ECLI:NL:OGEAC:2018:248

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
CUR201802005 en CUR201802108
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van de rechtmatigheid daarvan in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, zijn er twee procedures aan de orde met betrekking tot de arbeidsovereenkomst tussen [werknemer] en CCR HOTEL MANAGEMENT N.V. (Hilton). De verzoekster, [werknemer], heeft op 27 december 2017 ontslag op staande voet gekregen van haar werkgever, Hilton, vanwege vermeende fouten in de uitvoering van haar werkzaamheden als reservations agent. Hilton heeft aangevoerd dat deze fouten hebben geleid tot financiële schade en reputatieschade voor het hotel. De verzoekster heeft het ontslag betwist en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag nietig is, evenals doorbetaling van haar salaris.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de redenen voor het ontslag en de persoonlijke omstandigheden van [werknemer]. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Hilton niet voldoende heeft aangetoond dat [werknemer] de gelegenheid heeft gekregen om haar functioneren te verbeteren. De enkele schriftelijke waarschuwing en een inhouding op haar salaris werden niet als voldoende beschouwd. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet nietig is, omdat niet is gebleken van een dringende reden voor ontslag. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en Hilton verplicht is om het salaris door te betalen.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat Hilton, gezien het gebrek aan vertrouwen in de samenwerking met [werknemer], een voorwaardelijk ontbindingsverzoek heeft ingediend. Het Gerecht heeft echter geconcludeerd dat de wijziging van omstandigheden die tot deze ontbinding aanleiding geeft, in overwegende mate in de risicosfeer van Hilton ligt. Daarom is een ontbindingsvergoeding van NAf 75.000 toegewezen. De rechter heeft de proceskosten aan Hilton opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak met nummer CUR201802005:
[werknemer],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
de naamloze vennootschap
CCR HOTEL MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
en in de zaak met nummer CUR201802108:
de naamloze vennootschap
CCR HOTEL MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
[werknemer],
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. E. Kleist.
Partijen zullen hierna Hilton en [werknemer] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • de verzoekschriften van 21 en 28 juni 2018, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 5 september 2018;
  • de door beide gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Hilton exploiteert het Hilton hotel te Curaçao.
2.2. [
werknemer] is op 1 april 2002 in dienst getreden bij Hilton in de functie van reservations agent. Haar loonstrook over november 2017 vermeldt een bruto maandsalaris van NAf 2.309,06.
2.3.
In haar functie is [werknemer] belast met het verwerken van reserveringsaanvragen en afzeggingen van reserveringen.
2.4.
Op 10 november 2017 heeft Hilton een schriftelijke waarschuwing aan [werknemer] gegeven. Het document luidt als volgt, weergegeven voor zover van belang:
On several occasions [werknemer] didn’t follow the procedures correctly as per the attached e-mails. [werknemer] didn’t cancel two reservations […] putting the Hilton Curaçao in the position of losing USD 1.826,20.
[…]
After this incident any other other issue regarding that will cause the Hilton Curaçao to lose cash or will bring the Hilton Curaçao in discredit with the guest, then this will be cause for immediate termination of employment.
2.5.
Op 6 december 2017 heeft [werknemer] een verklaring getekend, waarin zij Hilton toestemming geeft om een bedrag van NAf 196,03 in mindering te brengen op haar salaris. Blijkens de verklaring is dit bedrag gemoeid met “the Hotel Beds Cancellation fee” van 23 augustus 2017.
2.6.
Een mail van 21 december 2017 van een touroperator aan Hilton, in kopie gestuurd aan [werknemer], maakt melding van teleurgestelde cliënten die hadden betaald voor naast elkaar gelegen kamers op de hoogste verdieping van het hotel aan de zeezijde, maar die waren toegewezen aan uit elkaar gelegen kamers aan de landzijde van het hotel.
2.7.
Bij brief van 27 december 2017 heeft Hilton [werknemer] op staande voet ontslagen. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
The reason for your termination is Article 1615 p 7 of the Local Labor Laws. In which it is stated that despite of warning due to reckless behavior it cost [Hilton] to lose revenue.
On December 6th, 2017 we already issue an agreement for the payment of ANG 196,03 due to reckless behavior. Although on November 10th, 2017 you received a final last warning, the company wanted to give you another fair chance. However you didn’t comply again.
This is also in total violation of the employee team member rules and policies according your Team Member Handbook.
2.8.
Bij brief van 2 februari 2018 heeft [werknemer] de nietigheid van dit ontslag op staande voet ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van haar werkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
Hilton verzoekt primair een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd met ingang van 27 december 2017 en subsidiair de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk te ontbinden, met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.
3.2. [
werknemer] verzoekt, samengevat, een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is en veroordeling van Hilton tot doorbetaling van het loon vanaf de datum van het ontslag totdat de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze is geëindigd, met veroordeling van Hilton in de proceskosten.
3.3.
