ECLI:NL:OGEAC:2018:297

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
CUR201804012
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op executoriale verkoop van olie in kort geding tussen Tipco en EC

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde de vennootschap TIPCO ASPHALT PUBLIC COMPANY LIMITED (hierna: Tipco) in kort geding een verbod op de openbare verkoop van een lading olie die onder beslag was gelegd door ENERGY COAL SPA (hierna: EC). De zaak kwam voort uit een eerder vonnis waarbij PDVSA PETROLEO S.A. was veroordeeld tot betaling aan EC. Tipco had de olie gekocht van PDVSA, maar de betaling was door compliance-problemen bij de bank niet succesvol afgerond. Tipco vorderde onder andere dat de veiling van de olie werd afgelast en dat het beslag werd opgeheven zodra het geld op de rekening van de stichting was bijgeschreven.

Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de aangekondigde veiling van de olie geen doorgang mocht vinden zolang er geen eindvonnis was gewezen in het kort geding. Het Gerecht overwoog dat de overeenkomst tussen PDVSA en EC, waarin was afgesproken dat EC zich zou onthouden van een openbare verkoop, ook van toepassing was op Tipco als derde partij. De belangen van Tipco bij het behoud van de olie wogen zwaarder dan de belangen van EC bij een snelle incasso van het bedrag waarop zij aanspraak maakte. Het Gerecht verbood EC en de stichting om de veiling door te laten gaan en gelastte een voortzetting van de behandeling van het kort geding op 7 december 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
TIPCO ASPHALT PUBLIC COMPANY LIMITED,
gevestigd te Thailand,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.Th. Aanstoot,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
ENERGY COAL SPA,
gevestigd te Italië,
en
de stichting
STICHTING DERDENGELDEN MLM,
gevestigd te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. E.M. Pennings,
in welk geding zich heeft gevoegd aan de zijde van eiseres
de vennootschap naar vreemd recht
PDVSA PETROLEO S.A.,
gevestigd te Venezuela,
gevoegde partij,
gemachtigde: mr. L.D. Gomez.
Partijen zullen hierna Tipco, EC, de stichting en PDVSA genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift van 27 november 2018, met producties;
- de mondelinge behandeling van 27 november 2018;
- de akte tot voeging van PDVSA;
- de pleitnota van mr. Pennings.
1.2.
Ter zitting is mondeling uitspraak gedaan. Dit vonnis bevat de nadere uitwerking van die beslissing.

2.De feiten

2.1.
EC heeft met toestemming van het gerecht beslag gelegd ten laste van PDVSA op een lading olie aan boord van een schip. Bij die gelegenheid is de vordering van EC begroot op USD 17.348.645. Het beslag ligt nog altijd.
2.2.
Bij beslissing in kort geding van 25 juli 2018 heeft het gerecht PDVSA veroordeeld tot betaling aan EC van USD 2.413.222,54.
2.3.
Tussen PDVSA, EC en de stichting is op 19 september 2018 een Escrow Agreement overeengekomen (hierna: de overeenkomst), waarin, samengevat weergegeven en voor zover van belang, het volgende is afgesproken:
- EC zal zich onthouden van het initiëren van een openbare veiling van de beslagen olie;
- PDVSA zal de olie onderhands verkopen aan een derde partij, de koper, voor een prijs van tenminste het in 2.1 genoemde bedrag;
- de koopprijs zal in escrow worden gestort op de rekening van de stichting;
- na ontvangst van de het bedrag op die rekening, zal de olie worden overgepompt in een door de koper aangewezen schip;
- na afronding van een en ander zal het beslag op de olie worden opgeheven.
2.4.
Tipco heeft de olie gekocht van PDVSA voor een bedrag van ongeveer
USD 23 miljoen.
2.5.
Tipco heeft de koopsom overgemaakt naar de MCB-rekening van de stichting. De MCB-bank heeft die overmaking geweigerd wegens compliance-verplichtingen en het gehele bedrag terug gestort.
2.6.
EC heeft op 29 oktober 2018 de veiling van de olie aangekondigd voor heden, om 11:00 uur.
2.7.
Het in 2.1 genoemde bedrag is tot op heden niet bijgeschreven op de rekening van de stichting.

