Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Bewijsbeslissingen
5.Vordering benadeelde partij
6.Beslissing
4Aomschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 februari 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing, gepleegd op twee verschillende data in 2016 en 2017. Tijdens de openbare terechtzittingen op 25 augustus 2017, 18 oktober 2017 en 31 januari 2018, was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Peelen. De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, eiste een gevangenisstraf van vier jaar voor de verdachte, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging omvatte onder andere het geweld tegen twee slachtoffers, waarbij de verdachte en mogelijk mededaders met een gemaskerd gezicht de woningen binnendrongen en geweld gebruikten om goederen te stelen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd. De verdachte had aanvankelijk een bekennende verklaring afgelegd, maar trok deze later in, onder verwijzing naar een bedreiging.
Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de overval, aangezien de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was. De verdachte werd vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door rechter mr. G. Edelenbos en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2018.