Uitspraak
BESCHIKKING
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige zakenpartners, [eiser sub 1] en [gedaagde sub 3], die samen een kantoorpand hebben dat ondergebracht is in een stichting particulier fonds, de Marshanti Foundation. De partners kunnen het niet eens worden over de huuropbrengsten en de verdeling van het kantoorpand. Na een zakelijke scheiding in november 2012 heeft [gedaagde sub 3] via zijn vennootschap PMP de zeggenschap over de stichting. In een eerder vonnis van 9 juli 2018 is geoordeeld dat gedaagden de vordering van [gedaagde sub 3]’s vennootschap Emyr en de hypothecaire bezwaring van het kantoorpand niet aan eisers kunnen tegenwerpen. Gedaagden zijn in de gelegenheid gesteld om inzage te geven in de inkomsten en uitgaven van de stichting, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
Eisers verzoeken om het ontslag van PMP, [gedaagde sub 3] en Gijsbertha als bestuurders van de stichting, en om een bestuursverbod voor vijf jaar. Het Gerecht oordeelt dat er sprake is van wanbeleid en dat het ontslag van PMP gerechtvaardigd is. Het verzoek om een bestuursverbod wordt afgewezen, omdat het geschil niet in de verhouding klant-trustkantoor ligt, maar tussen voormalige zakenpartners. Eisers verzoeken ook om een onafhankelijke bestuurder aan te stellen voor de ontbinding van de stichting, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat er geen geschikte kandidaat is.
Het Gerecht ontbindt de stichting ambtshalve en benoemt mr. B. Nagelmakers als curator en mr. U.I.D. Luydens als rechter-commissaris. PMP en [gedaagde sub 3] worden veroordeeld tot schadevergoeding aan eisers voor onrechtmatig handelen, en moeten rekening en verantwoording afleggen. De uitspraak is gedaan door mr. P.E. de Kort op 5 november 2018.