ECLI:NL:OGEAC:2018:159

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
CUR201702349
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over hinder door scheidsmuur en beplanting tussen naburige percelen in Vista Royal te Jan Thiel

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om een burengeschil tussen twee partijen die eigenaar zijn van naburige percelen in het verkavelingsplan Vista Royal te Jan Thiel. De eisers, [eiser sub 1] c.s., vorderden onder andere de afbraak van een scheidsmuur die door de verweerders, [verweerder sub 1] c.s., was opgericht, en het treffen van maatregelen om hinder van de muur en beplanting te voorkomen. De verweerders voerden verweer en stelden tegenvorderingen in reconventie in, waaronder een schadevergoeding voor juridische kosten.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eisers niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. Het perceel van de eisers was op dat moment niet in gebruik, waardoor er feitelijk geen hinder was. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de muur geen onrechtmatige hinder opleverde en dat de eisers onvoldoende belang hadden bij de vorderingen tot verwijdering van de beplanting. Ook de vordering tot het treffen van maatregelen voor afvloeiend water werd afgewezen, omdat de eisers niet hadden aangetoond dat hun perceel lager lag dan dat van de verweerders.

In reconventie werd de vordering van de verweerders tot schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank geen onrechtmatig procederen kon vaststellen. De rechtbank benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter belangrijk is en dat de eisers niet onrechtmatig handelden door hun vorderingen in te stellen. Uiteindelijk werden de proceskosten aan beide partijen opgelegd, waarbij de eisers in de kosten van de verweerders werden veroordeeld en vice versa.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[EISER SUB 1],
[EISERES SUB 2],
wonende in Curaçao,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A.M. Burgers,
tegen
[VERWEERDER SUB 1],
[VERWEERSTER SUB 2],
wonende in Curaçao,
verweerders in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] c.s. (afzonderlijk: [eiser sub 1] respectievelijk [eiseres sub 2]) en [verweerder sub 1] c.s. (afzonderlijk: [verweerder sub 1] respectievelijk [verweerster sub 2]) genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 24 oktober 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord/eis in reconventie, met producties;
- de mail van het gerecht inhoudende een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties, wijziging van eis en conclusie van antwoord in reconventie;
- de aanvullende producties van [verweerder sub 1] c.s.;
- de aanvullende producties van [eiser sub 1] c.s.
- de behandeling ter comparitie van 22 mei 2018;
- de door beide gemachtigden ter zitting overgelegde pleitaantekeningen;
- de ter zitting door mr. Burgers overgelegde bouwtekeningen;
- de bezichtiging ter plaatse.
1.2.
Vervolgens is de zaak verwezen voor vonnis.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn eigenaar van naburige erven in het verkavelingsplan Vista Royal te Jan Thiel. [verweerder sub 1] c.s. hebben hun perceel ([A]) gekocht in 2008, [eiser sub 1] c.s. het hunne ([B]) in 2013.
2.2. [
eiseres sub 2] en [verweerster sub 2] zijn zussen.
2.3.
De percelen bevinden zich tussen andere percelen. Het gebied is geaccidenteerd. Het terrein loopt vanaf de straatkant af naar het lager gelegen achterste deel van de percelen van partijen. De aan de achterzijde aangrenzende kavels liggen nog weer lager. Sommige van de percelen zijn bebouwd, andere zijn onbebouwd, overeenkomstig de volgende schets:
bebouwd
braakliggend
bebouwd
braakliggend
[verweerder sub1]
[eiser sub 1]
(braakliggend)
Straatzijde
2.4. [
verweerder sub 1] c.s. zijn woonachtig op het perceel. [eiser sub 1] c.s. zijn woonachtig in Blue Bay.
2.5.
De begane-grondvloer van het door [verweerder sub 1] c.s. op hun kavel gebouwde huis ligt enkele tientallen centimeters hoger dan het straatniveau. Het omringende terrein is ten behoeve van de aanleg van een tuin tot op zekere hoogte aangevuld, zodat het perceel thans minder diep afloopt dan in de natuurlijke situatie. Als gevolg daarvan ligt het perceel van [verweerder sub 1] c.s. thans hoger dan dat van [eiser sub 1] c.s., dat niet is opgehoogd.
2.6. [
verweerder sub 1] c.s. hebben langs de grens met het perceel van [eiser sub 1] c.s., maar op hun eigen terrein, een scheidsmuur doen oprichten. Deze muur volgt stapsgewijze het natuurlijke verval van het terrein. Gerekend vanaf de fundering van de muur, die rust op de harde klip, is de muur ongeveer 2,5 meter hoog. De fundering van de scheidsmuur loopt over de erfgrens.
2.7.
Langs de grens met het perceel van [eiser sub 1] c.s. hebben [verweerder sub 1] c.s. kerkpalmen laten planten. Deze zijn thans ongeveer 1 meter hoog.
2.8.
In de hoek grenzend aan het perceel van [eiser sub 1] c.s. (op de schets hierboven de rechterbovenhoek) hebben [verweerder sub 1] c.s. een terras laten aanleggen. De scheidsmuur is ter plekke, als gevolg van de ophoging van hun perceel, enkele tientallen centimeters hoog.
2.9.
Aan de achterzijde van hun perceel hebben [verweerder sub 1] c.s. een regenbak laten aanbrengen. Deze is weggewerkt onder het terras.