Beide partijen hebben over en weer verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd, in aanmerking nemen. Het gaat daarbij om de aard en ernst van de dringende reden die de [werknemer] aanleiding tot het ontslag gaf en om de persoonlijke omstandigheden van de [werknemer]. Stelplicht en bewijslast rusten bij de werkgever.
4.2.
Aan het ontslag op staande voet heeft Hilton ten grondslag gelegd dat [werknemer] keer op keer fouten maakt bij de uitoefening van haar werkzaamheden, als gevolg waarvan reserveringen en afzeggingen niet goed zijn verwerkt. Dit leidt tot aanzienlijke financiële schade bij Hilton. Ook de reputatie van Hilton wordt hierdoor beschadigd, omdat gasten ontevreden zijn en de mogelijkheid bestaat dat zij over Hilton negatieve reviews verspreiden via internet. [werknemer] is hiervoor eerder uitdrukkelijk gewaarschuwd, met de aankondiging dat zij op staande voet zou worden ontslagen als zij nog eens een dergelijke fout zou maken. In december 2017 is het toch weer fout gegaan. Zij heeft de specifieke wensen van klanten om op de hoogste etage van het hotel aan de zeezijde in naast elkaar gelegen kamers te kunnen verblijven niet goed verwerkt, waardoor die wensen niet konden worden ingewilligd.
4.3.
Het gerecht stelt voorop dat Hilton in redelijkheid groot belang kan hechten aan een goede uitvoering van de taken door haar medewerkers die belast zijn met het verwerken van reserveringen. Een bedrijf als Hilton is immers in hoge mate afhankelijk van de tevredenheid van haar gasten over een verblijf, en het niet goed verwerken van bijzondere wensen van gasten in het kader van de reservering kan aan die tevredenheid afbreuk doen. In zoverre heeft Hilton op goede grond gemeend dat zij geconstateerde fouten niet zonder meer kan laten passeren.
4.4.
Hier staat echter het volgende tegenover.
4.5. [
werknemer] is al 15 jaar bij Hilton in dienst. Niet gebleken is dat zij vóór de tweede helft van 2017 op haar functioneren is aangesproken. Dat, zoals Hilton ter zitting heeft betoogd, dit verband houdt met de wijze waarop de vorige directie leiding gaf, is een omstandigheid die voor haar risico komt. [werknemer] heeft klaarblijkelijk lange tijd haar werk kunnen doen zonder dat daarop wezenlijke kritiek werd geuit. Waar (volgens de werkgever) sprake is van disfunctioneren, ligt in de rede dat de werkgever de [werknemer] in de gelegenheid stelt om zijn functioneren te verbeteren. Blijft een dergelijk verbeteringstraject zonder resultaat, dan kan dat vanzelfsprekend gevolgen hebben voor het voortbestaan van het dienstverband, maar ook dan ligt een ontslag op staande voet niet zonder meer in de rede.
4.6.
In het onderhavige geval is niet voldoende concreet gebleken dat Hilton [werknemer] daadwerkelijk gelegenheid heeft gegeven om haar functioneren te verbeteren. Een enkele schriftelijke waarschuwing en een inhouding op haar salaris (waarvan nog de vraag is of dit de toets aan artikel 7A:1615da BW kan doorstaan), kunnen niet als zodanig gelden. Ter zitting heeft Hilton weliswaar gesteld dat zij [werknemer] opnieuw heeft gewezen op de geldende instructies en procedures, maar die stelling is niet concreet gemaakt en overigens ook niet onderbouwd. Juist omdat het functioneren van [werknemer] zo lang onbesproken is gebleven, had van Hilton meer geduld en betere begeleiding verwacht mogen worden. Hierbij komt de gevorderde leeftijd van [werknemer], die maakt dat het in de rede ligt dat zij niet gemakkelijk ander werk tegen vergelijkbaar salaris zal kunnen vinden.
4.7.
Al met al is naar het oordeel van het gerecht niet gebleken van een dringende reden voor ontslag op staande voet, ook niet als inderdaad sprake is geweest van fouten van [werknemer] (hetgeen zij betwist). Al helemaal is niet komen vast te staan dat [werknemer] opzettelijk of roekeloos eigendommen van Hilton heeft beschadigd, terwijl dit kennelijk de grond is voor het ontslag op staande voet (artikel 7A:1615p lid 1 sub 7 BW). Dat een medewerker voor de tweede keer een fout maakt, ook al is hij gewaarschuwd, betekent niet dat die medewerker roekeloos heeft gehandeld.
4.8.
Dit betekent dat het ontslag op staande voet van [werknemer] nietig is. De gevraagde daartoe strekkende verklaring voor recht zal worden gegeven. Niet toewijsbaar is de door Hilton gevraagde spiegelbeeldige verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
4.9.
De nietigheid van het ontslag op staande voet betekent dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt. Hilton is dus verplicht om het overeengekomen salaris door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze zal zijn geëindigd. Daartoe zal Hilton worden veroordeeld.
