ECLI:NL:OGEAC:2018:269

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
CUR201602011
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan motorfiets tijdens transport

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, vorderde eiser schadevergoeding van gedaagde voor schade aan zijn motorfiets, die tijdens transport was ontstaan. De motorfiets, een Harley Davidson, werd op 7 mei 2016 door gedaagde getransporteerd, maar kantelde tijdens het vervoer, wat leidde tot schade. Eiser vorderde een bedrag van NAf 21.188,48, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde gedaagde aansprakelijk voor de schade. Gedaagde voerde als verweer aan dat het transport een vriendendienst betrof en dat de schade niet correct was opgevoerd.

De rechter oordeelde dat de verhouding tussen partijen werd beheerst door de regels van goederenvervoer. Het Gerecht stelde vast dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade, ongeacht of er sprake was van een vriendendienst. De rechter oordeelde dat de schade niet voldoende onderbouwd was door de rapporten van het Inspection Expertise Bureau, en dat de schade verder geschat moest worden. Uiteindelijk schatte het Gerecht de schade op NAf 1.500,-, wat het bedrag was dat gedaagde moest vergoeden aan eiser.

Het Gerecht compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. De uitspraak werd gedaan op 8 oktober 2018 door mr. S.E. Sijsma, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201602011
Vonnis d.d. 8 oktober 2018
inzake
[EISER],
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen
[GEDAAGDE] h.o.d.n. FOR US TRANSPORT,
wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 7 juli 2016 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 7 maart 2017 alwaar beide gemachtigden het woord hebben gevoerd. Beide gemachtigden hebben producties in het geding gebracht.
  • de akte na comparitie van partijen zijdens [eiser], met producties;
  • de antwoord akte zijnde [gedaagde];
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 7 mei 2016 heeft [gedaagde] de motorfiets van [eiser], een Harley Davidson met kenteken [nummer] (verder: de motor), die niet meer startte, getransporteerd op zijn kraanwagen van het Brionplein naar het woonadres van [eiser]. [gedaagde] en [eiser] kennen elkaar van de ‘motorscene’ op Curaçao.
2.2.
Tijdens het transport is de motor gekanteld waarbij schade is ontstaan.
2.3.
Op 23 oktober 2017 heeft een reconstructie van het voorval plaatsgevonden waarbij de motor op de kraanwagen van [gedaagde] is gezet en waarbij is uitgegaan van twee scenario’s, namelijk de lezing van [eiser] en de lezing van [gedaagde].