3.Het geschil

In conventie

3.1. [
eiser sub 1] c.s. vorderen, na vermeerdering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het volgende:
  • veroordeling van [verweerder sub 1] c.s. tot afbraak van de grensmuur respectievelijk de achtermuur tot een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld;
  • het treffen van maatregelen door het gerecht zodat vanuit de woning van [verweerder sub 1] c.s. niet op het perceel van [eiser sub 1] c.s. gekeken kan worden;
  • het treffen van maatregelen door het gerecht zodat vanaf de kavel van [eiser sub 1] c.s. afvloeiend water via de kavel van [verweerder sub 1] c.s. onbelemmerd kan aflopen;
  • veroordeling van [verweerder sub 1] c.s. tot verwijdering van het terras;
  • veroordeling van [verweerder sub 1] c.s. tot verwijdering van de bomen;
  • een en ander onder verbeurte van een dwangsom;
  • veroordeling van [verweerder sub 1] c.s. tot betaling van NAf 2.556;
  • veroordeling van [verweerder sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.2. [
verweerder sub 1] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten.
In reconventie
3.3. [
verweerder sub 1] c.s. vorderen hoofdelijke veroordeling van [eiser sub 1] c.s. tot betaling van NAf 30.999,80, vermeerderd met de werkelijke kosten voor juridische bijstand, nader op te maken bij staat, rente en kosten rechtens.
3.4. [
eiser sub 1] c.s. voeren verweer.

