizend en zeshonderd en zestig Antilliaanse guldens)
, in elk geval een (groot) geldbedrag, heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist of begreep
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat voormeld voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 3; overtreding van de Vuurwapenverordening
dat hij
op ofomstreeks 14 augustus 2018 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad een pistool
(van het merk Glock, type 30, kaliber .45
), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930en
/of12 scherpe patronen
, althans een aantal patronen van het kaliber .45, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
BewijsmiddelenIndien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde witwassen dient te worden vrijgesproken, aangezien het openbaar ministerie niet heeft aangetoond dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van Naf. 1.734.660,- uit enig misdrijf afkomstig was.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat het openbaar ministerie dient aan te tonen dat het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Van de verdachte wordt vervolgens verwacht dat deze een verklaring geeft die concreet en min of meer verifieerbaar is en die niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aangemerkt kan worden.
Bij de beantwoording van de vraag of het openbaar ministerie voldoende heeft aangetoond dat het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, zijn de volgende factoren van belang:
  • Het geldbedrag van Naf. 1.734.660,- is in de woning van de verdachte aangetroffen in een luik in het plafond van het washok, in vijftien pakken bestaande uit contanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld.
  • Uit het proces-verbaal “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel” in het onderzoek “Venezia” blijkt dat de verdachte in 2016 geen bekende legale inkomsten had en dat zijn bedrijf [bedrijf 1] (in 2016 voor het eerst opgenomen bij de belastingdienst) een eindsaldo van NAf. 52.791,82 had, dat de verdachte in 2017 een inkomen van NAf. 36.000,- had en dat zijn bedrijf [bedrijf 1] een eindsaldo van NAf. 60.948,05 had en dat de verdachte in 2018 een inkomen van NAf. 36.000,- had en dat zijn bedrijf [bedrijf 1] op 31 augustus 2018 een eindsaldo van NAf. 97.020,59 had. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal niet van grote legale inkomsten in de jaren voorafgaand aan 2016. In ieder geval kan het bedrag van Naf. 1.734.660,- niet worden teruggevonden in de boekhouding van het bedrijf van de verdachte noch in zijn privévermogen, terwijl het evenmin kan worden verantwoord met stukken van reguliere handelsactiviteiten.
  • Het thuis bewaren van grote contante geldbedragen brengt aanzienlijke veiligheidsrisco’s met zich mee, temeer wanneer deze niet in een kluis worden bewaard. Dit risico wordt vermeden wanneer gebruik wordt gemaakt van het reguliere bancaire stelsel.
  • Het op dergelijke wijze bewaren van het geld brengt met zich mee dat het geldbedrag wordt onttrokken aan het gebruikelijke overheidstoezicht.
  • De omvang van het geldbedrag is dermate groot dat in zijn algemeen het vermoeden rijst dat dit een niet legale herkomst heeft.
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Curaçao grote hoeveelheden (hard)drugs worden vervoerd naar het buitenland, waar in omgekeerde richting geldstromen tegenover staan voor betalingen en gemaakte winsten, die veelal in contant geld worden uitbetaald.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van het Gerecht voldoende aangetoond dat het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Zoals hiervoor overwogen, wordt vervolgens van de verdachte verwacht dat deze een verklaring geeft die concreet en min of meer verifieerbaar is en die niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aangemerkt kan worden.
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat het geldbedrag afkomstig is van inkomsten uit een bedrijf in Santo Domingo en uit de verkoop van een pand aan de Gosieweg. Ook is door de raadsvrouw betoogd dat de verdachte uit diverse andere bronnen inkomsten heeft verworven. Zijdens de verdediging is echter geen inzicht gegeven in de administratie van het bedrijf in Santo Domingo en evenmin zijn stukken overgelegd die in voldoende mate de diverse andere bronnen van inkomsten onderbouwen. Voorts heeft blijkens de overgelegde stukken de verkoop van het pand aan de Gosieweg, na aftrek van de hypotheekaflossing, de verdachte slechts een bedrag van omstreeks NAf. 175.000,- opgeleverd. Geen van de overgelegde stukken en niets wat van de zijde van de raadsvrouw naar voren is gebracht maken inzichtelijk hoe de verdachte – op legale wijze – aan het bedrag van Naf. 1.734.660,- is gekomen.
