In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging door de minister van Justitie. De aanvraag was eerder afgewezen op basis van de openbare orde, gezien de strafrechtelijke achtergrond van eiser, die in 2015 was veroordeeld tot een gevangenisstraf voor woninginbraak. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend terwijl hij in detentie zat, en zijn verzoek werd afgewezen omdat de minister van Justitie oordeelde dat er geen sprake was van 'more than the normal emotional ties' tussen eiser en zijn ouders, die in Curaçao verblijven.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 19 december 2018 geoordeeld dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet gerechtvaardigd was. Het Gerecht stelde vast dat eiser, als jongvolwassene die nog geen eigen gezin heeft gesticht, recht heeft op bescherming van zijn gezinsleven met zijn ouders. De rechter oordeelde dat de minister ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzondere afhankelijkheid was tussen eiser en zijn ouders. Bovendien werd benadrukt dat de belangenafweging tussen de openbare orde en het gezinsleven niet correct was uitgevoerd, aangezien eiser sterke banden met Curaçao heeft en zijn strafbare feiten niet zo ernstig waren dat ze een verbreking van het gezinsleven konden rechtvaardigen.
Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en de minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat het land Curaçao het griffierecht aan eiser moest vergoeden.