ECLI:NL:OGEAC:2018:214

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
CUR201701303
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een verzekeringsovereenkomst inzake brandverzekering tussen een kledingbedrijf en een buitenlandse verzekeringsmaatschappij

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap J.S. INTERNACIONAL N.V. (hierna: JS), een kledingbedrijf, en THE NEW INDIA ASSURANCE COMPANY LTD. (hierna: New India), een buitenlandse verzekeringsmaatschappij. De kern van het geschil betreft de uitleg van een verzekeringsovereenkomst die op 17 oktober 2008 tot stand is gekomen, waarbij JS dekking heeft verkregen tegen brand en overstroming. De verzekeringsovereenkomst vermeldt een totale verzekerde som van NAf 450.000, maar New India betwist dat deze som zonder splitsing per opslagunit geldt. JS heeft haar handelsvoorraad in twee opslagruimtes, maar na een verhuizing naar één unit is er schade ontstaan door brand. New India heeft slechts een deel van de schade uitgekeerd, wat JS betwist. De zaak is behandeld op 15 juni 2018, waarna het vonnis op 9 juli 2018 is uitgesproken.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de polis geen uitsplitsing van de verzekerde som per unit vermeldt, en dat de totale verzekerde som van NAf 450.000 moet worden beschouwd als één ongesplitste verzekering. New India heeft aangevoerd dat JS haar mededelingsplicht heeft geschonden door niet te melden dat alle handelsvoorraad naar één unit was verplaatst, wat volgens hen een risicoverzwaring met zich meebracht. Het Gerecht heeft dit verweer verworpen, omdat de bepalingen in de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de concentratie van de handelsvoorraad in één van de op de polis vermelde gebouwen. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat New India niet voldeed aan haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door slechts een deel van de schade uit te keren, en dat JS recht heeft op het verschil tussen de verzekerde som en het reeds uitgekeerde bedrag.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
J.S. INTERNACIONAL N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
THE NEW INDIA ASSURANCE COMPANY LTD.,
gevestigd in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof.
Partijen zullen JS en New India genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 mei 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de aanvullende producties van JS;
- de aanvullende producties van New India;
- de behandeling ter comparitie van 15 juni 2018;
- de ter zitting door JS overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
JS exploiteert een kledingbedrijf.
2.2.
Op 17 oktober 2008 is tussen partijen een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. De verzekering biedt dekking tegen brand en overstroming. Het polisblad luidt verder als volgt:
Sum Insured Description of Risk Situation
360.000 On goods concerning of garments, Freezone E-I-03 & P-II-02 Curacao
accessoires, shoes in building
constructed of concrete walls,
eternite roof & tile floor occupied
as warehouse.
90.000 […] On furniture, fixtures [etc.]
450.000 Total Sum Insured
2.3.
De toepasselijke algemene voorwaarden bepalen in artikel 8 het volgende, weergegeven voor zover van belang:
Under any of this following circumstances the insurance ceases to attach as regards the property affected unless the insured, before the occurrence of any loss or damage, obtains the sanction of the Company […]
  • a) if the trade or manufacture carried on be altered or if the nature of the occupation of or other circumstances affecting the building insured or containing the insured property be changed in such a way as to increase the risk of loss or damage by fire.
  • b) […]
  • c) if property insured be removed to any building of place other than that in which it is herein stated to be insured.
2.4.
De verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen op basis van een door JS ingevuld aanvraagformulier.
2.5.
De vermelding op de polis “Freezone E-I-03 & P-II-02” verwijst naar de twee opslagruimtes die JS ten tijde van het aangaan van de overeenkomst in gebruik had om haar handelswaar op te slaan.
2.6.
Als gevolg van de orkaan
Thomasis in een van de twee opslagruimtes schade ontstaan. Deze schade en de vergoeding daarvoor van New India is door partijen afgewikkeld.
2.7.
Omstreeks 1 augustus 2015 heeft JS de huur van een van haar units beëindigd en heeft zij haar gehele handelswaar opgeslagen in de andere unit.
2.8.
Op 1 september 2015 is de nog door JS gebruikte unit door brand verwoest. Een door New India ingeschakelde schade-expert heeft de totale schade aan de handelsvoorraad van JS bepaald op NAf 407.104,60.
2.9.
New India heeft een bedrag van NAf 224.000 aan JS uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
JS vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van New India tot betaling van NAf 226.000, vermeerderd met incassokosten van NAf 10.000 en met de wettelijke rente en met veroordeling in de proceskosten.
3.2.
