In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over een geschil tussen N.V. Medical Laboratory Services (MLS) en een arts microbioloog, aangeduid als [verweerder in conventie]. De zaak betreft de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en een loonvordering. De arts was sinds 1 april 2015 in dienst bij MLS, maar de arbeidsovereenkomst eindigde op 1 april 2018. Na het einde van de arbeidsovereenkomst ontstond er onduidelijkheid over de voortzetting van de samenwerking, waarbij de arts een nieuwe overeenkomst van dienstverlening wenste aan te gaan. MLS beëindigde echter de overeenkomst per 1 mei 2018, wat leidde tot een geschil over de rechtsgeldigheid van deze beëindiging.
Het Gerecht oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen als een arbeidsovereenkomst moet worden gekwalificeerd, ondanks de discussie hierover. Het Gerecht concludeerde dat MLS niet gerechtigd was om de arbeidsovereenkomst op staande voet te beëindigen, omdat er geen dringende reden was voor ontslag. De arts had zich beschikbaar gehouden voor werkzaamheden, en MLS had niet voldoende onderbouwd dat de arts niet beschikbaar was voor een bespreking. Het Gerecht oordeelde dat de beëindiging van de overeenkomst door MLS niet rechtsgeldig was en dat er aanleiding was om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden.
Daarnaast werd er een billijke vergoeding van NAf 80.000 toegekend aan de arts, omdat de reden voor de ontbinding in overwegende mate in de risicosfeer van MLS lag. Het Gerecht stelde MLS in de gelegenheid om het ontbindingsverzoek in te trekken, en als dit niet gebeurde, zou de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2018 worden ontbonden. In reconventie werd MLS veroordeeld tot betaling van het pro rata salaris van de arts over de periode van 20 april 2018 tot 1 mei 2018, omdat de arts zich in die periode beschikbaar had gehouden voor werkzaamheden.