ECLI:NL:OGEAC:2018:17

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
CUR201703409
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor kosteloos procederen en ontbinding arbeidsovereenkomst in geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak verzoekt de verzoekster, een voormalige werknemer van Master Media Management B.V., om toestemming om kosteloos te procederen, nietigverklaring van haar ontslag, doorbetaling van haar loon, betaling van cessantia en een schadevergoeding. De verzoekster was sinds 1 mei 2011 in dienst bij Master Media en ontving een salaris van NAf 2.000 bruto per maand. Na zwangerschaps- en bevallingsverlof was zij vanaf april 2017 niet meer aan het werk. Op 17 april 2017 heeft Master Media een beëindigingsvoorstel gedaan, maar de verzoekster heeft haar werkzaamheden niet hervat en heeft geen duidelijkheid gegeven over haar beschikbaarheid. Master Media heeft op 21 augustus 2017 een ontslagvergunning aangevraagd, die op 19 oktober 2017 werd geweigerd.

Het gerecht oordeelt dat de verzoekster geen recht heeft op doorbetaling van haar salaris, omdat zij na haar verlof niet beschikbaar was voor werk. De vordering tot nietigverklaring van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, omdat er geen sprake was van een dergelijk ontslag. De verzoekster heeft ook geen recht op cessantia, omdat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt en zij zelf heeft gekozen om niet beschikbaar te zijn voor werk. De vordering tot schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, omdat het inkomensverlies het gevolg is van haar eigen handelen.

Het verzoek om kosteloos procederen wordt toegewezen. Het gerecht ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van de uitspraak, indien deze nog niet eerder is geëindigd, en compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D. Engels,
tegen
de besloten vennootschap
MASTER MEDIA MANAGEMENT B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.S. Davelaar.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Master Media genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van 16 november 2017, met producties;
  • de producties van de zijde van Master Media;
  • het verweerschrift tevens houdende verzoek tot voorwaardelijk ontbinding;
  • de behandeling ter zitting van 9 februari 2018.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Verzoekster] is op 1 mei 2011 in dienst getreden van Master Media in de functie van editor. Laatstelijk verdiende zij een salaris van NAf 2.000 bruto per maand.
2.2.
Van eind 2016 tot halverwege april 2017 was [verzoekster] afwezig wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof.
2.3.
Op 17 april 2017 hebben Master Media en [verzoekster] met elkaar gesproken over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Master Media heeft in dat verband een beëindigingsvoorstel aan [verzoekster] gedaan.
2.4.
Na 17 april 2017 heeft [verzoekster] haar werkzaamheden niet meer verricht. Tot en met mei 2017 heeft Master Media het salaris van [verzoekster] nog uitbetaald. Daarna is de salarisbetaling gestopt.
2.5.
Op 21 augustus 2017 heeft Master Media bij SOAW een ontslagvergunning aangevraagd wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
2.6.
Bij brief van 4 oktober 2017 heeft de advocaat van [verzoekster] het volgende aan Master Media bericht, weergegeven voor zover van belang:
Op 17 april 2017 werd mijn cliënte door u aangezegd niet meer op werk toegekomen; hiermee hebt u cliënte de facto op staande voet ontslagen zonder daarvoor onverwijld genoegzame gronden aan te dragen en zulke aan cliënte schriftelijk ter kennis te brengen, waardoor dit feitelijk ontslag nietig is, zodat u gehouden bent het salaris van cliënte door te blijven betalen tot de dag der rechtmatige ontbinding van de vigerende arbeidsovereenkomst.
Mijn cliënte biedt sans prejudice – niettegenstaande alle voorgaande - aan tot een minnelijke oplossing te geraken, en kunt u uw gezichtspunten ter dier zake aan mij doen toekomen.
2.7.
Bij besluit van 19 oktober 2017 heeft SOAW de ontslagvergunning geweigerd.

