ECLI:NL:OGEAC:2018:152

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
CUR201801426 en CUR201801489
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens financiële onregelmatigheid door baliemedewerker van hotel

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een ontslag op staande voet van een baliemedewerker van het Hilton hotel. De verzoekster, CCR HOTEL MANAGEMENT N.V., heeft de arbeidsovereenkomst met de verweerster, die op 7 augustus 2017 in dienst trad, op 13 december 2017 op staande voet beëindigd. De reden voor het ontslag was een financiële onregelmatigheid waarbij de verweerster een contante betaling van een gast verkeerd heeft geregistreerd. De verweerster had een kwitantie voor NAf 50 afgegeven, maar wijzigde dit bedrag later in de computer naar NAf 25 zonder dit te verantwoorden aan haar leidinggevende. Dit leidde tot een vertrouwensbreuk tussen de werkgever en de werknemer.

De verweerster heeft het ontslag betwist en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag nietig is, alsook om doorbetaling van haar loon. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de werkgever voldoende redenen had voor het ontslag op staande voet, gezien de ernst van de financiële onregelmatigheid en het gebrek aan communicatie van de verweerster. De rechter heeft vastgesteld dat de verweerster op de hoogte was van de redenen voor haar ontslag en dat de werkgever niet in gebreke was gebleven in de communicatie hierover.

Het Gerecht heeft de verzoeken van de verweerster afgewezen en verklaard dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd per 13 december 2017. Daarnaast is de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, mocht deze nog in stand zijn. De verweerster kreeg toestemming om kosteloos te procederen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak met nummer CUR201801426:
de naamloze vennootschap
CCR HOTEL MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
en in de zaak met nummer CUR201801489:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
tegen
de naamloze vennootschap
CCR HOTEL MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel.
Partijen zullen hierna Hilton en [verweerster/verzoekster] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • de verzoekschriften van 14 mei 2018 en 16 mei 2018, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 29 mei 2018;
  • de door beide gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Na een korte aanhouding voor schikkingsoverleg is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Hilton exploiteert het Hilton hotel te Curaçao.
2.2. [
verweerster] is op 7 augustus 2017 in dienst getreden bij Hilton op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van een jaar in de functie van guest service agent tegen een bruto maandsalaris van NAf 1.600,80.
2.3.
In het kader van de uitoefening van haar functie is [verweerster] belast met de in ontvangst namen van betalingen door klanten en het administreren daarvan.
2.4.
Op 9 december 2017 heeft [verweerster] een contante betaling van een gast in ontvangst genomen. Deze betaling betrof een depotstorting ten behoeve van mogelijk door de gast te maken kosten. [verweerster] heeft een kwitantie uitgeschreven en aan de gast overhandigd ten belope van NAf 50. Ook heeft zij de ontvangst van een bedrag van NAf 50 in de computer geregistreerd. Aan het eind van haar dienst heeft [verweerster] deze boeking gewijzigd in NAf 25. Zij heeft haar leidinggevende of een andere manager hiervan niet op de hoogte gesteld.
2.5.
De volgende dag heeft haar leidinggevende het uitchecken van de desbetreffende gast begeleid. In dat kader wilde hij de gast een bedrag van NAf 25 terugbetalen ter zake van de depotstorting. Toen de klant en de kwitantie van NAf 50 liet zien, heeft de leidinggevende dit bedrag aan de gast betaald.
2.6.
Diezelfde dag heeft de leidinggevende [verweerster] aangesproken op de discrepantie tussen de boeking in de computer en de kwitantie van de gast.
2.7.
Bij brief van 13 december 2017 heeft Hilton [verweerster] op staande voet ontslagen. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
The reason for your termination is Article 1615 p 1 and 4 of the Local Labour Laws. In which is stated that lack of trust cannot be tolerated.
This is also in totally violation of the employee team member rules and policies according your Team Member Handbook. Your attitude and the lack of responsibility towards your work totally unacceptable.
2.8.
Bij brief van 19 december 2017 heeft [verweerster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.Het geschil

