Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V., gevestigd te Curaçao, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had te laat bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2011, die op 25 juni 2013 was opgelegd. De belanghebbende ontving het aanslagbiljet op het bedrijfsadres, maar dit was niet doorgestuurd naar de tijdelijk in Nederland verblijvende directeur-grootaandeelhouder (dga). De belanghebbende stelde dat het niet doorsturen van het aanslagbiljet niet aan haar te wijten was, maar het Gerecht oordeelde dat dit voor rekening van de belanghebbende kwam. Hierdoor was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding en werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De belanghebbende had op 11 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete, maar de Inspecteur verklaarde het bezwaar op 21 april 2017 niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak, maar het Gerecht oordeelde dat het bezwaar buiten de wettelijk gestelde termijn was ingediend. De verklaring van de dga dat hij het aanslagbiljet niet had ontvangen, werd niet als voldoende reden gezien om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding of griffierecht toegewezen.