ECLI:NL:OGEAC:2018:16

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
CUR201702990
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens verduistering van airco-units

In deze zaak heeft [verzoeker], werkzaam bij Building Depot, een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet dat hem op 2 mei 2017 was opgelegd, nietig te verklaren. [Verzoeker] was op 1 november 2014 in dienst getreden en zijn arbeidsovereenkomst was twee keer verlengd. Op 30 april 2017 werd hij op non-actief gesteld vanwege het vermoeden van verduistering van airco-units. Building Depot ontsloeg hem op staande voet, wat [verzoeker] betwistte. Het gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het gerecht oordeelde dat Building Depot voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldiging van verduistering. De verklaring van [verzoeker] over het gebruik van aircodozen voor het vervoer van groente en fruit werd als inconsistent en niet aannemelijk beoordeeld. Het gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, maar dat het niet eerder dan 8 mei 2017 kon ingaan. De vorderingen van [verzoeker] werden afgewezen, behalve het verzoek om kosteloos te mogen procederen, dat werd toegewezen. Het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door Building Depot werd afgewezen, omdat de overeenkomst van rechtswege zou eindigen op 1 november 2017. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
verweerder in het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
tegen
de besloten vennootschap
BUILDING DEPOT TRADING B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
verzoekster in het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding,
gemachtigde: mr. V.P. Maria.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Building Depot genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van 11 december 2017, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 17 januari 2018;
  • de door mr. Scheperboer overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Verzoeker] is op 1 november 2014 voor de bepaalde tijd van één jaar in dienst getreden bij Building Depot. Deze overeenkomst is twee keer voor de duur van één jaar verlengd, dat wil zeggen laatstelijk tot 1 november 2017. [Verzoeker] was werkzaam in de functie van forklifter in een van de magazijnen van Building Depot.
2.2.
Op 30 april 2017 is [verzoeker] op non-actief gesteld, omdat bij Building Depot het vermoeden was ontstaan dat [verzoeker] betrokken was bij de verduistering van een aantal airco-units op 29 april 2017. Deze schorsing is, met vermelding van de reden, bij brief van 2 mei 2017 aan [verzoeker] bevestigd.
2.3.
Bij brief van 8 mei 2017 heeft Building Depot [verzoeker] op staande voet ontslagen met ingang van 2 mei 2017. De brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Dia 2 di Mei 2017 tantu e Operations – i Human Resource Manager tabata tin un kombersashon ku bo, kaminda ta sospechá ku bo persona a komete ladronisia di èrko dia 30 di Aprel 2017, per obo a desmenti esaki.
Despues di a hasi un investigashon mas profundo, a wòrdu pruebá ku bo a komete ladronisia di un kantidat di èrko riba e fecha ariba menshoná i tambe probablemente durante di e luna di Aprel 2017 […].
2.4. [
Verzoeker] heeft de nietigheid van dit ontslag op staande voet ingeroepen en zich beschikbaar gesteld om de overeengekomen arbeid te verrichten.

3.Het geschil

3.1. [
Verzoeker] verzoekt het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
[Verzoeker] toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
het ontslag op staande voet nietig te verklaren en Building Depot te veroordelen om (a) aan [verzoeker] te betalen het loon vanaf 2 mei 2017 tot aan de rechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, (b) aan [verzoeker] de cessantia uitkering te betalen, (c) aan [verzoeker] te betalen een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en (d) aan [verzoeker] een immateriële schadevergoeding te betalen van NAf 25.000;
alsmede veroordeling van Building Depot tot betaling van de wettelijke vertragingsrente over de loonsommen en de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Building Depot heeft verweer gevoerd.
3.3.
Building Depot verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens primair een dringende reden, subsidiair een wijziging van omstandigheden, voor zover de arbeidsovereenkomst niet al op 2 mei 2017 althans 8 mei 2017 is beëindigd, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd, in aanmerking nemen. Het gaat daarbij om de aard en ernst van de dringende reden die de werkgever aanleiding tot het ontslag gaf en om de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Stelplicht en bewijslast rusten bij de werkgever.
4.2.