3.Het geschil

3.1.
Tipco vordert bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagden te verbieden de beslagen olie zoals hierboven aangeduid in het openbaar te verkopen totdat de eis in de hoofdzaak is uitgeprocedeerd in hoogste instantie althans tot een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verkregen tegen PDVSA, meer in het bijzonder om ook de veiling die thans is aangekondigd af te gelasten;
2. Het beslag zoals hierboven omschreven per direct op te heffen zodra het SWIFT nummer van de overboeking bekend is en is geverifieerd als correct, althans zodra het geld op de CBCS rekening van het gerecht is ontvangen;
3. Alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van USD 2 miljoen ten gunste van Tipco;
4. De stichting te gebieden bij doorgang van een veiling en ontvangst van een koopsom het als een garantie ontvangen bedrag zoals in de overeenkomst omschreven aan eiseres te betalen;
5. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
EC en de stichting voeren verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek tot voeging van PDVSA is genoegzaam onderbouwd en niet door EC en de stichting bestreden. De voeging is ter zitting toegestaan.
4.2.
Gegeven de aangekondigde veiling is uit de aard van de zaak sprake van spoedeisend belang.
4.3.
Naar voorlopig oordeel van het gerecht vergt een afweging van belangen dat de voor heden om 11:00 uur aangekondigde veiling van de beslagen olie geen doorgang behoort te vinden. Die veiling zal worden verboden zolang in dit kort geding geen eindvonnis is gewezen. Ter toelichting op dit oordeel overweegt het gerecht als volgt.
4.4.
Vast staat dat EC beschikt over een executoriale titel voor een bedrag van ruim
USD 2,4 miljoen. In beginsel is zij dus bevoegd om over te gaan tot uitwinning van de beslagen olie door middel van een openbare verkoop daarvan.
4.5.
Naar voorlopig oordeel van het gerecht staat de overeenkomst daaraan echter, in elk geval vooralsnog, in de weg. In die overeenkomst hebben PDVSA en EC immers afgesproken dat EC zich zal onthouden van het initiëren van een openbare verkoop. Deze afspraak moet worden bezien in het licht van de andere afspraken, waaronder de afspraak dat PDVSA de olie onderhands zal verkopen aan een derde, waarna de koopsom in escrow gestort zal worden op de rekening van de stichting. Het desalniettemin overgaan tot veiling van de olie verdraagt zich niet met de hiervoor genoemde uitdrukkelijke afspraak. In zoverre pleegt EC naar voorlopig oordeel wanprestatie jegens PDVSA.
4.6.
Het gerecht is voorlopig van oordeel dat ook Tipco zich op deze afspraken kan beroepen, hoewel zij geldt als derde ten opzichte van de overeenkomst. Deelnemers aan het rechtsverkeer behoren zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daaruit vloeit voort dat zij rekening behoren te houden met de gerechtvaardigde belangen van derden. In de overeenkomst is uitdrukkelijk voorzien in de rol van die derde, te weten de koper van de olie. Het veilen van die olie, terwijl deze door Tipco als derde is gekocht, is onmiskenbaar schadelijk voor de belangen van deze derde. In de gegeven omstandigheden behoort EC daarmee rekening te houden.
4.7.
In de overeenkomst is geen termijn afgesproken waarbinnen het in 2.1 genoemde bedrag op de rekening van de stichting moet zijn bijgeschreven. Het enkele feit dat het betalingsproces inmiddels geruime tijd verloopt en nog altijd niet is afgerond, betekent dus niet, althans niet zonder meer, dat EC niet langer aan de bepalingen uit de overeenkomst zou zijn gebonden.
4.8.
Tipco heeft bij de huidige stand van zaken genoegzaam onderbouwd dat zij de nodige pogingen heeft gedaan om het in 2.1 genoemde bedrag daadwerkelijk op de rekening van de stichting bijgeschreven te krijgen. Ook volgt uit haar stellingen vooralsnog voldoende dat de betaling als het ware onderweg is, maar nog niet feitelijk is bijgeschreven vanwege formaliteiten van de betrokken banken op het gebied van compliance. Deze omstandigheden, in het licht van de afspraak om geen veiling te initiëren, brengen mee dat Tipco meer tijd gegund wordt om het betalingsproces te laten afronden. Een tussentijdse veiling schept een fait accompli dat daarmee niet verenigbaar is.
4.9.
Hiertegenover staan de belangen van EC bij een voortvarende incasso van het bedrag waarop zij blijkens het kortgedingvonnis aanspraak kan maken. Die belangen wegen naar het oordeel van het gerecht vooralsnog echter minder zwaar. Bedacht moet worden dat een aanhouding van de veiling niet afdoet aan het op de olie rustende beslag. De trend van een dalende olieprijs kan weliswaar nadelig zijn voor EC, maar dit belang is niet zodanig klemmend dat het belang van Tipco bij behoud van de door haar gekochte olie daarvoor moet wijken.
4.10.
Omdat ter zitting is gebleken dat zeer recentelijk sprake is van ontwikkelingen met betrekking tot het betalingsproces, zal het gerecht een voortzetting van de behandeling gelasten. De tussentijd kan benut worden om verdere voortgang te boeken met betrekking tot de betaling. Tijdens de voortgezette behandeling kan het gerecht worden geïnformeerd over de actuele stand van zaken.
4.11.
EC zal dus worden verboden om de veiling te doen plaatsvinden zolang in dit kort geding niet een eindvonnis is gewezen. Ter zitting heeft mr. Pennings uitdrukkelijk verklaard dat EC en de stichting vrijwillig aan dit verbod zullen voldoen. Gelet daarop ziet het gerecht geen aanleiding om een dwangsom op te leggen.
4.12.
In afwachting van de voortgezette behandeling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:

rechtdoende in kort geding:
5.1.
verbiedt EC en de stichting over te gaan tot openbare verkoping van de beslagen olie zolang in het onderhavige kort geding geen eindvonnis is gewezen;
5.2.
gelast een voortzetting van de behandeling van dit kort geding op
vrijdag 7 december 2018 om 14:00 uur;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.