ECLI:NL:OGEAC:2018:247

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
CUR201802552
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een uitzendkracht tijdens ziekte en de rechtsgeldigheid van de opzegging

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van het ontslag van een uitzendkracht, [werknemer], door de besloten vennootschap UITZENDBURO IMPACTO B.V. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 30 oktober 2017 tot stand gekomen, waarbij [werknemer] als interieurverzorgster bij Papagayo Beach Hotel tewerkgesteld was. Op 3 december 2017 meldde [werknemer] zich ziek, maar op 14 februari 2018 werd haar meegedeeld dat haar dienstverband per 19 februari 2018 zou eindigen, omdat Papagayo de werkopdracht had beëindigd. [werknemer] stelde dat het ontslag nietig was, omdat dit in strijd zou zijn met het ontslagverbod tijdens ziekte. Het Gerecht oordeelde dat de opzegging niet in strijd was met het ontslagverbod, omdat [werknemer] op 14 februari 2018 arbeidsgeschikt was verklaard door de SVB. De primaire vordering van [werknemer] werd afgewezen.

Daarnaast voerde [werknemer] aan dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat Impacto een voorgewende reden voor het ontslag had gegeven. Het Gerecht oordeelde dat de clausule in de arbeidsovereenkomst, die stelde dat de dienstbetrekking eindigde zodra de opdrachtgever de werkopdracht beëindigde, correct was geïnterpreteerd. Papagayo had aan Impacto laten weten dat zij [werknemer] niet langer te werk wilde stellen, wat leidde tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht wees ook deze subsidiaire vordering af. Tot slot verleende het Gerecht [werknemer] toestemming om kosteloos te procederen en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[WERKNEMER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.S.F. Marshall,
tegen
de besloten vennootschap
UITZENDBURO IMPACTO B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
vertegenwoordigd door haar bestuurder.
Partijen zullen hierna [werknemer] en Impacto genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van 7 augustus 2018, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 11 september 2018;
  • de namens beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 30 oktober 2017 is tussen [werknemer] en Impacto een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [werknemer] in de functie van interieurverzorgster is tewerkgesteld bij Papagayo Beach Hotel (hierna: Papagayo).
2.2.
De overeenkomst bevat de volgende clausule:
Duur van de opdracht.
Zodra de opdrachtgever de werkopdracht aan [Impacto] beëindigd, komt hiermee ook direct aan de dienstbetrekking tussen u en [Impacto] een einde.
2.3.
Op 3 december 2018 heeft [werknemer] zich ziek gemeld.
2.4.
Op 14 februari 2018 heeft tussen Impacto en [werknemer] een gesprek plaatsgevonden, waarbij Impacto te kennen heeft gegeven dat het dienstverband met [werknemer] er 19 februari 2018 eindigt omdat Papagayo de tewerkstelling van [werknemer] in haar hotel per die datum heeft beëindigd.
2.5.
Een door de SVB getekende AO kaart vermeldt dat [werknemer] arbeidsgeschikt is per 13 februari 2018. Een daarna afgegeven AO kaart vermeldt dat [werknemer] arbeidsongeschikt is vanaf 15 februari 2018 “tot einde contract 19/2/18”.
2.6.
Op 23 februari 2018 heeft [werknemer] de eindafrekening van haar dienstverband ontvangen. Bij die gelegenheid heeft zij ook een brief van Impacto ontvangen, die, voor zover van belang, luidt als volgt:
Betreft:
beëindiging dienstverband, eindafrekening en finale kwijting
Geachte mevrouw [werknemer],
De werkzaamheden bij onze opdrachtgever Papagayo waar u als interieurverzorgster te werk bent gesteld door Impacto, zijn met ingang van 19 februari 2018 beëindigd door de opdrachtgever. Hierbij eindigt dan ook het uitzendtermijn. Uw laatste werkdag zal zijn 18 februari 2018.
Bijgaand treft u de eindafrekening met Impacto waarbij wij elkaar wederzijds finale kwijting verlenen: […]
De brief is door [werknemer] voor akkoord ondertekend.

3.Het geschil

3.1. [
werknemer] verzoekt het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
  • voor recht te verklaren dat het door Impacto gegeven ontslag nietig is en Impacto te veroordelen om met ingang van 19 februari 2018 het loon met emolumenten te betalen en te blijven betalen totdat het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, verhoogd met de vertragingsrente en de wettelijke rente;
  • Impacto te veroordelen om aan [werknemer] te betalen het haar toekomende loon en de wettelijke verhoging vanaf maart 2018;
  • [werknemer] verlof te verlenen om kosteloos te procederen;
Subsidiair:
  • voor recht te verklaren dat het door Impacto aan [werknemer] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
  • Impacto te veroordelen om aan eiseres een vergoeding te betalen overeenkomend met de geldige opzegtermijn verhoogd met de wettelijke rente;
  • met veroordeling van Impacto in de proceskosten.
3.2.
Impacto voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [werknemer].