Aan het ontslag op staande voet heeft Building Depot ten grondslag gelegd de stelling dat [verzoeker] ten minste vier airco-units heeft verduisterd. Deze stelling heeft Building Depot als volgt onderbouwd:
• de supervisor van [verzoeker] heeft op 29 april 2017 waargenomen dat een pallet met airco-units zich bevond op een plaats in de loods van Building Depot waar deze niet thuishoort;
• de supervisor heeft later op de ochtend van diezelfde dag gezien dat het bestelbusje van [verzoeker] wegreed, waarbij de supervisor door de achterruit dozen zag staan waarin de desbetreffende airco-units zijn verpakt, inclusief de zogenaamde “streps” (plastic banden), waarmee die dozen zijn dichtgebonden;
• de supervisor heeft toen ook waargenomen dat de pallet met airco-units die hij eerder die ochtend had gezien niet meer aanwezig was;
• Building Depot heeft via haar eigen camerasysteem waargenomen dat het bestelbusje van [verzoeker] kort daarvoor geparkeerd stond op het “dok”, dat wil zeggen het platform dat bestemd is voor het uitladen van containers, hetgeen ongebruikelijk en ook niet toegestaan is;
• op het dok is een pallet leeg teruggevonden;
• camerabeelden bij de uitgang van het bedrijventerrein waar het magazijn van Building Depot is gevestigd tonen de bestelbus van [verzoeker] die het terrein verlaat; door de achterruit heen zijn kartonnen dozen zichtbaar inclusief de eerder bedoelde streps;
• opnamen van dezelfde camera tonen enige tijd later diezelfde bestelbus die het terrein weer oprijdt; door de voorraad heen is zichtbaar dat de bestelbus leeg is.
4.3. [
Verzoeker] heeft betwist dat hij de airco-units heeft ontvreemd. In zijn verzoekschrift heeft hij gesteld dat hij lege aircodozen in zijn bestelbus had die hij bestemd had voor het vervoeren van groente en fruit. Het ging hier om onverkoopbare groente en fruit die hij ophaalde bij een groothandel en die bestemd waren voor de dieren van zijn buurman. Ter zitting heeft hij verklaard dat de dozen met groente en fruit gevuld waren toen hij op 29 april 2017 met zijn bestelbus het terrein van Building Depot af reed.
4.4.
Het gerecht overweegt als volgt.
4.5. [
Verzoeker] is niet eerder dan in zijn verzoekschrift gekomen met zijn verklaring ter zake het gebruik van aircodozen voor het vervoer van afgedankte groente en fruit. Dat valt op. In een situatie waarin iemand door zijn werkgever wordt beschuldigd van diefstal en om die reden naar huis wordt gestuurd in afwachting van nader onderzoek, ligt het voor de hand dat diegene direct met zijn verklaring komt voor de aanwezigheid van aircodozen in zijn auto. Het ligt niet voor de hand pas ruim zeven maanden later een dergelijke verklaring te geven. [Verzoeker] heeft gesteld dat hij eerder niet de kans had gekregen om deze verklaring te geven, maar het gerecht verwerpt dat standpunt. Tijdens de eerste confrontatie met zijn werkgever op 30 april 2017 heeft [verzoeker] wel verklaard waarom hij zijn auto op het dok geparkeerd had. Nu hij dit naar voren heeft kunnen brengen, valt niet in te zien dat hij niet ook had kunnen zeggen dat de airco dozen niet met airco-units maar met afgedankte groente en fruit gevuld waren (dan wel leeg waren). In dit verband wijst het gerecht erop dat [verzoeker] ook bij de SOAW deze verklaring niet heeft gegeven (zie productie 3 bij verzoekschrift), terwijl hij toen uit de aard van de zaak alle ruimte heeft gehad om zijn verhaal te doen.
4.6.
Verder acht het gerecht van belang dat de verklaring omtrent de afgedankte groente en fruit niet consistent is. In zijn verzoekschrift heeft [verzoeker] gesteld dat de airco dozen leeg waren toen hij daarmee van het terrein van Building Depot wegreed, terwijl hij ter zitting heeft verklaard dat de dozen juist met groente en fruit gevuld waren. Op de als productie 4 door Building Depot overgelegde foto’s van de bestelauto van [verzoeker] die het terrein afrijdt is voorts te zien dat een van de aircodozen op de korte kant staat, dus rechtop is geplaatst. Als de dozen toen al met afgedankte groente en fruit waren gevuld, ligt dat niet voor de hand, nu immers aangenomen moet worden dat de doos aan de lange zijde is geopend om de airco-unit eruit te halen, en de groente en het fruit er dus uit zullen vallen als de doos op deze wijze in de auto wordt geplaatst. Desgevraagd ter zitting heeft [verzoeker] hiervoor geen verklaring kunnen geven. Ten slotte acht het gerecht van belang dat op de foto’s zichtbaar is dat de eerder genoemde streps nog om de doos gebonden zitten. Niet aannemelijk acht het gerecht de verklaring van [verzoeker] ter zitting dat de streps aan de doos blijven zitten als deze zijn opengesneden om de airco-unit eruit te halen. De foto’s tonen immers een doos die aan de bovenzijde is afgesloten en streps die nog strak om de doos heen zitten.
4.7.
