ECLI:NL:OGEAC:2018:25

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
AR 79858/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering inzage documenten aanbesteding door Antillean Rain Gutters N.V. tegen Curaçao Industrial and International Trade Development Company N.V.

In deze zaak vordert Antillean Rain Gutters N.V. (hierna: ARG) inzage in documenten met betrekking tot een aanbesteding door Curaçao Industrial and International Trade Development Company N.V. (hierna: Curinde). De vordering is gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij ARG stelt recht en belang te hebben bij inzage in de inschrijving van Dutch Caribbean Roofing (DCR) en de aanneemovereenkomst tussen Curinde en DCR. ARG betoogt dat het van belang is om te controleren of DCR aan de vereisten voor inschrijving heeft voldaan, vooral gezien de mogelijke ongeldigheid van de inschrijving van DCR.

Het procesverloop toont aan dat ARG na de aanbesteding heeft verzocht om inzage in de documenten, maar dat Curinde dit verzoek heeft afgewezen. Curinde stelt dat ARG geen recht heeft op inzage, omdat de verzochte documenten geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij ARG partij is. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.

Het Gerecht concludeert dat er geen belang is voor ARG om inzage te krijgen in de inschrijving van DCR, omdat de verklaringen van de Ontvanger en de Sociale Verzekeringsbank ontbraken bij de bijlagen. Hierdoor wordt de vordering van ARG afgewezen. Tevens wordt de proceskostencompensatie toegewezen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 5 februari 2018 door mr. M.W. Scholte, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Antillean Rain Gutters N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A.M. Burgers,
tegen
de naamloze vennootschap
Curaçao Industrial and International Trade Development Company (Curinde) N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. G.W. Wesselingh en B.J.F. Stuart.
Partijen zullen hierna ARG en Curinde genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties van 10 augustus 2016;
- de conclusie van antwoord van 5 december 2016;
- de pleitnota van ARG overgelegd ter zitting van 6 juni 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter zitting van 6 juni 2017.
1.2.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2.
In januari 2016 heeft Curinde in het kader van de onderhandse aanbesteding van het project “Renoveren van de dakbedekking van Loods D.I. te Economische Zone Hato” om offertes van aannemers verzocht.
2.3.
Curinde heeft het Ingenieursbureau Techcon N.V. (hierna: Techcon) in de arm genomen om de aanbesteding te begeleiden.
2.4.
Het Bestek voor het project bestond uit standaard algemene administratieve bepalingen (van september 1988) (hierna: SAAB), technische bepalingen en bijlagen.
2.5.
Op 4 april 2016 is een inlichtingenvergadering gehouden.
2.6.
De nota van inlichtingen 1 was vanaf 13 april 2016 beschikbaar. Bij de nota van inlichtingen 1 is in bijlage 1 een overzicht gevoegd van de in te dienen stukken van de inschrijving.
2.7.
In de nota van toelichtingen 1 is, onder meer, bepaald dat de inschrijver een verklaring van de Ontvanger en de Sociale Verzekeringsbank dient te overleggen.
2.8.
De aanbesteding heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016 ten kantore van Curinde. Drie aannemers hebben zich ingeschreven.
2.9.
ARG heeft na de aanbesteding verzocht om een proces-verbaal van aanbesteding om vastgesteld te krijgen in hoeverre door de afzonderlijke inschrijvers bij aanbesteding de bij nota van inlichtingen 1 voorgeschreven documenten zijn overgelegd. Techcon heeft dit verzoek afgewezen.
2.10.
Bij brief van 14 juni 2016 heeft Techcon ARG medegedeeld dat de keuze niet op haar was gevallen.
2.11.
Bij brief van 5 juli 2016 is Curinde door ARG gesommeerd om een proces-verbaal van de aanbesteding en om een verklaring omtrent de geldigheid van de inschrijving van Dutch Caribbean Roofing (hierna: DCR).
2.12.
Op 15 juli 2016 heeft Curinde daarop de bij Productie 9 overgelegde stukken toegestuurd vergezeld van een brief dat Curinde geen reden heeft om te twijfelen aan de geldigheid van de inschrijving van DCR.
2.13.
Artikel 103b sub 4 SAAB luidt: “onvolledige, onduidelijke of onjuiste invulling van inschrijvingsbiljetten en het ontbreken van de geëiste bijlagen maakt de inschrijving ongeldig, tenzij naar het oordeel van de aanbesteder het biljet incl. bijlagen voldoende zekerheid verschaft omtrent de persoon en de bedoelingen van de inschrijver(s)”.

