ECLI:NL:OGEAC:2018:169
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en immuniteit van jurisdictie in kort geding
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.E. Lovert, dat het Consulaat-Generaal van de Volksrepubliek China, vertegenwoordigd door mr. I.F. Moeniralam, werd veroordeeld tot nakoming van een huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst was aangegaan op 8 mei 2015 en had betrekking op een appartement dat aan eiseres toebehoorde. Het Consulaat had in oktober 2017 aangegeven het contract voortijdig te willen beëindigen, wat leidde tot een geschil over de huurbetalingen. Eiseres had een achterstand van NAf 848, die in juni 2018 was ingelost.
Het Consulaat voerde verweer en stelde dat het Gerecht onbevoegd was, omdat het zich beriep op immuniteit van jurisdictie op basis van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen. Het Gerecht verwierp dit standpunt, oordelend dat de zaak een zakelijk geschil betrof dat voortkwam uit de huurovereenkomst en niet gerelateerd was aan consulaire taken. Het Gerecht benadrukte dat de huurovereenkomst niet betrekking had op het consulaat zelf, maar op een woning voor medewerkers van het consulaat.
Daarnaast stelde het Consulaat dat eiseres niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat het Consulaat geen rechtspersoonlijkheid heeft en dus niet als procespartij kan optreden. Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet-ontvankelijk was, omdat zij het Consulaat als verwerende partij had genoemd zonder de Volksrepubliek China in rechte te betrekken. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van het Consulaat, begroot op NAf 1.000. Het vonnis werd uitgesproken op 27 juni 2018.