Al met al is de door [verzoeker] gegeven verklaring voor de aanwezigheid van de aircodozen in zijn auto op voorhand niet aannemelijk. Gelet daarop en in het licht van de hierboven opgesomde waarnemingen van Building Depot, had van [verzoeker] verwacht mogen worden de betwisting van de gestelde verduistering concreter en consistent te onderbouwen. De stelling dat hij pijn heeft bij het tillen van zware voorwerpen, met verwijzing naar een verklaring van zijn huisarts, biedt die onderbouwing niet, nu die pijn niet impliceert dat hij de aircodozen niet in zijn auto kan hebben geplaatst, nog daargelaten dat hij beschikte over een forklift. Nu hij die onderbouwing niet heeft gegeven, moet naar het oordeel van het gerecht van de juistheid van de stellingen van Building Depot worden uitgegaan. Uit die stellingen, in onderlinge samenhang beschouwd, volgt met voldoende mate van zekerheid dat [verzoeker] de desbetreffende airco-units heeft ontvreemd. Deze handelwijze kwalificeert als een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.8.
Naar het oordeel van het gerecht is voldaan aan het vereiste dat een ontslag op staande voet onverwijld wordt gegeven. Nadat het vermoeden van verduistering van de airco-units was ontstaan, heeft Building Depot [verzoeker] direct op non-actief gesteld in afwachting van nader onderzoek en nadere besluitvorming. Dat met dat nadere onderzoek enige tijd gemoeid is geweest, doet aan de onverwijldheid van het ontslag op staande voet niet af, mits de werkgever in dat verband voldoende voortvarend handelt. Dat is naar het oordeel van het gerecht het geval. De dagen na het ontstaan van het vermoeden van verduistering heeft Building Depot, zoals zij onbetwist heeft gesteld, benut voor het opvragen en bestuderen van de camerabeelden van de beheerder van het bedrijventerrein. Building Depot heeft voorts onbetwist gesteld dat zij die beelden op vrijdag 5 mei 2017 heeft ontvangen en dat zij nog diezelfde dag heeft geprobeerd telefonisch in contact te komen met [verzoeker]. Toen dat niet lukte, heeft Building Depot op maandag 8 mei 2017 de brief verzonden waarmee [verzoeker] op staande voet is ontslagen. Building Depot heeft daarmee al met al voldoende voortvarend gehandeld.
4.9.
In de brief van 8 mei 2017 heeft Building Depot opgemerkt dat [verzoeker] “probablemente” ook andere airco-units in de maand april heeft verduisterd. Dit is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat aangenomen moet worden dat [verzoeker] op 29 april 2017 enkele airco-units heeft ontvreemd, is onvoldoende voor de conclusie dat hij dan ook nog andere airco-units heeft verduisterd. Uit de stellingen en gedragingen van Building Depot moet echter worden afgeleid dat in de visie van Building Depot reeds de verduistering van de airco-units op 29 april 2017 een dringende reden vormt voor ontslag op staande voet. Het gerecht wijst in dit verband met name op het betoog van Building Depot ter zake het grote belang dat zij heeft bij het bestrijden van diefstal en verduistering uit haar magazijnen en de strikte handhaving van haar beleid op dat punt. Building Depot heeft onbetwist gesteld dat [verzoeker] van dat strenge beleid op de hoogte was. In deze omstandigheden moet voor [verzoeker] redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat de ontvreemding van de airco-units op 29 april 2017 voor Building Depot een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde, ook als de eerdere ontvreemding van andere units niet zou komen vast te staan.
4.10.
Het ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig gegeven, zij het dat dit ontslag niet eerder dan 8 mei 2017 kan zijn ingegaan. Op dit oordeel stuiten alle vorderingen van [verzoeker] af. Een uitzondering geldt voor zijn verzoek om kosteloos te mogen procederen. Dat verzoek heeft hij genoegzaam onderbouwd en is toewijsbaar.
4.11.
Building Depot heeft een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan. Naar het oordeel van het gerecht heeft Building Depot bij dat verzoek echter geen belang. Tussen partijen staat immers vast dat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook van rechtswege zou zijn geëindigd per 1 november 2017 vanwege het aflopen van de bepaalde tijd waarvoor de arbeidsovereenkomst was aangegaan. Desgevraagd heeft [verzoeker] ter zitting uitdrukkelijk bevestigd dat, als hij niet op staande voet zou zijn ontslagen, de arbeidsovereenkomst per genoemde datum van rechtswege is geëindigd. Voor (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen een datum in het verleden ziet het gerecht geen grond. Dat betekent dat hoe dan ook niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan worden toegekomen, ook niet als in een eventueel hoger beroep wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Het voor ontbindingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.12.
In de aard van de rechtsverhouding ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
verleent [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de vorderingen van [verzoeker] voor het overige af;
5.3.
wijst het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Building Depot af;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.