ECLI:NL:OGEAC:2018:252

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
CUR201803113
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van hotelmedewerker na betreden van besloten terrein tijdens protestmanifestatie

In deze zaak heeft [werknemer], werkzaam als House Keeping Supervisor bij Hilton, op 17 augustus 2018 het terrein van Baoase Luxury Resort betreden tijdens een protestmanifestatie. Dit gebeurde in haar Hilton-uniform en via een geforceerde toegang. Op 21 augustus 2018 heeft Hilton haar op staande voet ontslagen. [werknemer] heeft het ontslag betwist en vorderde haar loon, vermeerderd met rente, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn beëindigd.

De procedure begon met een verzoekschrift van [werknemer] op 19 september 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 oktober 2018. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao moest beoordelen of het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De kernvraag was of er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, zoals bedoeld in artikel 7A:1615o BW.

Het Gerecht oordeelde dat [werknemer] door het betreden van het terrein van Baoase tijdens de manifestatie, de indruk heeft gewekt dat zij deelnam aan de actie, wat schadelijk kon zijn voor de reputatie van Hilton. Het Gerecht concludeerde dat [werknemer] zich had moeten realiseren dat haar gedrag onacceptabel was en dat Hilton een dringende reden had om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De vordering van [werknemer] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201803113
Vonnis in kort geding d.d. 11 oktober 2018
inzake
[WERKNEMER],
wonende te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.A. Martina,
tegen
de naamloze vennootschap
CCR HOTEL MANAGEMANET N.V H.O.D.N. HILTON HOTEL CURACAO,
wonende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
Partijen zullen hierna [werknemer] en Hilton worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
werknemer] heeft op 19 september 2018 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 4 oktober 2018 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
werknemer] werkt sinds 1 juni 2005 bij Hilton als House Keeping Supervisor.
2.2.
Op 17 augustus 2018 heeft een manifestatie plaats gevonden bij Baoase Luxury Resort (hierna: Baoase). In eerste instantie verliep de manifestatie ordelijk. Vervolgens is een hek aan de zijkant van het resort (aan de Drielstraat) vernield en zijn diverse mensen het resort opgegaan. De manifestanten hebben daarbij ook ruimte betreden waar gasten van Baoase verbleven.
2.3. [
werknemer] heeft gekleed in haar Hilton uniform via de geforceerde toegang het terrein van Baoase betreden.
2.4.
Op 21 augustus 2018 heeft Hilton [werknemer] op staande voet ontslagen. Op 23 augustus 2018 heeft [werknemer] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden om te werken.

3.Het geschil

3.1. [
werknemer] vordert Hilton bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan eiseres haar overeengekomen loon, vermeerderd met de wettelijke rente en de vertragingsrente (artikel 1614q BW) te betalen en te blijven uitbetalen, totdat der partijen overeenkomst op een rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd. En voorts gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Hilton voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
4.2.
De kern van het geschil wordt gevormd door de vraag of met voldoende mate van zekerheid de bodemrechter het door Hilton gegeven ontslag op staande voet in stand zal laten. Hiertoe is noodzakelijk dat naar voorlopig oordeel moet worden aangenomen dat sprake is van een dringende reden zoals bedoeld in art. 7A:1615o BW.
4.3.
Niet in geschil is dat [werknemer] op 17 augustus 2018 het terrein van Baoase heeft betreden via de gesloopte zij-ingang. Ook staat vast dat [werknemer] op dat moment haar Hilton uniform droeg.
4.4. [
werknemer] stelt dat de manifestatie al afgelopen was op het moment dat zij het terrein van Baoase betrad, dat zij niets met de manifestatie te maken had en daarvan ook niets heeft gemerkt. Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
4.5.
Op de ter zitting bekeken videobeelden is te zien dat [werknemer] en haar echtgenoot op het terrein van Baoase lopen en dat er op dat moment nog sprake is van commotie bij personeel en/of gasten van Baoase. Te zien is dat verschillende mensen druk heen en weer lopen met de telefoon aan hun oor. Op de opname is te horen dat het een aantal mensen opvalt dat [werknemer] een uniform van Hilton draagt. Op de achtergrond is te horen dat een menigte mensen aan het scanderen is. Het Gerecht volgt het standpunt van [werknemer] dat de manifestatie al geëindigd was dan ook niet. Gelet op het voorgaande acht het Gerecht verder hoogst onaannemelijk dat [werknemer] niets van de manifestatie heeft gemerkt. Het kan zijn dat zij niets met de manifestatie te maken had, maar door tijdens de manifestatie het terrein van Baoase te betreden via het gesloopte hek, heeft zij wel de indruk gewekt dat zij daaraan deelnam.
4.6.
Juist vanwege haar jarenlange ervaring in de hotelbranche, had [werknemer] zich moeten realiseren dat het via een niet reguliere toegang binnendringen van een grote groep mensen in een hotel of resort in potentie zeer schadelijk kan zijn voor de reputatie van de desbetreffende accommodatie en ook voor de toeristische sector van Curaçao in het algemeen. [werknemer] had zich daarom moeten weerhouden van het betreden van het resort op dat moment en via het gesloopte hek, ook al, zoals zij heeft verklaard, wilde zij slechts een kijkje nemen op het resort. Door in haar Hilton-uniform het terrein van Baoase te betreden, heeft zij de indruk doen ontstaan dat Hilton (ook) bij de actie betrokken was. Daardoor heeft [werknemer] het vertrouwen dat Hilton in haar mag hebben in ernstige mate geschaad.
4.7.
Van een werkgever behoeft niet te worden verwacht dat hij accepteert dat een [werknemer] zich op een dergelijke wijze gedraagt. Naar voorlopig oordeel is de misstap van [werknemer] dermate ernstig dat zij Hilton daarmee een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst met haar onverwijld op te zeggen. De lengte van het dienstverband van [werknemer] kan daaraan niet afdoen.
4.8.
Dit leidt ertoe dat de vordering zal worden afgewezen, met veroordeling van [werknemer] in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van Hilton tot op heden begroot op NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst af de vordering;
5.2.
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, aan de zijde van de Hilton tot op heden begroot op NAf 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door Th. Veling, rechter, en op 11 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
HH