Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep van N.V., een belanghebbende die charter zeilschip vaartochten voor toeristen organiseert. De Gouverneur van Curaçao had het verzoek van de belanghebbende om een belastingvrijstelling op basis van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (LBBH) afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de overweging dat de belanghebbende niet bijdraagt aan de verbreding van de economische basis van Curaçao. De belanghebbende heeft in beroep gesteld dat haar activiteiten wel degelijk een substantiële bijdrage aan de economie van Curaçao leveren, maar het Gerecht heeft deze stelling verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoet aan de vereisten van de LBBH, met name dat de onderneming niet als nieuw en innovatief kan worden beschouwd en dat er geen garantie is voor een substantiële bijdrage aan de deviezenstroom van Curaçao. De conclusie van de macro-economische impactanalyse van het Ministerie van Economische Ontwikkeling bevestigde deze bevindingen. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.