Gelet op het vorenstaande is het Gerecht van oordeel dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven over het geldbedrag die concreet en min of meer verifieerbaar is. Naar het oordeel van het Gerecht is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het genoemde geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig is. Aan de hand van de hierboven genoemde factoren en met name de hoogte van het bedrag kan naar het oordeel van het Gerecht worden vastgesteld dat de verdachte daarop (minstgenomen voorwaardelijk) opzet had.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt derhalve verworpen.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
De verdediging heeft bij het Gerecht in subsidiaire zin een verzoek tot het (laten) doen van nader onderzoek gedaan, inhoudende dat, indien het Gerecht tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zou komen, een aantal met name genoemde getuigen zou moeten worden gehoord en dat – kort samengevat – onderzoek op een aantal punten zou moeten worden gedaan naar de administratie van [bedrijf 1]
Het Gerecht wijst dit verzoek, als zijnde onvoldoende onderbouwd, af. Zo is van de zijde van de verdediging niet onderbouwd over welke zaken de verzochte getuigen specifiek kunnen verklaren. Voorts is niet onderbouwd welke resultaten van een onderzoek naar de administratie van [bedrijf 1] te verwachten zouden kunnen zijn. Bovendien ligt het naar het oordeel van het Gerecht op de weg van de verdediging om inzicht te verschaffen in de administratie van [bedrijf 1], zo dat van belang voor enige te nemen beslissing zou kunnen zijn.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het Gerecht dient zich vervolgens te buigen over de vraag of hetgeen bewezen is verklaard kan worden gekwalificeerd als witwassen. Daarbij is van belang dat uit de jurisprudentie blijkt dat niet elke gedraging die in artikel 2:404 van het Wetboek van Strafrecht is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt. Zo kan ingeval het gaat om een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en hem het "verwerven" of "voorhanden hebben" daarvan wordt verweten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel verwerven of voorhanden hebben voldoende is om als witwassen te worden aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen".
Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Daarmee wordt mede beoogd te voorkomen dat een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of onder zich en dus voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. Bovendien wordt aldus bevorderd dat in zo een geval het door de verdachte begane (grond)misdrijf, dat in de regel nader is omschreven in een van specifieke bestanddelen voorziene strafbepaling, in de vervolging centraal staat.
Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Ingeval de gedraging betrekking heeft op een gedeelte van die voorwerpen, kan slechts het verwerven of voorhanden hebben van dat gedeelte worden aangemerkt als witwassen.
Deze rechtsregels hebben slechts betrekking op het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf.
Uit hetgeen zijdens de verdediging naar voren is gebracht, blijkt niet dat door of namens de verdachte is aangevoerd dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit eigen misdrijf, terwijl uit de gebezigde bewijsvoering evenmin rechtstreeks voortvloeit dat het geldbedrag afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Dat betekent dat voormelde nadere motiveringseisen in de onderhavige zaak niet van toepassing zijn en dat het bewezen verklaarde aldus in navolgende zin kan worden gekwalificeerd.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:404 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Witwassen.

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van strafBij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft een bedrag van ruim 1,7 miljoen gulden witgewassen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het witwassen van criminele gelden ervoor zorgt dat ernstige strafbare feiten, waaronder de handel in verdovende middelen en/of wapens, kunnen worden gefinancierd, terwijl tegelijkertijd de overheid – en daarmee de samenleving – wordt benadeeld. Bovendien heeft de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat er op Curaçao veel overlast is van illegaal vuurwapenbezit, hetgeen mede tot uitdrukking komt in het hoge aantal met behulp van vuurwapens begane misdrijven.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij eerdere straffen in vergelijkbare zaken. Bij gevallen van witwassen waarbij sprake is van bedragen tussen NAf. 1.000.000,- en NAf. 2.000.000,- zijn onvoorwaardelijke straffen opgelegd voor de duur van 18 tot 24 maanden. Aangezien het bewezen verklaarde bedrag zich op ongeveer twee derde van de bandbreedte tussen Naf. 1.000.000,- en NAf. 2.000.000,- bevindt, neemt het Gerecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 maanden als uitgangspunt. Aangezien de verdachte in het verleden reeds eerder ter zake van witwassen met justitie in aanraking is geweest, ziet het Gerecht aanleiding dit uitgangspunt met 8 maanden te verhogen tot 30 maanden.
Daarnaast is het Gerecht van oordeel dat voor het bezit van een vuurwapen en munitie onder de gegeven omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend is.
Al met al acht het Gerecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het geldbedrag van Naf. 1.734.660,- is vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen behoren immers toe aan de verdachte en het onder 1 bewezen verklaarde is met betrekking tot dit voorwerp begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten. Daarbij heeft het Gerecht rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het in beslag genomen pistool van het merk Glock, type 30, kaliber .45 en de 12 scherpe patronen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het onder 2 bewezen verklaarde is met betrekking tot deze voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:67, 1:74, 1:117, 1:123 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
39 (negenendertig) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van Naf. 1.734.660,- (een miljoen zevenhonderd en vierendertigduizend en zeshonderd en zestig Antilliaanse guldens);
beveeltde onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een pistool van het merk Glock, type 30, kaliber .45 en 12 scherpe patronen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. R.J. Gras, (zittingsgriffier), en op 21 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: