ECLI:NL:OGEAC:2018:314

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
Cur201601399
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake logeerbelasting en overeenkomsten tussen hotels en het Land Curaçao

In deze zaak vorderden verschillende hotels, waaronder N.V. Exploitatiemaatschappij Livingstone Jan Thiel Resort en Avila Beach Hotel B.V., dat het Gerecht zou verklaren dat er een overeenkomst tot stand was gekomen met het Land Curaçao, vergelijkbaar met de Papagayo-regeling. Deze regeling hield in dat bepaalde belastingschulden zouden worden kwijtgescholden. De eisers stelden dat zij een gelijke behandeling eisten als andere hotels die vrijstelling van logeerbelasting hadden gekregen. Het Gerecht oordeelde dat het aanbod van het Land niet tijdig was aanvaard door de eisers, waardoor het aanbod verviel. De eisers werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tegen de Landsontvanger en hun vorderingen tegen het Land werden afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat de eisers als de in het ongelijk gestelde partij moesten worden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. P.E. de Kort op 19 november 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:

1.N.V. EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ LIVINGSTONE JAN THIEL RESORT,

2. AVILA BEACH HOTEL B.V.,
3. CHOGOGO RESORT CURAÇAO B.V.,
4. MORENA ECO-RESORT HOLDING B.V.,
5. LIONS DIVE HOTEL & MARINA B.V.,
te Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. J.A. Starreveld en L. Romer,
- tegen -

1.DE LANDSONTVANGER VAN CURAÇAO

en
2. HET LAND CURAÇAO,
te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en G.A.H. Bakhuis.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 9 september 2016
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens wijziging van eis
  • de conclusie van dupliek
  • de akte uitlating producties
  • de pleitnota’s van partijen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Feiten

a. a) Eisers zijn exploitanten van hotels op Curaçao.
b) Alle eisers hebben of hadden een belastingschuld ter zake omzetbelasting en/of logeerbelasting voor over de opbrengst van de verhuur van kamers over de periode 2003-2015. Dit hield mede verband met een verschil van inzicht over de juistheid van de bedragen waarvoor aanslagen waren opgelegd en een gerechtelijke procedure waarin, samengevat, eisers een gelijke behandeling eisten als hotels als Kura Hulanda waaraan vrijstelling voor de logeerbelasting was verleend.
c) In november 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen onder anderen de toenmalige minister van financiën namens gedaagden en vertegenwoordigers van eisers. Bij die bespreking was ook aanwezig een vertegenwoordiger van een ander hotel, Papagayo Beach Resort, hierna ‘Papagayo’. Namens gedaagden is bij die bespreking een voorstel gedaan voor een minnelijke regeling.
d) Op 16 januari 2012 is tussen de Landsontvanger en Papagayo een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: ‘de Papagayo-regeling’) met de volgende inhoud:
“(…)
- U hebt enkele logeergastenbelasting aanslagen ontvangen over het belastingjaar 2003 tot en met het jaar 2009 voor het totale bedrag van Naf. 10.341.713,28.
- De logeergastenbelasting aanslagen 2003 tot en met het belastingjaar 2008 zullen conform het BAB rapport worden vernietigd en het belastingjaar 2009 zal worden verminderd tot het bedrag van Naf. 139.209,00
- U hebt naheffing aanslagen omzetbelasting ontvangen over het belastingjaar 2006 tot en met het jaar 2009 voor het totale bedrag van Naf. 1.803.359,00.
- De boetes die onderdeel maken van de aanslagen omzetbelasting over het belastingjaar 2006 tot en met het jaar 2009 zullen worden kwijtgescholden.
Over het resterende bedrag van Naf. 1.438.682,00, wordt een korting verleend van 50%. Dit houdt in dat u per saldo een bedrag van Naf. 719.341,00 aan ons moet afdragen over de omzetbelastingschuld.
- De aflossing van de belastingschuld zal als volgt geschieden.
Een aanbetaling van Naf. 600.000,00 moet binnen 30 dagen na dagtekening aan ons worden overgemaakt. Het resterende bedrag van de omzetbelasting aanslagen 2006 met 2009 ad Naf. 119.341,00 wordt een betalingsregeling getroffen, samen met het uitstaande omzetbelastingschuld over het belastingjaar 1999 tot en met het jaar 2002 voor het bedrag van Naf. 22.657,22
De betalingsregeling houdt in, dat ingaande 29 februari 2012 maandelijkse bedrag van Naf. 10.000,00 zal worden afgelost tot delging van de omzetbelastingschuld.
- Voor wat betreft al opgelegde aanslagen logeergastenbelasting 2010 en de nog op te leggen achterstallige aanslagen zal ook een regeling worden getroffen. De betalingsregeling treedt in werking vanaf 29 februari 2012 waarbij maandelijks een achterstallige aanslag wordt betaald en de lopende verplichting wordt bijgehouden.
- Als er een uitspraak komt inzake de procedure over de logeergasten en omzetbelasting, die gunstig zijn voor andere hotels, dan zou terug betaling van de al afgedragen belastingpenningen terug betaald dient te worden naar rato van de uitspraak.”
e) In 2015 is tussen partijen overeenstemming bereikt over de door eisers verschuldigde bedragen (de debiteurenlijsten). In 2016 zijn met eisers (met uitzondering van Chogogo) betalingsregelingen getroffen.

3.De vorderingen en het verweer

3.1
Eisers vorderen, na wijziging van eis, dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. a) voor recht verklaart dat tussen partijen een overeenkomst is tot stand gekomen vergelijkbaar met de Papagayo-regeling;
b) gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen;
subsidiair
c) voor recht verklaart dat gedaagden zich jegens eisers schuldig hebben gemaakt aan een onrechtmatige daad;
d) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan eisers van de als gevolg van de onrechtmatige daad geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair
e) gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2
Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd bestreden. Op het verweer zal hierna nodig worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Bij pleidooi is namens alle partijen bevestigd dat slechts het Land en niet ook de Landsontvanger als procespartij in dit geding kan hebben te gelden. Eisers zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tegen de Landsontvanger.
4.2
De vorderingen van eisers strekken ertoe te bewerkstelligen de logeerbelasting met hen wordt afgerekend zoals dat op 16 januari 2012 in de Papagayo-regeling door de Landsontvanger met Papagayo is afgesproken, hetgeen in de kern neerkomt op een kwijtschelding van de helft van de vastgestelde schuld.
4.3
Partijen zijn het er over eens - althans in hun processtukken - dat bij de bespreking op 15 april 2011 tussen onder meer de minister van financiën, eisers en Papagayo ook aan eisers een voorstel is gedaan tot het treffen van een regeling overeenkomstig de later met Papagayo getroffen regeling. Dat gegeven zal bij de beoordeling tot uitgangspunt worden genomen. Volgens de in zoverre niet-weersproken weergave door eisers van deze bespreking, zijn daarin de hoofdlijnen van het aanbod besproken en is gezegd dat de hotels, indien zij het aanbod zouden aanvaarden, een schriftelijke bevestiging van de Landsontvanger zouden ontvangen die ondertekend zou moeten worden geretourneerd om een overeenkomst tot stand te brengen.
4.4
Eisers leggen aan hun primaire vorderingen ten grondslag dat het in 2011 aan hen gedane voorstel hen pas in maart 2016 ter ore is gekomen, en dat zij het voorstel met het deze procedure inleidende verzoekschrift tijdig hebben aanvaard. Volgens eisers zijn daarmee met de Papagayo-regeling overeenstemmende overeenkomsten tussen partijen tot stand gekomen.
4.5
Gedaagden bestrijden dat tussen eisers en gedaagden overeenkomsten tot stand zijn gekomen. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft mevrouw Cijntje namens gedaagden uiteengezet dat de toenmalige minister van financiën Jamaloodin in de bespreking van 15 april 2011 in haar en eisers bijzijn het voorstel duidelijk heeft verwoord, maar dat eisers algehele vrijstelling van de logeerbelasting wensten en niet bereid waren 50% te betalen. Het voorstel was daarmee volgens haar wat eisers aanging verworpen en van tafel. Volgens gedaagden geldt daarnaast dat het mondeling gedane voorstel jaren later niet alsnog kon worden aanvaard.
4.6
Artikel 6:221 lid 2 BW bepaalt dat een aanbod vervalt, doordat het wordt verworpen. Gelet op de betwisting door eisers, kan in dit geding niet als vaststaand worden aangenomen dat eisers op 15 april 2011 het aan hen gedane voorstel hebben verworpen. Bij de verdere beoordeling zal er veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat het door gedaagden aan eisers gedane voorstel
nietdoor verwerping is vervallen.
4.7
Artikel 6:221 lid 1 BW bepaalt ten aanzien van een mondeling aanbod dat dit vervalt indien het niet onmiddellijk wordt aanvaard. Dat eisers het mondelinge voorstel van 15 april 2011 niet onmiddellijk hebben geaccepteerd, staat tussen partijen vast. Volgens eisers leidt dit echter niet tot de conclusie dat het aanbod is vervallen, omdat zich de situaties zoals omschreven in de artikelen 6:223 lid 2 en 6:224 BW voordoen. Ingevolge die eerste bepaling geldt een te late aanvaarding als tijdig indien de aanbieder begrijpt of behoort te begrijpen dat het voor de wederpartij niet duidelijk was dat de aanvaarding te laat plaatsvond en de aanbieder de wederpartij niet onverwijld heeft meegedeeld dat hij het aanbod als vervallen beschouwt. Ingevolge artikel 6:224 BW wordt, indien een aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt door een eigen handeling van de aanbieder, van de handeling van personen voor wie de aanbieder aansprakelijk is of door andere omstandigheden die de persoon van de aanbieder betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt, de overeenkomst geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop zonder de storende omstandigheid de verklaring zou zijn ontvangen.