New India voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van JS in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering strekt tot nakoming door New India van haar (gestelde) verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst. Volgens JS is een verzekerde som van NAf 450.000 overeengekomen. De schade als gevolg van de brand bedraagt ruim NAf 407.000 en New India heeft aldus ten onrechte slechts een bedrag van NAf 225.000 uitgekeerd. Dat ten tijde van de brand alle handelsvoorraad was opgeslagen in die desbetreffende unit doet daar niet aan af, nu een totaalbedrag aan verzekerde som is afgesproken zonder hierbij onderscheid te maken tussen de twee units die JS oorspronkelijk in gebruik had.
4.2.
New India stelt zich op het standpunt dat wel degelijk van een gesplitste polis sprake is. Zij betoogt dat uit het door JS ingevulde aanvraagformulier volgt dat de verzekerde som USD 180.000 per unit moest zijn. Om die reden is bij de vaststelling van de uitkering naar aanleiding van de brandschade uitgegaan van die verzekerde som per unit. Bovendien geldt volgens New India dat JS haar mededelingsplicht heeft geschonden, door aan New India geen mededeling te doen van de verhuizing van alle handelswaar naar de ene resterende unit. Dit heeft een verhoging van het risico van New India tot gevolg gehad, en daarover had JS New India moeten informeren.
4.3.
Partijen verschillen dus van mening over de uitleg van de verzekeringsovereenkomst. Deze uitleg moet plaatsvinden aan de hand van het geen partijen over en weer hebben verklaard en de betekenis die zij aan die verklaringen redelijkerwijs hebben kunnen geven. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, die steeds moeten worden gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.4.
Het gerecht stelt voorop dat de polis zelf de uitleg van JS ondersteunt. Op de polis wordt immers slechts een totale verzekerde som vermeld, dus zonder uitsplitsing van de verzekerde som per unit. De twee units worden op de polis wel vermeld, maar aan die vermelding wordt geen onderverdeling van de verzekerde som gekoppeld.
4.5.
New India heeft dit onderkend, maar gewezen op het aanvraagformulier. Op het door haar overgelegde aanvraagformulier staat onder “Amounts of Insurance Required” de categorie “On Proposer’s own goods and merchandise” waarbij handmatig is ingevuld: “Nfls. 180,000 + 180,000 (360,000)”. Hetzelfde geldt voor de categorie “On Furniture, fixture and fittings”, waarachter is ingevuld: “Nfls. 45,000 + 45,000 (90,000)”. Onder de streep staat dan achter “Total insurance required” het bedrag van NAf 450.000 genoemd. New India leidt hieruit dat het aldus wel degelijk de bedoeling was, ook van JS, om de polis te ‘splitsen’, waarmee New India klaarblijkelijk bedoelt dat – hoewel één polisblad is uitgegeven – in wezen sprake was van twee verzekeringen, één voor unit E-I-03 en één voor unit P-II-02.
4.6.
Het gerecht volgt New India niet in dit betoog. Als al aangenomen moet worden dat het JS is geweest die de onderverdeling op het aanvraagformulier heeft vermeld (JS heeft dat betwist), dan behoeft dat niet noodzakelijkerwijs te wijzen op haar bedoeling dat per unit een verzekering wordt afgesloten. Zij kan in dat geval ook heel goed de bedoeling hebben gehad om de verzekeraar zo volledig mogelijk voor te lichten met het oog op het doen van een aanbod voor een verzekeringsovereenkomst. Het vermelden van één totale benodigde verzekerde som van NAf 450.000, waarbij dus
nietde uitsplitsing naar de afzonderlijke units is gemaakt, wijst eerder op die bedoeling dan op de door New India gestelde bedoeling. Zou New India hebben getwijfeld over wat precies de bedoeling van JS was, dan had het in de rede gelegen om haar daarnaar te vragen. Gesteld noch gebleken is dat zij dat heeft gedaan. Bij die stand van zaken had New India er niet zonder meer van uit mogen gaan dat JS een gesplitste polis beoogde. Nu New India vervolgens een polis heeft opgesteld waarop van splitsing geen sprake is, mocht JS op haar beurt uit deze verklaring afleiden dat ook New India de bedoeling had om één totale – ongesplitste – verzekering af te sluiten.
4.7.
De volgende omstandigheden bieden nog steun voor deze uitleg.
4.8.
In de eerste plaats heeft JS er onbetwist op gewezen dat het in haar branche vrijwel ondoenlijk is om het zo te organiseren dat steeds voor maximaal NAf 180.000 aan handelsvoorraad in één specifieke unit is opgeslagen. Voorraad wordt van de ene naar de andere unit overgebracht, al naar gelang de handel vereist, aldus JS. Mede gelet op het feit dat New India bekend was met de aard van de onderneming van JS, die immers blijkt uit het aanvraagformulier, maakt dit dat New India er niet op had mogen vertrouwen dat JS een gesplitste verzekering wilde afsluiten.