4.10. [
werknemer] vordert tevens veroordeling van Hilton tot betaling van het achterstallige salaris. [werknemer] gaat in dit verband uit van een maandsalaris van
NAf 3.328,97. In de door haar overgelegde salarisstrook over november 2017 wordt echter een salaris van NAf 2.309,06 genoemd. Voor zover [werknemer] in haar verzoekschrift ervan is uitgegaan dat ook de op de salarisstrook vermelde bedragen achter “pay out vacation”, “bonus” en “service charge” tot het salaris gerekend moeten worden, geldt dat zij dit standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Het gerecht zal dan ook uitgaan van het op de salarisstrook vermelde bedrag aan regulier salaris. Het op deze basis berekende bedrag aan achterstallig salaris is Hilton aan [werknemer] verschuldigd. Tevens is Hilton de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BW verschuldigd, die zal worden gematigd tot 10%.
4.11. [
werknemer] vordert tevens de wettelijke rente. Als ingangsdatum van die wettelijke rente noemt zij 27 juni 2018. Kennelijk is deze datum gerelateerd aan het moment van indiening van het verzoekschrift. De wettelijke rente zal aldus worden toegewezen dat deze verschuldigd is met ingang van 27 juni 2018 over de op dat moment verstreken salaristermijnen en dat de wettelijke rente voor de daarna verstreken betalingstermijnen verschuldigd is per het einde van de desbetreffende termijn.
4.12.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Hilton worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 1.000 aan salaris.
4.13.
De verzochte toestemming om kosteloos te procederen is voldoende onderbouwd en zal daarom worden verleend.
4.14.
Nu het ontslag op staande voet nietig wordt verklaard, heeft Hilton belang bij haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek.
4.15.
Uit de processtukken van Hilton en uit haar verklaringen ter zitting volgt dat zij geen vertrouwen meer heeft in voortzetting van de samenwerking met [werknemer]. Gelet op het belang dat Hilton mag hechten aan een soepel lopend reserveringsproces en op het vaststaande feit dat zich enkele incidenten hebben voorgedaan met betrekking tot de wijze waarop [werknemer] haar taak heeft uitgeoefend, ziet het gerecht in het ontbreken van enig vertrouwen aan de zijde van Hilton voldoende grond om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan.
4.16.
De wijziging van de omstandigheden die tot deze ontbinding aanleiding geeft ligt echter in overwegende mate in de risicosfeer van Hilton. Of het nu wel of niet [werknemer] is geweest die daadwerkelijk fouten heeft gemaakt, hoe dan ook is niet gebleken dat Hilton haar in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld om haar functioneren te verbeteren, hetgeen zeker gelet op de lengte van het dienstverband en op het tot voor kort ontbreken van kritiek wel van Hilton had mogen worden verwacht. In deze omstandigheden acht het gerecht een ontbindingsvergoeding van NAf 75.000 billijk.
4.17.
Nu een vergoeding wordt toegekend, zal Hilton gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken. Wordt het verzoek niet ingetrokken, dan zal de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk worden ontbonden per 1 oktober 2018.
4.18.
Wordt het verzoek ingetrokken, dan wordt Hilton veroordeeld in de proceskosten van [werknemer], begroot op NAf 1.000 aan salaris. Wordt het verzoek niet ingetrokken, dat ziet het gerecht in de aard van de zaak aanleiding de proceskosten in te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in de zaak CUR201802005
5.1.
verleent [werknemer] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
verklaart voor recht dat het aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet nietig is;
5.3.
veroordeelt Hilton tot betaling aan [werknemer] van het achterstallig salaris van NAf 2.309,06 per maand sinds 27 december 2017 tot heden, vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BW tot maximaal 10%, alsmede met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2018 over de tot dat moment verstreken salaristermijnen en vanaf de respectieve vervalterdata van de sindsdien verstreken salaristermijnen tot aan de dag van voldoening;
5.4.
veroordeelt Hilton tot betaling aan [werknemer] van het overeengekomen salaris van NAf 2.309,06 per maand vanaf heden totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
5.5.
veroordeelt Hilton in de proceskosten van [werknemer], begroot op NAf 1.000 aan salaris;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de zaak CUR201802108
5.8.
stelt Hilton in de gelegenheid het verzoek uiterlijk 25 september 2018 in te trekken;
en voor het geval het verzoek wordt ingetrokken:
5.9.
veroordeelt Hilton in de proceskosten van [werknemer], tot op heden begroot op NAf 1.000;
5.10.
wijst af het meer of anders verzochte;
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
5.11.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2018 voor zover deze niet eerder rechtsgeldig is geëindigd;
5.12.
veroordeelt Hilton tot betaling aan [werknemer] van een billijke vergoeding in de zin van artikel 7A:1615w BW van NAf 75.000;
5.13.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
5.14.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.