ECLI:NL:OGEAC:2018:250
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst in een civiele procedure
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, staat de bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde] centraal. De eiseres, Caribbean Tulip Finance Inc. (CTF), heeft [gedaagde] aangeklaagd voor schadevergoeding, omdat hij een offshore-rekening in Italië heeft geopend en daarop een substantieel bedrag van CTF heeft gestort, zonder dat CTF zeggenschap had over deze rekening. In een eerder tussenvonnis is vastgesteld dat [gedaagde] aansprakelijk is, maar hij heeft betoogd dat er een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen die deze vordering zou uitsluiten. Het gerecht heeft dit verweer in het tussenvonnis verworpen, maar na verdere stukken en argumenten van beide partijen, heeft het gerecht besloten om deze eerdere beslissing te heroverwegen.
Het gerecht heeft geconcludeerd dat er inderdaad een vaststellingsovereenkomst is tot stand gekomen op 20 januari 2016, waarin partijen elkaar finale kwijting hebben verleend. Dit betekent dat de vordering van CTF op [gedaagde] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid niet toewijsbaar is, omdat de vaststellingsovereenkomst ook betrekking heeft op alle juridische acties, inclusief de onderhavige procedure. De vordering in reconventie van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 230.000 is ook afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn aanspraak op dit bedrag.
Uiteindelijk heeft het gerecht beide vorderingen afgewezen en CTF veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] in conventie, en [gedaagde] in de proceskosten van CTF in reconventie. Dit vonnis is uitgesproken op 15 oktober 2018 door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.