ECLI:NL:OGEAC:2018:280

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
CUR201801049
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur

In deze zaak hebben eisers, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, een verzoek ingediend bij de minister van Financiën om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek werd gedaan op 29 december 2017, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk gestelde termijn van drie weken op het verzoek beslist, wat heeft geleid tot een fictieve weigering. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking van de minister niet in stand kan blijven. De rechter heeft overwogen dat volgens de Lob de verzoeker geen belang of doel voor de openbaarmaking hoeft te stellen, en dat het verzoek niet aan een termijn gebonden is. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, is de wettelijke termijn verstreken zonder dat er een beslissing is genomen.

Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister binnen drie weken alsnog op het Lob-verzoek moet beslissen. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op NAf 175,-, en moet het Land Curaçao het door eisers betaalde griffierecht van NAf 150,- vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 november 2018 door rechter D. Haan, in aanwezigheid van griffier S.N. Aswani.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

Op grond van artikel 79, eerste lid, van de Lar in het geding tussen:
1. [eiseres],
gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, en
2. [esier],
wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat,
en

de minister van Financiën,

verweerder,
gemachtigde: mr. H.W. Braam, advocaat.

Procesverloop

Bij brief van 29 december 2017 hebben eisers verweerder op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (de Lob) verzocht om openbaarmaking van alle op een nader aangeduide bestuurlijke aangelegenheid betrekking hebbende documenten (het verzoek).
Eisers hebben gezamenlijk beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om op het verzoek te beslissen (de fictieve weigering).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a Lob wordt onder ‘bestuursorgaan’ verstaan: de minister die het rechtstreeks aangaat.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of tot de onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame directies, departementen, diensten, bureaus, secretariaten en instellingen.
Op grond van artikel 5, eerste lid, wordt de beslissing op een verzoek door het bestuursorgaan genomen.
Op grond van artikel 6 beslist het bestuursorgaan op het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie weken na de dag waarop het verzoek is ontvangen. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste drie weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
1.1
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijke termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 79, eerste lid, kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien verdere behandeling van het beroepschrift hem niet nodig voorkomt.
2. Het Gerecht acht verdere behandeling van het beroepschrift niet nodig, omdat de bestreden beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Hij overweegt daartoe het volgende.
2.1
In het verzoek wordt expliciet en zonder voorbehoud gesteld dat het verzoek op grond van de Lob wordt gedaan. Uit de Lob volgt dat, anders dan verweerder blijkens zijn verweerschrift kennelijk veronderstelt, de verzoeker bij een dergelijk verzoek geen belang bij of doel van openbaarmaking behoeft te stellen. Voorts is een dergelijk verzoek niet aan een termijn gebonden. Voor de door verweerder bepleite niet-ontvankelijk verklaring van het beroep bestaat dan ook geen grond.
2.2
Nu verweerder niet binnen drie weken heeft beslist op het Lob-verzoek, was de wettelijk gestelde termijn verstreken zonder dat hij deze termijn heeft verdaagd. De met een beschikking gelijkgestelde weigering een beschikking te geven kan dan ook kennelijk niet in stand blijven. Het Gerecht zal het beroep gegrond verklaren en bepalen dat verweerder binnen drie weken alsnog op het Lob-verzoek beschikt.
3. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Het Gerecht begroot de proceskosten op NAf 175,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700,-, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak). Voorts zal het Gerecht bepalen dat het Land het door eisers betaalde griffierecht ter hoogte van NAf 150,- aan hen dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde weigering om een beschikking op het verzoek te geven;
  • bepaaltdat verweerder binnen drie weken alsnog moet beslissen op het verzoek;
  • veroordeelthet Land Curaçao, in de proceskosten tot een bedrag van
NAf 175,- (zegge: honderdvijfenzeventig Nederlands-Antilliaanse guldens), te betalen aan eisers;
-
draagthet Land Curaçao
ophet betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eisers te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 9 november 2018 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze beslissing staat verzet open binnen
twee wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie artikel 80 van de Lar.