3.Het geschil

3.1.
ARG vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Curinde tot:
A. primair afschrift van, subsidiair inzage in, de door DCR op de onderhavige aanbesteding gedane inschrijving, meer in het bijzonder het door DCR bij aanbesteding overlegde inschrijfbiljet met bijlagen;
B. primair afschrift van, subsidiair inzage in, de aanneemovereenkomst tussen Curinde en DCR dan wel de partij aan welke het werk is gegund;
C. alles binnen een werkdag na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 5.000,- per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling geheel of gedeeltelijk te voldoen;
D. gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder griffiegelden, oproepingskosten en gemachtigdensalaris.
3.2.
ARG doet een verzoek ex artikel 843a Rv en stelt, onder verwijzing naar het gelijkheids- en transparantiebeginsel, recht en belang te hebben op c.q. bij inzage of afschrift van de genoemde bescheiden nu ARG als inschrijver in een bijzondere rechtsbetrekking tot Curinde als aanbesteder staat.
3.3.
Curinde stelt, onder meer, dat ARG geen beroep op artikel 843a Rv toekomt, nu de verzochte bescheiden geen betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij ARG partij is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ARG vordert op grond van artikel 843a Rv afschrift of inzage van de inschrijving van DCR en de aanneemovereenkomst tussen Curinde en DCR.
4.2.
Ingevolge artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden of andere gegevensdragers aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden of andere gegevensdragers te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
4.3.
Door ARG is aangevoerd dat de directeur op 4 mei 2016 heeft geconstateerd dat door DCR ingeleverde envelop dun was in vergelijking tot de andere twee enveloppen. Toen Techcon door de papieren ging, was zichtbaar dat er geen papieren met stempels van de SVB en de Ontvanger bij waren. Omdat ARG die papieren wel had ingeleverd, wist ARG hoe de papieren en de stempels eruit zagen. Mogelijk ontbrak ook de planning. ARG wil duidelijkheid hebben of alle stukken zijn ingediend. Zonder de genoemde stukken kan niet worden vastgesteld of DCR wel hun afdrachten aan de SVB en de Ontvanger doen. Uit het oogpunt van eerlijke concurrentie is het van belang dat dit wel is gebeurd. Dit moet dan ook worden gecontroleerd bij de aanbesteding, aldus ARG. Als Curinde het werk heeft gegund aan een partij met een ongeldige inschrijving, is Curinde schadeplichtig. ARG vordert dan ook inzage om vast te kunnen stellen of aan de vereisten voor inschrijving is voldaan.
4.4.
Curinde stelt dat de enveloppen weliswaar zijn opengemaakt maar dat alleen het formulier met daarop de geboden prijs uit de envelop is gehaald en voorgedragen. De bijlagen zijn in de envelop gebleven en waren niet voor het aanwezige publiek in te zien. Meestal bevindt het formulier met de prijs zich bovenop maar soms moet gebladerd worden. Op de vraag van de rechter ter zitting of er nog stukken misten bij de inschrijving van DCR heeft Curinde op advies van de advocaat niet geantwoord met als reden dat zulks was om precedentwerking te voorkomen.
4.5.
Het Gerecht overweegt in dit kader als volgt. Door ARG is uitvoerig verklaard over de gang van zaken op 4 mei 2016. Door Curinde is weliswaar gesteld dat de bijlagen nooit uit de envelop worden gehaald maar anderzijds is ook verklaard dat het voorkomt dat er soms door de stukken moet worden gebladerd om het formulier met de prijs te vinden en dat het voorkomt dat naar missende stukken wordt gevraagd. Het Gerecht acht het dan ook aannemelijk dat op 4 mei 2016 de stukken uit de envelop zijn gehaald en zichtbaar zijn geweest voor ARG. Nu voorts niet is betwist dat de verklaringen van de Ontvanger en de SVB zijn voorzien van zichtbare stempels en, anders dan in deze - ondanks de gevreesde precedentwerking - voor de hand had gelegen, niet is verklaard dat de verklaringen zich wel bij de stukken bevonden, concludeert het Gerecht dat de verklaringen van de Ontvanger en de SVB ontbraken bij de bijlagen.
4.6.
Nu er vanuit kan worden gegaan dat de verklaringen van de SVB en de Ontvanger zich niet bij de stukken bevonden, bestaat er geen belang voor ARG om afschrift van c.q. inzage in de door DCR op de onderhavige aanbesteding gedane inschrijving. De vordering onder A. zal derhalve worden afgewezen.
4.7.
Nu ter zake van de vordering onder B. niet kan worden geoordeeld dat sprake is van bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waar ARG partij bij is, zal ook deze vordering van ARG worden afgewezen. Het hiervoor overwogene brengt tevens mee dat het onder C. gevorderde, niet kan worden toegewezen.
4.8.
Aan de overige stellingen van partijen wordt, gelet op het vorenstaande, niet toegekomen.
4.9.
Nu beide partijen op punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
wijst afde vorderingen;
-
compenseertde proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Scholte, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
HH