In deze zaak hebben eisers, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, een verzoek ingediend bij de minister van Financiën om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek werd gedaan op 29 december 2017, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk gestelde termijn van drie weken op het verzoek beslist, wat heeft geleid tot een fictieve weigering. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking van de minister niet in stand kan blijven. De rechter heeft overwogen dat volgens de Lob de verzoeker geen belang of doel voor de openbaarmaking hoeft te stellen, en dat het verzoek niet aan een termijn gebonden is. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, is de wettelijke termijn verstreken zonder dat er een beslissing is genomen.
Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister binnen drie weken alsnog op het Lob-verzoek moet beslissen. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op NAf 175,-, en moet het Land Curaçao het door eisers betaalde griffierecht van NAf 150,- vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 november 2018 door rechter D. Haan, in aanwezigheid van griffier S.N. Aswani.