4.8
Naar het oordeel van het Gerecht doen de situaties van de artikelen 6:223 lid 2 en 6:224 BW zich hier niet voor. In de eerste plaats hebben eisers onverklaard gelaten hoe het mogelijk is dat het ook volgens hen tijdens de bespreking van 15 januari 2011 aan hen gedane mondelinge voorstel hen niet reeds toen, terstond, heeft bereikt. Bovendien geldt dat geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan gedaagden hebben moeten begrijpen dat het voor eisers niet duidelijk was dat hun aanvaarding in 2016 van het in 2011 gedane mondelinge voorstel te laat was. Of de afwijzende reactie van gedaagden bij conclusie van antwoord op de in het verzoekschrift van eisers vervatte aanvaarding als onverwijld in de zin van artikel 6:223 lid 2 moet worden aangemerkt, kan gelet daarop in het midden blijven. Voorts zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat sprake is van een aan gedaagden toe te rekenen storende omstandigheid in de zin van artikel 6:224 BW waardoor het voorstel van 2011 eisers niet of niet tijdig heeft bereikt.
4.9
Aan hun subsidiaire vorderingen c) en d) leggen eisers mede ten grondslag dat gedaagden onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door het in 2011 gedane voorstel pas in 2016 te openbaren, niet te herhalen en niet gestand te doen. Ook daarin kunnen eisers niet worden gevolgd. Eisers zijn zoals gezegd niet ingegaan op het aan hen in 2011 gedane voorstel, zonder dat dit aan gedaagden is toe te rekenen. Gedaagden hebben onbetwist aangevoerd dat zij na 2011 geen voor de belastingplichtige riante betalingsregelingen met kwijtscheldingen zoals de Papagayo-regeling meer aangaan. Reeds gelet daarop kan niet worden geoordeeld dat gedaagden in 2016 alsnog hadden moeten bewilligen in een kwijtschelding aan eisers. Dat Papagayo een voordeel heeft genoten dat eisers, die in een vergelijkbare situatie verkeerden, niet ten deel is gevallen, weegt niet op tegen het door gedaagden nagestreefde algemeen belang dat verschuldigde belastingen worden geïnd en het belang van gedaagden om het kennelijk na 2011 ingezette beleid om geen al te royale kwijtscheldingen toe te staan voort te zetten. In dit oordeel betrekt het Gerecht mede de omstandigheid dat, zoals door gedaagden bij pleidooi is benadrukt, de door eisers te betalen logeerbelasting door eisers aan hun gasten in rekening is gebracht en door die gasten aan eisers is afgedragen.
4.1
Aan hun vorderingen c) en d) leggen eisers meer subsidiair ten grondslag dat gedaagden onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door aan hen in 2011 niet een vergelijkbare regeling aan te bieden als toen aan Papagayo is voorgesteld. Feitelijk uitgangspunt in dit geding is echter, zoals onder 4.3 overwogen, dat in 2011 een dergelijk voorstel wél is gedaan. Op deze grondslag kunnen de vorderingen dus evenmin slagen.
4.11
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen, waaronder hun stellingen over de schade, geen nadere bespreking.
4.12
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht,
5.1
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen tegen de Landsontvanger;
5.2
wijst af het door eisers van het Land gevorderde;
5.3
veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden begroot op NAf 18.000 voor gemachtigdensalaris en aan nakosten op NAf 250 zonder betekening en op NAf 400 in geval van betekening, alle bedragen in geval van niet-voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
5.4
verklaart proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018, in aanwezigheid van de griffier.