4.De beoordeling

In conventie

4.1. [
eiser sub 1] c.s. hebben hun eis vermeerderd. Anders dan [verweerder sub 1] c.s. menen, is deze eiswijziging niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Dat het gerecht heeft aangekondigd dat in beginsel geen gelegenheid zal worden gegeven voor een nadere schriftelijke ronde doet hier niet aan af. Het gerecht zal dus recht doen op de gewijzigde eis.
4.2. [
eiser sub 1] c.s. maken [verweerder sub 1] c.s. een groot aantal verwijten. Niet alle verwijten hebben relevantie voor de beoordeling van de vorderingen. In het kader van deze procedure zal het gerecht die verwijten daarom buiten beschouwing laten. Het gaat meer concreet om het standpunt van [eiser sub 1] c.s. dat
  • de woning van [verweerder sub 1] c.s. hoger is geworden dan volgens de vergunning is toegestaan;
  • in strijd met de vergunning woon- of leefruimte is aangebracht onder de woonruimte op de begane grond;
  • de constructie van de muur ondeugdelijk en daarmee te zwak is;
  • in strijd met de bouwvergunning een waterbak is aangelegd die de grensmuur als zijmuur heeft en overigens ondeugdelijk is uitgevoerd;
  • [verweerder sub 1] c.s. zonder toestemming het perceel van [eiser sub 1] c.s. hebben betreden en grond hebben gestort.
Dit betekent dat met de beslissing in deze procedure niet alle geschilpunten zullen kunnen worden opgelost. Ook gelet op de hierna te nemen beslissingen met betrekking tot het gevorderde valt te verwachten dat de verhouding tussen partijen niet zal zijn gebaat bij het voeren van meer juridische procedures. Het gerecht geeft partijen in overweging andere manieren te zoeken om tot een oplossing te komen, bijvoorbeeld mediation onder leiding van een onafhankelijke bemiddelaar.
4.3. [
eiser sub 1] c.s. vorderen dat [verweerder sub 1] c.s. worden veroordeeld tot gedeeltelijke afbraak van muur, zodanig dat een hoogte resteert van 1,5 meter boven oorspronkelijke maaiveld. Zij stellen zich op het standpunt dat dit de wettelijk toegestane maximale hoogte is en zij verwijzen in dit verband naar artikel 5:49 BW. Dit standpunt is onjuist. Artikel 5:49 BW bevat geen algemeen voorschrift voor de maximale hoogte van scheidsmuren, maar regelt slechts de verplichte medewerking van de bouw van een muur op gemeenschappelijke kosten op vordering van de ene eigenaar door de andere eigenaar. De vordering moet daarom worden beoordeeld op basis van artikel 5:37 BW, te weten de vraag of [verweerder sub 1] c.s. vanwege de hoogte van de muur onrechtmatige hinder toebrengen aan [eiser sub 1] c.s. Hieromtrent overweegt het gerecht als volgt.
4.4.
Op grond van artikel 5:37 BW is het de eigenaar van een erf niet toegestaan aan eigenaars van andere erven hinder toe te brengen op een wijze die onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Uit deze omschrijving volgt dat niet iedere overlast onrechtmatig is. Enige hinder zal vaak onvermijdelijk zijn en moet ook rechtens geduld worden. Of in deze omstandigheden sprake is van onrechtmatige hinder hangt volgens vaste rechtspraak af van de aard en de ernst van de hinder, van de toegebrachte schade en van de overige omstandigheden van het geval.
4.5.
Gelet op dit beoordelingskader is het gerecht van oordeel dat de vorderingen inzake de hoogte van de muur niet voor toewijzing in aanmerking komen. Het perceel van [eiser sub 1] c.s. is thans niet in gebruik. Van hinder is op dit moment dus feitelijk geen sprake. Concrete plannen voor ingebruikname op korte termijn zijn er blijkens de verklaring van [eiser sub 1] c.s. ter zitting niet, maar zelfs als dat anders zou zijn, dan is daarmee nog niet gezegd dat [verweerder sub 1] c.s. vanwege de hoogte van de muur onrechtmatige hinder toebrengen. [verweerder sub 1] c.s. hebben onbetwist gesteld dat, als op het perceel van [eiser sub 1] c.s. een woning wordt gebouwd, een zekere ophoging van het perceel onvermijdelijk is, omdat het perceel anders niet goed bruikbaar is voor bewoning. Met de ophoging van het perceel zal de muur feitelijk navenant lager worden en dus de (eventuele) hinder afnemen. Daarmee is niet gezegd dat de hoogte van de muur nooit onrechtmatige hinder zal kunnen opleveren – dat is immers mede afhankelijk van de mate waarin het perceel van [eiser sub 1] c.s. zal moeten worden opgehoogd – maar bij de huidige stand van zaken is dat risico te zeer speculatief van aard om een gedeeltelijke sloop van de muur te rechtvaardigen. Van onrechtmatige hinder is thans dus geen sprake.
4.6.
Voorts vorderen [eiser sub 1] c.s. het treffen van zodanige voorzieningen dat zicht vanuit de woning van [verweerder sub 1] c.s. op hun perceel niet meer mogelijk is. Het gerecht zal deze vordering behandelen tezamen met de vordering met betrekking tot het verwijderen van de beplanting langs de erfgrens. Het gerecht overweegt als volgt.
4.7.
Op zichzelf staat niet ter discussie dat de kerkpalmen binnen de grens van 0,5 meter van de erfgrens zijn geplant. Dat is dus te dichtbij. Dat is echter nog niet voldoende om [verweerder sub 1] c.s. te verplichten de kerkpalmen te verwijderen. [eiser sub 1] c.s. moeten immers voldoende belang hebben bij die vorderingen. Dat voldoende belang hebben zij naar het oordeel van het gerecht niet. In de eerste plaats hebben zij bij de huidige stand van zaken niet in relevante mate last van de beplanting, nu zij niet op hun perceel woonachtig zijn noch daar binnen afzienbare termijn zullen gaan verblijven. In de tweede plaats bieden de kerkpalmen een, naar het oordeel van het gerecht, adequate voorziening voor de wens van [eiser sub 1] c.s. om het uitzicht vanuit de woning van [verweerder sub 1] c.s. op het naastgelegen perceel te verminderen. Nu [eiser sub 1] c.s. precies op dit punt een voorziening vorderen, valt niet in te zien welk belang zij hebben bij de gevorderde verwijdering. In dit verband heeft het gerecht overigens nota genomen van de verklaring van [verweerder sub 1] c.s. dat zij voornemens zijn de kerkpalmen kort te houden. Voor een verder strekkende voorziening, zoals het door [eiser sub 1] c.s. genoemde blinderen van ramen in de zijmuur van [verweerder sub 1] c.s., ziet het gerecht gelet op het thans ontbreken van feitelijke hinder geen grond. De beide hier bedoelde vorderingen zijn dus niet toewijsbaar.