3.Het geschil

3.1. [
Verzoekster] verzoekt dat het gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, toestemming verleent om kosteloos te procederen, het ontslag nietig verklaart, veroordeling van Master Media tot doorbetaling van het loon en tot betaling van de cessantia, alsmede tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de opzegtermijn van drie maanden, een en ander vermeerderd met wettelijke vertragingsrente en de proceskosten.
3.2.
Master Media voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verzoekster], met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten, een en ander bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Master Media verzoekt indien nodig de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 17 april 2017 te ontbinden, althans per een door het gerecht te bepalen datum, zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoekster] en met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Aan het verzoek van [verzoekster] ligt het standpunt ten grondslag dat Master Media haar, in elk geval feitelijk, op staande voet heeft ontslagen. Master Media heeft dat standpunt betwist. Zij heeft aangevoerd dat zij met [verzoekster] aan het einde van haar zwangerschapsverlof om de tafel is gaan zitten om te spreken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dat zij in dat verband een concreet voorstel heeft gedaan en dat zij sindsdien niet meer van [verzoekster] heeft vernomen. Master Media heeft de gedragingen van [verzoekster] opgevat als een op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte handeling. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, dan geldt in elk geval dat [verzoekster] zich niet beschikbaar heeft gehouden voor de overeengekomen werkzaamheden, zodat zij ook om die reden geen aanspraak kan maken op doorbetaling van haar salaris.
4.2.
Dit laatste verweer slaagt. Ter toelichting op dit oordeel overweegt het gerecht als volgt.
4.3.
Op grond van artikel 7A:1614b BW is geen loon verschuldigd voor de tijd gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht. Vaststaat dat [verzoekster] na het einde van haar zwangerschapsverlof haar werkzaamheden niet heeft hervat. Als aangenomen moet worden dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij niet meer op de werkplek welkom was, dan had in elk geval van haar mogen worden verwacht aan Master Media duidelijk te maken dat zij bereid was om haar werk weer te verrichten. Zij heeft dit echter niet aan Master Media laten weten. Ook in de brief van haar advocaat van 4 oktober 2017 heeft zij niet verklaard dat zij zich beschikbaar hield om het werk weer te gaan verrichten. Als het zo is dat, zoals [verzoekster] ter zitting heeft verklaard, zij in dit verband heeft gehandeld op advies van SOAW, dan komt dat voor haar risico.
4.4.
In dit verband geldt dus de hoofdregel ‘geen arbeid, geen loon’. Hierop stuit de vordering tot doorbetaling van het loon af.
4.5.
Verder vordert [verzoekster] nietigverklaring van het ontslag op staande voet. In de visie van Master Media is [verzoekster] echter niet op staande voet ontslagen. Ook uit de toelichting die [verzoekster] ter zitting heeft gegeven, kan niet worden afgeleid dat zij de uitlatingen en gedragingen van Master Media in redelijkheid als een ontslag op staande voet heeft kunnen beschouwen. Waar geen sprake is van een ontslag op staande voet, kan dit ontslag ook niet nietig verklaard worden.
4.6.
Voorts vordert [verzoekster] veroordeling van Master Media tot betaling van de cessantia-uitkering. Deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. In de eerste plaats is van belang dat aangenomen moet worden dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt, zodat reeds om die reden geen aanspraak bestaat op deze uitkering. In de tweede plaats geldt dat, voor zover de arbeidsovereenkomst als beëindigd moet worden beschouwd dan wel de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt als gevolg van de hierna te bespreken ontbinding, deze beëindiging het gevolg is van een aan [verzoekster] toe te rekenen omstandigheid. Zij heeft er immers zelf voor gekozen zich na 17 april 2017 niet meer voor het werk beschikbaar te houden.
4.7.
Ook de vordering tot veroordeling van Master Media tot betaling van de schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking. Voor zover al sprake is van schade in de vorm van inkomensverlies, ligt dit als gevolg van het handelen van [verzoekster] in haar risicosfeer.
4.8. [
Verzoekster] heeft verzocht om in aanmerking te komen voor kosteloos procederen. Zij heeft dit verzoek voldoende onderbouwd. Het verzoek zal worden toegewezen.
4.9.
Voor het geval dat in rechte mocht worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, verzoekt Master Media deze arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een gewichtige reden, bestaande uit verandering in de omstandigheden. In de visie van Master Media bestaat op grond van hetgeen hiervoor aan de orde is gekomen geen vruchtbare basis meer om de samenwerking voort te zetten. [verzoekster] heeft dit standpunt niet bestreden, en overigens moet uit haar opstelling worden afgeleid dat ook zij van mening is dat er geen basis meer bestaat om de overeenkomst met Master Media te laten voortduren. Onder de door Master Media omschreven voorwaarde zal de arbeidsovereenkomst daarom worden ontbonden. In de gegeven omstandigheden ziet het gerecht geen aanleiding om [verzoekster] in dat kader een vergoeding toe te kennen.
4.10.
In de aard van de rechtsverhouding tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verleent [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de verzoeken van [verzoekster] voor het overige af;
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van heden indien en voor zover in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet reeds voordien is geëindigd;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2018.