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van NAf 21.188,48 aan schadevergoeding aan eiser te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag van indiening van dit verzoekschrift tot en met de dag der algehele voldoening;
2. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de kosten van executie.
[eiser] stelt [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die is ontstaan aan zijn motor tijdens het transport van deze motor door [gedaagde].
Het gevorderde bedrag bestaat volgens [eiser] uit de volgende posten:
Onderdelen 16.403,48
Kosten opmaken rapport 125,00
Kosten rechtsbijstand 4.660,00
Totaal 21.188,48.
3.2. [
gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat er sprake was van een vriendendienst, dat er algemene voorwaarden van toepassing waren en tenslotte dat de opgevoerde schade niet klopt. [eiser] belazert volgens [gedaagde] de boel door zijn motor helemaal op te knappen op kosten van [gedaagde], terwijl de schade na kanteling van de motor zeer beperkt was.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop wordt gesteld dat de verhouding van partijen wordt beheerst door afdeling 1 van titel 2 van boek 8; overeenkomst van goederenvervoer. Artikel 8: 21 BW bepaalt dat de vervoerder verplicht is ten vervoer ontvangen zaken ter bestemming af te leveren en wel in de staat waarin hij hen heeft ontvangen. Het debat tussen partijen of er betaald zou moeten worden (volgens [eiser]) of dat het een vriendendienst was (volgens [gedaagde]) kan in het midden worden gelaten, aangezien ook vervoer waarbij geen tegenprestatie is bedongen onder vervoer als bedoeld in genoemde afdeling valt.
4.2. [
gedaagde] heeft naar voren gebracht dat op alle facturen is vermeld dat transport voor eigen risico geschiedt, zodat hij alleen aansprakelijk is als sprake zou zijn van opzet of grove schuld. Anderzijds heeft [gedaagde] er op gewezen dat het vervoer te bestempelen is als een vriendendienst. Een factuur zal dus niet zijn toegezonden, noch een offerte waarop de clausule staat vermeld. [eiser] heeft dan ook aangevoerd dat hij niet bekend was met een dergelijke uitsluiting van aansprakelijkheid. [gedaagde] heeft daarop niet meer gereageerd, zodat er van uit wordt gegaan dat hij zijn stelling niet heeft gehandhaafd. Zijn betoog dat hij alleen aansprakelijk is in geval van opzet of grove schuld is ook overigens niet te rijmen met het bepaalde in artikel 8: 21 BW. Uit dat artikel vloeit voort dat ook bij een onbekende schadeoorzaak de vervoerder in beginsel aansprakelijk is. Het verweer over de aansprakelijkheid faalt dus.
4.3.
Partijen voeren verder debat over de omvang van de schade.
4.4.
De rechter begroot de schade op grond van artikel 6: 97 BW op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. In genoemd artikel wordt eveneens bepaald dat als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, deze wordt geschat.
4.5. [
eiser] heeft in mei 2016 een schaderapport laten opstellen. In dat rapport van 26 mei 2016 van Inspection Expertise Bureau wordt een bedrag aan schade aan de motor vastgesteld van NAf 16.403,-. Volgens [gedaagde] is dat een veel te hoog bedrag en voert [eiser] ten onrechte allerlei posten op die in het echt niets te maken hebben met de beperkte schade aan de motor. Na de zitting hebben partijen op 23 oktober 2017 een reconstructie nagebootst waarbij de motor op de kraanwagen van [gedaagde] is gezet. Twee scenario’s zijn bekeken, één waarbij de motor helemaal op zijn kant is gevallen (scenario 1: ‘motorcycle must have tumbled all the way’, volgens [eiser]) en één waarbij de motor half gekanteld is (scenario 2: ‘strap loosened and motorcycle tumbled half way’, volgens [gedaagde]). [naam] van Inspection Expertise Bureau heeft in het vervolgens opgestelde rapport van de reconstructie van 23 oktober 2017 als schade vastgesteld voor het scenario 1 een bedrag van NAf 4.091,78. (In het rapport staat NAf 3.535,23 maar dit is onjuist opgeteld.) Voor scenario 2 is het totale schade bedrag NAf 3960,38. (In het rapport staat NAf 3.535,23 maar ook hier is het totaalbedrag niet juist opgeteld.) In het rapport is niet nader uitgelegd waarom de schade in scenario 1 grotendeels overeenkomt met de schade bij scenario 2, terwijl bij het een sprake is van een complete kanteling van de motor en bij de ander slechts van een uit balans geraakte motor. Ook is niet verklaard waarom er schade is aan een achterlicht bij het uit balans raken en niet bij het compleet kantelen, terwijl op de foto’s is te zien dat juist bij het compleet kantelen het achterlicht contact maakt met de kraanwagen. Het bedrag aan schade in het eerste rapport van Inspection Expertise Bureau is ongeveer 4 keer hoger dan de twee bedragen aan schade in het tweede rapport. Het tweede rapport geeft onvoldoende uitleg over de schadeposten in beide scenario’s. Het Gerecht acht het overgrote deel van de schade om die reden onvoldoende onderbouwd op basis van deze rapporten. Dit heeft tot gevolg dat de rapporten slechts ten dele bruikbaar zijn voor het vaststellen van de schade. De schade zal dus verder moeten worden geschat.
4.6. [
gedaagde] betwist op zich niet dat er schade is ontstaan, in ieder geval aan de koplamp van de motorfiets en dit wordt ook bevestigd door zowel de verklaring van [eiser] als de verklaring van [naam 1], overgelegd door [eiser]. Uit het eerste schaderapport blijkt dat de kosten voor vervanging van de koplamp NAf 218,40 bedragen, plus kosten voor import en montage. Voorts is door [gedaagde] naar voren gebracht dat er schade was in de vorm van een deukje in de tank en aan het dopje van een richtingaanwijzer. Ter zitting heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat het zijns inziens NAf 1.500,- zou kosten om de schade te vergoeden. Het Gerecht schat de schade op dat bedrag. Dit acht het Gerecht meer in overeenstemming met de daadwerkelijk en realistische schade aan de motor dan de bedragen die [eiser] naar voren brengt - eerst ongeveer NAf 16.500,- en later ongeveer NAf 4.000,- - zodat daaraan niet veel waarde wordt gehecht. De vordering zal dan ook tot het bedrag van NAf 1.500,- worden toegewezen.
4.7.
Het Gerecht compenseert, gezien het grotendeels afwijzen van de vordering de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van NAf 1.500,- aan schadevergoeding aan [eiser] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 7 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen proceskosten betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter, en op 8 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.