4.De beoordeling

4.1.
De meest verstrekkende stelling van [werknemer] houdt in dat het haar gegeven ontslag nietig is, omdat deze opzegging heeft plaatsgevonden in strijd met het opzegverbod van artikel 7A:1615h lid 2 BW. [werknemer] stelt zich op het standpunt dat zij op 14 februari 2018 nog arbeidsongeschikt was. Impacto heeft dit standpunt weersproken.
4.2.
Het gerecht is van oordeel dat Impacto het gelijk aan haar zijde heeft. Impacto heeft gewezen op een door de SVB afgetekende AO kaart, waarop staat vermeld dat [werknemer] per 13 februari 2018 arbeidsgeschikt is verklaard. Ook heeft Impacto gewezen op een daaropvolgende AO-kaart van de SVB, waarop staat vermeld dat [werknemer] (opnieuw) arbeidsongeschikt is met ingang van 15 februari 2018 (en doorlopend tot het einde van het dienstverband per 19 februari 2018). Op basis van deze kaarten van de SVB moet dus in beginsel worden geconcludeerd dat [werknemer] op 14 februari 2018, de dag waarop haar arbeidsovereenkomst bij Impacto is opgezegd, arbeidsgeschikt was. [werknemer] heeft weliswaar gesteld dat zij ook op 14 februari 2018 nog arbeidsongeschikt was, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. Met name heeft zij geen AO kaarten van de SVB overgelegd, waaruit zulks blijkt. Het gerecht is daarom van oordeel dat niet is gebleken van arbeidongeschiktheid van [werknemer] op 14 februari 2018, zodat de opzegging van de arbeidsovereenkomst op die datum niet heeft plaatsgevonden in strijd met het opzegverbod in geval van ziekte.
4.3.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst is dus niet nietig vanwege handelen in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte. Hierop stuit de primaire vordering af.
4.4.
Subsidiair meent [werknemer] dat het ontslag kennelijk onredelijk is, omdat Impacto een voorgewende reden voor het ontslag heeft gegeven in de zin van artikel 7A:1615s lid 2 sub 1e BW. [werknemer] heeft erop gewezen dat haar arbeidsovereenkomst is geëindigd, omdat volgens Impacto de inlener (Papagayo) de werkopdracht heeft beëindigd. Volgens [werknemer] kan dit niet juist zijn, omdat Papagayo slechts met Impacto en niet met [werknemer] een rechtsverhouding heeft. Impacto heeft er echter op gewezen dat Papagayo wel degelijk heeft laten weten dat zij [werknemer] niet langer te werken wenst te stellen. Ter onderbouwing daarvan heeft Impacto een e-mail overgelegd, waarin Papagayo zulks bevestigt.
4.5.
Het gerecht verwerpt het betoog van [werknemer]. Kennelijk gaat zij er vanuit dat de in 2.2 weergegeven clausule uit haar arbeidsovereenkomst betrekking heeft op de contractuele relatie tussen Impacto als uitzendbureau en Papagayo als inlener. Als die contractuele relatie eindigt, eindigt ook automatisch de arbeidsovereenkomst met [werknemer], zo meent [werknemer] kennelijk. In de visie van Impacto moet deze clausule echter zo worden begrepen dat daarmee gedoeld is op de terbeschikkingstelling van [werknemer] aan Papagayo. Als Papagayo te kennen geeft niet langer prijs te stellen op de terbeschikkingstelling van [werknemer], heeft dat tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst tussen Impacto en [werknemer] eindigt, aldus de uitleg die Impacto aan de clausule geeft.
4.6. [
werknemer] heeft niet toegelicht om welke reden zij de clausule uitlegt zoals zij doet. Dat is van belang, allereerst omdat op haar de stelplicht rust met betrekking tot haar standpunt dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd met gebruikmaking van een voorgewende reden. In de tweede plaats is dit van belang, omdat de uitleg die [werknemer] aan de clausule geeft niet zonder meer voor de hand ligt. Het gaat hier om een bepaling met betrekking tot de duur van de arbeidsovereenkomst. Als [werknemer] met haar uitleg gelijk zou hebben, dan zou dat betekenen dat het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is van het bestaan van de contractuele relatie tussen Impacto en Papagayo. Dat is niet een voor de hand liggende consequentie. De uitleg die Impacto bepleit ligt daarentegen wel voor de hand. Het betreft hier immers een arbeidsovereenkomst met betrekking tot een uitzendkracht. Voor een zinnige invulling van die arbeidsverhouding is in beginsel nodig dat de uitzendkracht bij de inlener tewerk kan worden gesteld.
4.7.
Het gerecht legt de hier bedoelde clausule dan ook uit in de door Impacto bepleite zin. Nu niet ter discussie staat dat Papagayo aan Impacto heeft laten weten niet langer prijs te stellen op de terbeschikkingstelling van [werknemer], kan in zoverre niet worden gesproken van een voorgewende reden voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.8.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van andere omstandigheden die de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk maken. Ook de subsidiaire vordering is dus niet toewijsbaar.
4.9.
In de aard van de rechtsverhouding ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.
4.10.
Het verzoek om verlof tot kosteloos procederen is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
verleent [werknemer] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de verzoeken voor het overige af;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 september 2018.