4.8. [
eiser sub 1] c.s. vorderen ook dat maatregelen worden getroffen die ervoor zorgen dat afvloeiend water van hun kavel via de kavel van [verweerder sub 1] c.s. onbelemmerd kan aflopen (zie artikel 5:38 BW). Deze vordering is niet toewijsbaar. Het gerecht licht dit als volgt toe.
4.9.
Ter discussie staat of het perceel van [verweerder sub 1] c.s. in zijn oorspronkelijke toestand lager ligt dan dat van [eiser sub 1] c.s. Op grond van de visie van beide partijen concludeert het gerecht in elk geval dat het hoogteverschil hoe dan ook klein is. [verweerder sub 1] c.s. hebben onbetwist gesteld, en dat is ook met het blote oog waarneembaar, dat een beduidend groter hoogteverschil zich voordoet tussen enerzijds de percelen van [verweerder sub 1] c.s. en [eiser sub 1] c.s. en anderzijds de daarachter gelegen percelen (in de schets van 2.3: de bovenste rij percelen). Het ligt dus in de rede dat het water een uitweg zal zoeken richting die achtergelegen percelen. Gelet hierop had het op de weg van [eiser sub 1] c.s. gelegen om te onderbouwen om welke reden ook een afvloeiing richting het perceel van [verweerder sub 1] c.s. aan de orde is. Nu zij die onderbouwing niet hebben gegeven, hebben zij hun vordering naar het oordeel van het gerecht onvoldoende onderbouwd.
4.10.
Ten slotte vorderen [eiser sub 1] c.s. dat [verweerder sub 1] c.s. worden veroordeeld om hun terras te verwijderen. Zij baseren deze vordering op artikel 5:50 BW, op grond waarvan het niet geoorloofd is om binnen 2 meter van de grenslijn “balkons of soortgelijke bouwwerken” te hebben. Naar het oordeel van het gerecht is van een soortgelijk bouwwerk echter geen sprake. Om een bouwwerk in de hier bedoelde zin te kunnen aannemen moet ten minste sprake zijn van een zekere constructie die is opgericht. Dat doet zich bij de inrichting van een tuin in beginsel niet voor. Voor zover [eiser sub 1] c.s. hun vordering mede hebben beoogd op grond van artikel 5:37 BW, geldt dat in de hiervoor geschetste omstandigheden niet van onrechtmatige hinder kan worden gesproken.
4.11.
Geen van de vorderingen komt dus voor toewijzing in aanmerking. Dat betekent dat ook geen grond bestaat voor toewijzing van buitengerechtelijke expertisekosten.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eiser sub 1] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 2.500 voor salaris gemachtigde.
In reconventie
4.13.
De vordering is deels gebaseerd op onrechtmatige daad. In de visie van [verweerder sub 1] c.s. hebben [eiser sub 1] c.s. misbruik gemaakt van hun bevoegdheid om te procederen, omdat zij de onderhavige procedure met geen ander doel zijn begonnen dan om [verweerder sub 1] c.s. te schaden en dwars te zitten. [eiser sub 1] c.s. zijn daarom schadeplichtig. De schade bestaat uit kosten van revisietekeningen en uit immateriële schade. Ook bestaat in dit geval aanspraak op vergoeding van de volledige kosten voor juridische bijstand, aldus [verweerder sub 1] c.s.
4.14.
Bij de beoordeling van deze vordering moet worden voorop gesteld dat het voeren van een juridische procedure slechts als onrechtmatig kan worden beschouwd als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Mede gelet op het grondrecht op toegang tot de rechter (artikel 6 EVRM), past op dit punt terughoudendheid.
4.15.
Tegen deze achtergrond is naar het oordeel van het gerecht geen sprake van onrechtmatig procederen. Het enkele feit dat het gerecht komt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] c.s., mede omdat zij bij toewijzing van die vorderingen onvoldoende belang hebben, is daarvoor onvoldoende. Op zichzelf mag een eigenaar van een perceel grond immers in rechte opkomen tegen dreigende aantastingen van zijn eigendomsrecht. Dat mogelijk mede de slechte familieverhoudingen een rol hebben gespeeld, zoals [verweerder sub 1] c.s. c.s. stellen, is onvoldoende voor de conclusie dat [eiser sub 1] c.s. de procedure alleen maar zijn begonnen om [verweerder sub 1] c.s. dwars te zitten. De vorderingen zijn daarom niet toewijsbaar.
4.16. [
verweerder sub 1] c.s. vorderen voorts veroordeling van [eiser sub 1] c.s. tot betaling van een bedrag ter zake de oprichtingskosten van de scheidsmuur. Deze vordering is niet toewijsbaar. Vast staat dat de scheidsmuur geheel op het perceel van [verweerder sub 1] c.s. is gebouwd. Artikel 5:49 BW biedt dus geen grondslag voor een verplichting van [eiser sub 1] om bij te dragen aan de oprichtingskosten. Dat de fundering wel op erfgrens is gelegen maakt dit niet anders. De fundering moet beschouwd worden als bestanddeel van de muur (artikel 3:4 BW) en is daarom eigendom van [verweerder sub 1] c.s. (artikel 5:20 onder e BW).
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [verweerder sub 1] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 1.250 aan salaris.

5.De beslissing

Het gerecht
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten van [verweerder sub 1] c.s., begroot op
NAf 2.500;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [verweerder sub 1] c.s. in de proceskosten van [eiser sub 1] c.s., begroot op
NAf 1.250.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.