ECLI:NL:OGEAC:2018:212

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
CUR201801676
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over grensoverschrijdende bouw en belangenafweging in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, betreft het een burengeschil tussen twee erfpachters in de wijk Koraal Specht. Eiseres heeft in kort geding gevorderd dat gedaagde een muur verwijdert die deels op haar perceel is gebouwd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 mei 2018 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 juni 2018. Eiseres stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat zij haar woning wil verbouwen, maar het gerecht oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat zij concrete plannen heeft voor deze verbouwing op korte termijn. Het gerecht wijst erop dat de bouwtekeningen van eiseres dateren uit 2015 en dat er geen bewijs is dat zij al voorbereidingen heeft getroffen voor de verbouwing.

Daarnaast weegt het gerecht de belangen van beide partijen tegen elkaar af. Eiseres heeft betoogd dat de muur de uitbreiding van haar woning belemmert, maar het gerecht merkt op dat er alternatieve oplossingen zijn, zoals het aanvragen van een vergunning voor kortere rooilijnen. Bovendien heeft gedaagde de muur gebouwd uit veiligheidsredenen, wat ook een rol speelt in de belangenafweging. Het gerecht concludeert dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar is, omdat de gevolgen van toewijzing verstrekkend zouden zijn en er geen spoedeisend belang is aangetoond. De vordering wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.A. Martina,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Curaçao,
gedaagde,
in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, binnengekomen op 30 mei 2018;
- de aanvullende productie van [eiseres];
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2018;
-de door beide partijen overgelegde pleitnotities;
- de ter zitting door [gedaagde] overgelegde producties.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn elkaars buren. Zij zijn ieder erfpachter van een perceel grond in de wijk Koraal Specht.
2.2.
In de eerste helft van 2017 heeft [gedaagde] een muur laten bouwen rondom zijn perceel. Aan de zijde waar zijn perceel grenst aan het perceel van [eiseres] is de muur gedeeltelijk op het perceel van [eiseres] gebouwd.
2.3.
Op verzoek van [eiseres] heeft het kadaster de grenslijn tussen de twee percelen bepaald en op de tekening tevens de locatie van de door [gedaagde] gebouwde muur zichtbaar gemaakt. Het kadaster heeft de volgende tekening gemaakt:

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert dat het gerecht, in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, [gedaagde] gebiedt om de muur te verwijderen en te verplaatsen naar de erfgrens, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [
gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen en met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1. [
eiseres] heeft gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij een voorziening in kort geding, omdat zij haar woning wil verbouwen, waarbij zij hinder heeft van de deels op haar perceel gebouwde muur. Gelet op deze toelichting heeft [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij haar vordering.
4.2.
Vaststaat dat de muur deels op het perceel van [eiseres] is gebouwd. [gedaagde] maakt daarmee inbreuk op het recht van erfpacht van [eiseres]. In beginsel is hij gehouden om die onrechtmatige toestand op te heffen. In zoverre is aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat eiser de muur, voor zover gebouwd op het perceel van [eiseres] zal moeten verwijderen.
4.3.
Hiermee is niet gezegd dat de onderhavige vordering toewijsbaar is. De wederzijdse belangen van partijen moeten daartoe worden afgewogen. Die belangenafweging brengt het gerecht tot het oordeel dat de vordering niet toewijsbaar is. Daartoe overweegt het gerecht het volgende.
4.4.
In de eerste plaats is van belang dat [eiseres] weliswaar heeft gesteld dat zij haar huis wil verbouwen maar dat daaruit nog niet volgt dat zij concrete plannen heeft om die verbouwing op korte termijn te beginnen. Dat is van belang voor het antwoord op de vraag of van [eiseres] gevergd kan worden een bodemprocedure af te wachten. Het gerecht wijst erop dat de ter zitting namens [eiseres] getoonde bouwtekeningen dateren uit 2015. Uit niets blijkt dat [eiseres] concrete voorbereidingen heeft getroffen om met de bouw te gaan beginnen. Zo is gesteld noch gebleken dat [eiseres] al afspraken heeft gemaakt met een aannemer en/of dat zij al bouwvergunningen heeft aangevraagd. In het kader van dit kort geding kan dus niet worden aangenomen dat [eiseres] daadwerkelijk op korte termijn zal willen beginnen met de start van de verbouwing.
4.5.
In de tweede plaats is van belang dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de beoogde verbouwing van de woning van [eiseres] als gevolg van de grensoverschrijdende muur daadwerkelijk wordt verhinderd. [eiseres] heeft betoogd dat die verhindering met name schuilt in het vereiste dat bij uitbreiding van haar woning zekere rooilijnen in acht moeten worden genomen en dat daarvoor als gevolg van de grensoverschrijdende bouw te weinig ruimte resteert. Ter zitting is echter aan de orde gekomen dat een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat aan het desbetreffende bestuursorgaan vergunning wordt gevraagd om kortere rooilijnen in acht te nemen, waarna de grond die [gedaagde] ten onrechte bij zijn perceel heeft getrokken tegen betaling aan [gedaagde] wordt overgedragen. Hiermee is niet gezegd dat [eiseres] verplicht zou zijn aan deze alternatieve oplossing mee te werken, maar het bestaan van dit alternatief speelt wel een rol bij de belangenafweging.
4.6.
In dit verband is – in de derde plaats – ook van belang dat de gevolgen van toewijzing van de vordering verstrekkend zijn, in die zin dat dit zal betekenen dat de thans aanwezige muur door [gedaagde] zal moeten worden verwijderd.
4.7.
In dat verband speelt ten vijfde een rol dat, zoals uit het betoog van [gedaagde] moet worden afgeleid, hij de muur rondom zijn huis mede heeft opgetrokken uit een oogpunt van veiligheid. Hij heeft dit geconcretiseerd aan de hand van een voorval waarbij gedetineerden uit de nabijgelegen gevangenis betrokken waren. Verwijdering van de muur heeft tot gevolg dat het perceel van [gedaagde] niet deugdelijk zal zijn afgeschermd zolang er geen nieuwe muur is geplaatst.
4.8.
In de zesde plaats is van belang dat [eiseres] blijkens haar vordering er kennelijk vanuit gaat dat [gedaagde] verplicht kan worden om een muur op te richten op de door het kadaster aangegeven erfgrens. Daarbij ziet [eiseres] klaarblijkelijk over het hoofd dat de eigenaars (of erfpachters) van naburige erven beiden verplicht zijn om desgewenst mee te werken en mee te betalen aan de oprichting van een scheidsmuur (zie artikel 5:49 BW).
4.9.
In het licht van al deze omstandigheden kan naar het oordeel van het gerecht niet worden gezegd dat een spoedvoorziening zoals door [eiseres] gevorderd moet worden getroffen.
4.10. [
eiseres] heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] is voortgegaan met de bouw van de muur terwijl [eiseres] hem in een vroeg stadium heeft gesommeerd om daarmee te stoppen. [gedaagde] heeft deze feiten echter betwist. Volgens hem was [eiseres] vanaf het begin van de werkzaamheden op de hoogte daarvan, maar is zij pas gaan protesteren nadat de volledige fundering al was gelegd. Partijen zijn het op dit punt dus niet eens over de feiten. Voor bewijslevering is in dit kort geding echter geen sprake, zodat dit betoog verder geen rol kan spelen bij de belangenafweging.
4.11.
De vordering zal dus worden afgewezen.
4.12.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd. Daartoe is redengevend enerzijds het gegeven dat partijen elkaars buren zijn en dus met elkaar verder moeten en anderzijds het vaststaande feit dat [gedaagde] grensoverschrijdend heeft gebouwd en de reden voor de afwijzing van de vordering is gelegen in een belangenafweging.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op 3 juli 2018.