ECLI:NL:OGEAC:2018:323

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
500.00507/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens medeplegen van moord en doodslag

Op 2 november 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, met uitzondering van een zitting op 6 juli 2018, waar hij werd bijgestaan door mr. E.F. Sulvaran. De officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, eiste een levenslange gevangenisstraf en toewijzing van schadevergoedingen voor de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van drie slachtoffers op 24 juli 2016 te Curaçao, alsmede het voorhanden hebben van vuurwapens.

Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Het Gerecht heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van anonieme getuigen, waaronder getuige H41, werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat deze getuigen niet uit eigen wetenschap verklaarden. De verklaringen van andere getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], werden eveneens in twijfel getrokken, omdat zij ook niet direct getuige waren van de feiten.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en hem vrijgesproken. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. M.T. Paulides in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00507/17

Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao uit anderen hoofde.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek heeft ter openbare terechtzitting plaatsgevonden. De verdachte is telkens verschenen, steeds bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.N. Sulvaran, met uitzondering van 6 juli 2018, die dag is de verdachte bijgestaan door mr. E.F. Sulvaran.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair impliciet primair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een levenslange gevangenisstraf.
Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade)
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer vuurwapens (van/op zeer korte afstand) een aanzienlijke hoeveelheid, in elk geval een of meer,
kogels afgevuurd op/in /door en/of in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door een of meer van die kogel(s) in het lichaam werd(en) getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn overleden;
(artikel 2:262/259 j° 1:123 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of een of meer anderen op of omstreeks 24 juli 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) (van/op zeer korte afstand) een aanzienlijke hoeveelheid, in elk geval een of meer, kogels afgevuurd op/in /door en/of in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door een of meer van die kogel(s) in het hoofd en/of de nek, althans het lichaam werd(en) getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn overleden,
tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 24 juli 2016 te Curaçao, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte (met het oog op voormeld misdrijf), de auto, (te weten een hyundai accent,) bestuurd welke (mede) heeft gediend tot het plegen van voormeld misdrijf,
immers is hij met de auto naar Campo Allegre gereden met daarin aanwezig de schutter(s), heeft hij positie ingenomen op (het onverlichte deel van) de parkeerplaats, daar (ongeveer een half uur) gewacht tot genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] uit Campo Allegre kwamen en de parkeerplaats opliepen en/of (op dat moment) de auto tot nabij hen gebracht (en tot stilstand), waarna de schutter(s) is/zijn uitgestapt en met een of meer vuurwapen(s) op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben geschoten, waarna hij tezamen met de schutter(s) (hard) is weggereden;
(artikel 2:262/259 j° 1:124 van het wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Gerecht overweegt hieromtrent het volgende. Volgens het tweede lid van artikel 385 en het derde lid van artikel 387 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de verklaring van een getuige wiens identiteit niet blijkt niet meewerken tot het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, tenzij deze getuige met toepassing van het vierde lid van artikel 261 Sv is gehoord.
Ten aanzien van de zich in het dossier bevindende verklaringen van anonieme getuigen is alleen de getuige H41 (hierna: H41) met toepassing van het vierde lid van artikel 261 Sv gehoord. De overige zich in het dossier bevindende anonieme verklaringen kunnen derhalve niet meewerken aan het bewijs.
Ten aanzien van de verklaringen van H41 geldt dat volgens het vierde lid van artikel 385 Sv deze alleen dan als bewijsmateriaal worden gebezigd, indien belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend.
Het Gerecht onderkent dat, nu de verdediging onbekend is met de identiteit van de getuige H41, het voor haar onmogelijk is om te achterhalen of deze persoon wellicht redenen heeft om in strijd met de waarheid belastend te verklaren. Bij de waardering van de bewijskracht van de verklaring van H41, op zichzelf beschouwd, is naar het oordeel van het Gerecht voorts van belang dat H41 niet verklaart uit eigen wetenschap: H41 was geen directe getuige van de feiten en omstandigheden waarover hij/zij verklaart. Voor wat betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de liquidaties te Campo (hierna: de liquidaties) heeft de getuige H41 verklaard dit te hebben gehoord van de verdachte zelf.
De hiervoor door het Gerecht geconstateerde zwakke punten met betrekking tot de bewijskracht van de verklaring van H41 zouden gecompenseerd kunnen worden doordat de verklaring, zoals ook wettelijk is vereist, belangrijke steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van het Gerecht is dit niet het geval.
De verklaring van H41 ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna [getuige 2]). Echter ook [getuige 1] en [getuige 2] verklaren niet uit eigen wetenschap. Evenals H41, waren [getuige 1] en [getuige 2] geen directe getuigen van de feiten en omstandigheden waarover zij verklaren en hebben zij voor wat betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de liquidaties verklaard dit te hebben gehoord van de verdachte zelf.
Het Gerecht trekt hiernaast de betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in twijfel. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte zelf ontkent dat hij met [getuige 1] en [getuige 2] over deze zaak heeft gesproken. [getuige 2] heeft voorts in eerste instantie verklaard dat hij de informatie over de betrokkenheid van de verdachte heeft gekregen van een medegedetineerde genaamd Winklaar. Later heeft hij gezegd dat hij dit niet van Winklaar heeft gehoord maar van de verdachte zelf. Voorts zou de verdachte volgens H41 hebben gezegd dat de liquidaties zijn uitgevoerd door vier personen, terwijl de verdachte tegen [getuige 1] gezegd zou hebben dat er drie personen bij betrokken waren waarvan er twee uit de auto zouden zijn gestapt. De verdachte zelf zou niet uit de auto zijn gestapt. Tegen [getuige 2] zou de verdachte echter hebben gezegd dat hij een van de uitvoerders was die uit de auto was gestapt en dat hij gebruik had gemaakt van een Glock. Tevens zou de verdachte tegen H41 hebben gezegd dat hij NAf 12.500, - voor zijn betrokkenheid bij de liquidaties hebben gekregen terwijl hij tegen [getuige 1] gezegd zou hebben dat hij hiervoor NAf 15.000, - heeft ontvangen.
Voorts kan naar het oordeel van het Gerecht uit de vele verklaringen die zijn afgelegd over de conflicten die het slachtoffer [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) had met diverse mensen en groepen, niet worden gedestilleerd welk conflict de aanleiding is geweest voor de moord op [slachtoffer 2] en zijn twee vrienden. Anders dan de officier van justitie, ziet het Gerecht op het gebied van de mogelijke aanleiding tot de moorden dan ook geen positieve ondersteuning voor de stelling dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij de ten laste gelegde liquidaties.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 2.390,-.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Ter terechtzitting van 12 oktober 2018 heeft zij de vordering verminderd tot het bedrag van NAf 2.390,50.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering. Desgewenst kunnen zij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en op 2 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.