ECLI:NL:OGEAC:2018:268

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
CUR201803179
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende informatieverstrekking door werknemer over strafproces

In deze zaak heeft Damen Shiprepair Curaçao B.V. op 21 september 2018 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 12 maart 2012 in dienst was. De verzoeker heeft aangevoerd dat [verweerder] onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven over zijn strafproces, wat het vertrouwen van de werkgever heeft geschaad. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 oktober 2018, waarbij zowel de gemachtigde van Damen als [verweerder] zelf het woord voerden. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder] heeft op 11 juni 2018 een verzoek om verlof ingediend, dat niet werd ingewilligd, waarna hij niet meer op zijn werk verscheen. Later bleek dat hij was aangehouden in verband met een strafbaar feit. Damen heeft [verweerder] op 18 juni 2018 geïnformeerd dat zijn salaris werd stopgezet, maar [verweerder] heeft niet gereageerd. Op 29 augustus 2018 werd Damen geïnformeerd dat [verweerder] was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Damen heeft geprobeerd om meer informatie te verkrijgen, maar [verweerder] heeft niet adequaat gereageerd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen kan worden ontbonden, omdat [verweerder] niet de vereiste openheid van zaken heeft gegeven. De ontbinding is per 23 oktober 2018 ingegaan, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201803179
Beschikking d.d. 23 oktober 2018
inzake
DAMEN SHIPREPAIR CURAÇAO B.V.,gevestigd te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.E. Thomson,
tegen
[VERWEERDER],wonende te Curaçao,
verweerder.
Partijen zullen hierna Damen en [verweerder] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
De verzoekende partij heeft op 21 september 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 9 oktober 2018. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitnotities. Tevens hebben [naam] (senior HR advisor Damen) en [verweerder] het woord gevoerd. Partijen is aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
verweerder] is op 12 maart 2012 in dienst getreden van de N.V. Curaçaose Dok Maatschappij (de rechtsvoorganger van Damen) in de functie van Elektricien B.
2.3.
Op 11 juni 2018 nam [verweerder] telefonisch contact op met het hoofd van zijn afdeling met het verzoek om diezelfde dag vrij te nemen. Aan [verweerder] is medegedeeld dat zijn verzoek niet ingewilligd kon worden. Na dit gesprek is [verweerder] niet op zijn werk verschenen.
2.4.
In de week van 11 juni 2018 verscheen in de krant een bericht over een persoon die met zijn echtgenote was aangehouden nadat er een vuurwapen in zijn auto was gevonden.
2.5.
Op 13 juni 2018 werd Damen via email benaderd door de advocaat van [verweerder] die vroeg om een werkgeversverklaring wegens ‘zijn huidige persoonlijke situatie’.
2.6.
Via deze advocaat werd vervolgens bevestigd dat [verweerder] in hechtenis was genomen.
2.7.
Nadat Damen navraag had gedaan bij de echtgenoot van [verweerder] werd aan Damen bevestigd dat er inderdaad een wapen in zijn auto was gevonden.
2.8.
Damen heeft [verweerder] per brief van 18 juni 2018 medegedeeld dat zijn salarisbetaling werd stopgezet. Tevens werd [verweerder] verzocht om contact op te nemen. [verweerder] heeft niet gereageerd op de brief.
2.9.
Op 29 augustus 2018 is Damen geïnformeerd door de advocaat van [verweerder] dat [verweerder] was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De advocaat wenste geen informatie te geven over de aard van het strafbare feit waarvoor [verweerder] werd veroordeeld.
2.10.
Damen heeft in de week van 17 september 2018 contact gezocht met de echtgenote van [verweerder] voor nadere informatie, waarna [verweerder] zelf heeft gebeld met [naam] (Damen). [verweerder] heeft toen onder meer verteld dat er een wapen lag in de auto toen hij die auto had gekocht, dat hij vast zat wegens een “technicality” en dat zijn advocaat iets zou regelen en dat hij daarna weer contact zou opnemen. Dat is toen niet meer gebeurd.
2.11.
Op het moment dat de zaak ter zitting werd behandeld – 9 oktober 2018 - was [verweerder] nog gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
Damen verzoekt dat het Gerecht, naast een kostenveroordeling, bij beschikking de arbeidsovereenkomst tussen Damen en [verweerder] op grond van gewichtige redenen met onmiddellijke ingang zal ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding.
