In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de CFO van Ennia Caribe Holding N.V. (ECH), een verzekeringsmaatschappij die onder toezicht staat van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). De CFO, [werknemer], was sinds 1 juli 2011 in dienst en verdiende een salaris van NAf 28.124 bruto per maand. Door zorgen over de solvabiliteit van de verzekeraars heeft CBCS op 29 september 2016 stille curatoren aangesteld, wat leidde tot een noodregeling. Dit betekende dat voorafgaande toestemming van CBCS vereist was voor bepaalde financiële handelingen, waaronder bonusbetalingen.
ECH verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding, terwijl [werknemer] aanspraak maakte op zijn bonus over 2017 en pro rata over 2018. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een gewichtige reden voor ontbinding opleverden, maar dat er geen dringende redenen waren voor ontslag op staande voet. Het Gerecht concludeerde dat [werknemer] niet persoonlijk verwijtbaar was voor de situatie die leidde tot de noodregeling, maar dat hij wel onvoldoende kritisch was geweest ten aanzien van bonusbetalingen.
Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met een billijke vergoeding van NAf 75.000, en werd ECH in de gelegenheid gesteld om het ontbindingsverzoek in te trekken. De vordering van [werknemer] om de bonus over 2017 en 2018 te ontvangen werd afgewezen, evenals de vordering van ECH om de eerder betaalde bonussen terug te vorderen.