4.9.
In de tweede plaats heeft JS gewezen op de afhandeling van de claim na de orkaan
Thomas. Bij die gelegenheid is ook uitgegaan van één totale verzekerde som van NAf 360.000 (voor de handelsvoorraad). Zij heeft gewezen op de brief van New India van 25 mei 2011 (productie 7). New India heeft aangevoerd dat de in die brief opgenomen berekening slechts is bedoeld met het oog op de vaststelling van eventuele onderverzekering. Dat mag zo zijn, maar dat maakt het, de uitleg van New India volgend, nog niet logisch dat de totale verzekerde som als uitgangspunt voor die berekening wordt genomen, zeker niet omdat bij die gelegenheid slechts in één van de twee units schade was opgetreden. New India heeft nog gesuggereerd dat het niet aangaat dat zij thans wordt geconfronteerd met een welwillende afhandeling van een eerdere claim. Daar gaat het echter niet om. Het gaat erom dat de wijze waarop New India bij een eerdere gelegenheid met de polis is omgegaan steun biedt aan de uitleg van de overeenkomst die door JS wordt bepleit.
4.10.
New India heeft nog gewezen op het rapport van de schade-expert, die daarin uitgaat van de door New India bepleite uitleg van de overeenkomst. Dit werpt naar het oordeel van het gerecht geen ander licht op de zaak. De schade-expert bevindt zich immers niet in de positie dat hij de partijbedoeling bij het tot stand komen van de overeenkomst kan vaststellen.
4.11.
Al met al is het gerecht van oordeel dat de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat sprake is van één verzekerde som van NAf 450.000 en dat in zoverre geen rekening behoeft te worden gehouden met de afzonderlijke units.
4.12.
New India heeft zich op het standpunt gesteld dat JS had moeten melden dat zij haar volledige handelswaar vanaf medio 2015 had verplaatst naar één unit. Die verplaatsing leidde immers tot een risicoverzwaring. Ter comparitie heeft New India gewezen op het bepaalde in artikel 8 van de algemene voorwaarden zoals onder de feiten geciteerd. Het gerecht verwerpt dit standpunt. De desbetreffende bepalingen hebben betrekking op een meldingsplicht in geval van, kort gezegd, wijziging van de aard van de onderneming van JS als verzekerde of van het gebouw waarin verzekerde goederen worden gehouden (onder a) dan wel wanneer verzekerde goederen worden verplaatst naar een ander gebouw dan vermeld op de polis (onder c). Zonder nadere onderbouwing, die New India niet heeft gegeven, kan uit deze bepalingen niet worden afgeleid dat ook een meldingsplicht bestaat indien de handelsvoorraad wordt geconcentreerd in een van de op de polis vermelde gebouwen.
4.13.
Voor zover New India met het beroep op een meldingsplicht heeft bedoeld te betogen dat, ook los van enige bepaling in de overeenkomst, een dergelijke plicht op de verzekerde rust, op straffe van verval van dekking, dan geldt dat dit standpunt onjuist is. Een dergelijke regel geldt niet in het algemeen en New India heeft geen feiten gesteld die tot de conclusie moeten leiden dat dit in dit specifieke geval anders is.
4.14.
De conclusie moet zijn dat de verweren van New India niet slagen. New India had dus niet kunnen volstaan met een uitkering op basis van een verzekerde som van NAf 225.000.
4.15.
De hoogte van de vordering heeft in het partijdebat geen rol gespeeld en is ter comparitie niet aan de orde gekomen. JS vordert een bedrag van NAf 226.000, kennelijk het verschil tussen de uitkering (NAf 224.000) en de verzekerde som (NAf 450.000). Anderzijds heeft New India een schaderapport overgelegd, waarin wordt vermeld dat de totale schade NAf 407.104,60. Op grond hiervan lijkt een veroordeling van New India tot betaling van het verschil tussen de verzekerde som en het bedrag dat al is uitgekeerd niet juist. Het gerecht zal JS gelegenheid geven zich bij akte hierover uit te laten, waarna New India bij antwoordakte kan reageren. De rolverwijzing zal direct peremptoir zijn.
4.16.
In afwachting van deze aktewisseling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:

5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
20 augustus 2018voor akte als bedoeld in 4.15 (
P1) door JS, waarna New India een antwoordakte kan nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2018.