3.2.
Damen heeft geen vertrouwen meer in [verweerder], nu hij lange tijd geen openheid van zaken heeft gegeven. Ook heeft [verweerder] de General Business Principles van Damen geschonden door het plegen van een strafbaar feit.
3.3. [
verweerder] heeft aangevoerd dat hij graag een tweede kans wil.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 7A:1615w lid 1 BW kan de arbeidsovereenkomst worden ontbonden wegens gewichtige redenen. In lid 2 is bepaald dat als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden, als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking deswege onverwijld beëindigd ware, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. In artikel 7A:1615o BW is bepaald (in de kern) dat een ontslag op staande voet kan worden gegeven in het geval van een dringende aan de wederpartij onverwijld meegedeelde reden. In artikel 1615p lid 2 BW is vervolgens bepaald wanneer dringende redenen aanwezig geacht kunnen worden.
4.2.
Damen heeft ontbinding verzocht primair op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 7A: 1615p lid 1 BW. In genoemd artikel staat onder 4 als dringende reden:
wanneer hij zich schuldig maakt aan (…) of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt.Aangenomen wordt dat Damen deze specifieke dringende reden als grondslag heeft aangevoerd.
4.3.
In het algemeen geldt dat niet iedere veroordeling tot een strafbaar feit aanleiding is tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden. Per geval zal aan de hand van alle omstandigheden moeten worden bekeken of, mede gelet op de aard van de werkzaamheden, het delict, de veroordeling en de opgelegde straf in alle redelijkheid van de werkgever kan worden verlangd het dienstverband met de werknemer voort te zetten of dat dit (op grond van een dringende reden) ontbonden dient te worden (vergelijk ECLI:NL:PHR:2010:BO1821). Damen heeft er niet voor gekozen [verweerder] te ontslaan toen zij kennis nam van het strafbare feit waarvan hij werd verdacht. Evenmin is zij hiertoe overgegaan toen duidelijk werd dat hij was veroordeeld voor een strafbaar feit. Deze omstandigheden afwegende maakt dat een dringende reden in de zin van artikel 7A: 1615p lid 1 sub 4 BW niet kan worden aangenomen.
4.4.
Subsidiair heeft Damen verandering in omstandigheden aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd. Op grond hiervan wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden.
4.5.
Van een medewerker als [verweerder] - werkend bij een internationaal bedrijf - die wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een wapendelict, kan worden verlangd dat hij er alles aan doet zijn werkgever volledige informatie te verstrekken over de gang van zaken in het strafproces (waaronder bijvoorbeeld de veroordeling en de opgelegde straf) zodat de werkgever een eigen, onafhankelijke en gefundeerde afweging kan maken of de werknemer gehandhaafd kan blijven in zijn functie.
4.6. [
verweerder] heeft dat niet in voldoende mate gedaan. [verweerder] heeft zelf geen contact opgenomen met Damen. Vanaf zijn aanhouding op 11 juni 2018 tot in ieder geval 29 augustus 2018 heeft hij zijn werkgever niet op de hoogte gesteld over wat er met hem aan de hand was. Dit terwijl zijn advocaat Damen wèl wist te bereiken voor een werkgeversverklaring, zodat het – anders dan [verweerder] ter zitting betoogde – ook mogelijk was geweest om Damen op de hoogte te (laten) stellen van wat er precies aan de hand was. Op 29 augustus 2018 wordt dan alleen de opgelegde straf meegedeeld en moet Damen nog steeds achter [verweerder] aanzitten voor nadere informatie. Medio september 2018 volgt dan mondjesmaat wat informatie van [verweerder], maar dit is verre van compleet en bovendien komt er geen follow-up ondanks de belofte van [verweerder]. Ook kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij de waarheid van die mededeling nu [verweerder] heeft gezegd dat hij vast zat vanwege een “technicality” en dat hij spoedig vrij zou komen, hetgeen vervolgens niet is gebeurd. Kortom, [verweerder] heeft geen openheid van zaken gegeven aan Damen.
4.7. [
verweerder] heeft door die handelswijze het vertrouwen van Damen in zodanige mate geschonden, dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen (1615w lid 2 BW). De arbeidsovereenkomst wordt daarom ontbonden.
4.8.
In de gewezen arbeidsrelatie ziet het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 23 oktober 2018;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter, en op 23 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
HH