ECLI:NL:OGEAC:2018:282

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
CUR201700974
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip ‘dienstongeval’ in de Landsverordening Ongevallenverzekering met betrekking tot een val van een werknemer op haar eigen erf

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), en verweerder. Eiseres, die als adjunct-directeur werkzaam was bij een verzorgingstehuis, had een beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op tegemoetkomingen op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvO) en de Landsverordening Ziekteverzekering. Eiseres had op 31 oktober 2016 een ongeval gehad op de buitentrap van haar woning, waarbij zij letsel opliep. Het dienstverband met het verzorgingstehuis eindigde op 31 augustus 2017, en sindsdien was eiseres niet meer in staat om te werken.

De kern van het geschil was of het ongeval dat eiseres was overkomen, kon worden aangemerkt als een dienstongeval zoals gedefinieerd in de LvO. Eiseres stelde dat zij op weg naar haar werk was toen het ongeval plaatsvond, en verwees naar de Memorie van Toelichting bij de LvO en een eerdere uitspraak van het College van Beroep. Het Gerecht oordeelde dat om als dienstongeval te worden aangemerkt, het ongeval objectief gerelateerd moest zijn aan de dienstvervulling. Het Gerecht concludeerde dat het ongeval zich had voorgedaan op het erf van eiseres, binnen haar woonplaats, en dat dit niet kon worden aangemerkt als een ongeval 'gaande van huis naar werk'.

Daarom verklaarde het Gerecht het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 14 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres:
  • geen recht heeft op tegemoetkomingen ingevolge de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvO),
  • evenmin recht heeft op ziekengeld ingevolge de Landsverordening Ziekteverzekering,
  • recht heeft op ziektekosten op grond van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten.
Op 14 augustus 2017 heeft eiseres een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 27 september 2018. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1 van de LvO wordt verstaan onder ‘ongeval’: een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen, alsook de bij landsbesluit houdende algemene maatregelen aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels, in betrekkelijke korte tijd ontstaan, mits voldaan is aan de daarbij gestelde voorwaarden.
In de Memorie van Toelichting bij de LvO (MvT) staat daarover dat met de passage “… in verband met zijn dienstbetrekking” in de definitie van ongeval wordt beoogd dat een ongeval dat de arbeider is overkomen gaande van huis naar zijn werk en omgekeerd als dienstongeval kan worden aangemerkt.
2. Eiseres was als adjunct-directeur in dienst bij het verzorgingstehuis [het verzorgingstehuis], toen zij in de ochtend van 31 oktober 2016 op de buitentrap bij haar huis is uitgegleden en ten val is gekomen (het ongeval). Zij heeft hierbij letsel opgelopen. Het dienstverband met [het verzorgingstehuis] is per 31 augustus 2017 geëindigd. Eiseres heeft sedert het ongeval niet meer kunnen werken.
3. Tussen partijen is alleen in geschil of verweerder bij het bestreden besluit zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het ongeval geen ongeval betreft als gedefinieerd in artikel 1 van de LvO (dienstongeval).
4. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat het ongeval een dienstongeval betrof, verwezen naar de weergegeven passage in de MvT. Volgens haar moet worden aangenomen dat zij op weg was naar haar werk, nu onweersproken is dat zij op de daartoe gebruikelijke tijd in werkkleding haar woning verliet en toen van de trap is gevallen, die vanaf haar veranda toegang geeft tot haar erf. Eiseres heeft verder gewezen op een uitspraak van het College van Beroep ingevolge de LvO (het College) van 9 december 1988 waarin het College in een vergelijkbare zaak zou hebben geoordeeld dat daar sprake was van een dienstongeval.
5. Om de vraag te beantwoorden of in deze zaak sprake was van een dienstongeval, dient het Gerecht, in het licht van de vermelde passage in de MvT, te beoordelen of het ongeval eiseres is overkomen ‘gaande van huis naar werk’.
5.1
Om een ongeval als dienstongeval te kunnen aanmerken is het ten minste vereist dat dit op objectieve wijze kan worden gerelateerd aan de dienstvervulling. Uit de MvT valt op te maken dat de wetgever van mening was dat woon‑werkverkeer voldoende in verband staat met de dienstvervulling om dit onder de dekking van de LvO te brengen. Er is geen grond om aan te nemen dat daarmee is beoogd het objectieve onderscheid tussen privéleven en dienstvervulling los te laten of te relativeren. Naar het oordeel van het Gerecht is hetgeen de werknemer in de privésfeer overkomt dan ook nimmer een dienstongeval. Gelet daarop valt hetgeen de werknemer in zijn woonplaats daaronder is te verstaan zijn woning met aanhorigheden overkomt niet onder ‘gaande van huis naar werk’.
5.2
Nu vaststaat dat eiseres op haar eigen erf, en dus binnen haar woonplaats, ten val is gekomen, heeft verweerder, gelet op 5.1, het ongeval niet hoeven aan te merken als dienstongeval. De vermelde uitspraak van het College van 9 december 1988 kan aan die slotsom niet afdoen reeds omdat het in die zaak, anders dan hier, ging om een ongeval op de openbare weg.
6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, voorzitter, en A. Ramirez en mr. J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.