3.1.
Hilton verzoekt primair een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd met ingang van 13 december 2017 en subsidiair de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, kosten rechtens.
3.2. [
verweerster] verzoekt, samengevat, het volgende:
primair: [verweerster] toe te staan om kosteloos te procederen, voor recht te verklaren dat het ontslag nietig is, veroordeling van Hilton tot doorbetaling van het overeengekomen loon, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging en met veroordeling van Hilton in de proceskosten;
subsidiair: een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is, veroordeling van Hilton tot betaling van een vergoeding van NAf 7.200, veroordeling van Hilton tot betaling van de cessantie en veroordeling van Hilton in de proceskosten;
meer subsidiair: veroordeling van Hilton tot betaling van een beëindigingsvergoeding conform de kantonrechtersformule dan wel de geldende opzegtermijn en de cessantia-uitkering en met veroordeling van de Hilton in de proceskosten.
3.3.
Beide partijen hebben over en weer verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd, in aanmerking nemen. Het gaat daarbij om de aard en ernst van de dringende reden die de werknemer aanleiding tot het ontslag gaf en om de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Stelplicht en bewijslast rusten bij de werkgever.
4.2. [
verweerster] meent dat zij in werkelijkheid is ontslagen vanwege haar zwangerschap. Het gerecht verwerpt dit standpunt. Het enkele feit dat, zoals [verweerster] stelt, zij in de ochtenduren van 13 december 2017 aan haar leidinggevende heeft verteld dat zij zwanger is en in de middaguren van diezelfde dag de ontslagbrief heeft gekregen is onvoldoende voor de conclusie dat zij vanwege die zwangerschap is ontslagen. Andere feiten die haar standpunt onderbouwen heeft [verweerster] niet gesteld.
4.3.
In geval van een ontslag op staande voet moet de dringende reden die daartoe aanleiding gaf onverwijld aan de [verweerster] worden meegedeeld. [verweerster] heeft naar voren gebracht dat de reden voor het ontslag niet uit de ontslagbrief blijkt. Dit is op zichzelf juist. De brief, hierboven onder de feiten weergegeven, is vaag voor wat betreft de specifieke redenen waarom Hilton meent dat er sprake is van een grond voor ontslag op staande voet. In zoverre kan die brief niet worden beschouwd als een onverwijlde mededeling van de dringende reden voor het ontslag.
4.4.
Hilton heeft echter onbetwist gesteld dat de concrete redenen voor het ontslag in een gesprek met [verweerster] op 13 december 2017 aan haar zijn verteld. Deze stelling wordt bevestigd door de inhoud van het verzoekschrift van [verweerster], waarin zij immers concreet ingaat op de gang van zaken met betrekking tot de depotstorting van de gast en de boeking daarvan in de computer. Gelet hierop moet als vaste hand worden aangenomen dat [verweerster] op het moment waarop zij werd ontslagen op de hoogte was van de concrete redenen voor dat ontslag. Daarmee is aan het vereiste van de onverwijlde mededeling van die reden voldaan.
4.5.
Hilton legt aan het ontslag op staande voet het volgende betoog ten grondslag. [verweerster] heeft een kwitantie afgegeven voor een bedrag van NAf 50 in verband met de depotstorting door de gast. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat lokale gasten dienen te storten. Zij heeft ook dat bedrag ingevoerd in de computer. Op een later moment heeft zij echter dit bedrag eigenmachtig gewijzigd in NAf 25, zonder die wijziging in het systeem te verantwoorden en zonder een dienstdoende manager te informeren. Aldus heeft zij gehandeld in strijd met de voorschriften die in het handboek van Hilton zijn opgenomen. Bovendien heeft zij daarmee zowel de gast als de dienstdoende medewerker aan de balie in een ongemakkelijk parket gebracht: de gast beschikt immers over een kwitantie van NAf 50 en de medewerker weet niet beter of de gast heeft recht op terugbetaling van NAf 25. Ook heeft [verweerster] hiermee de verdenking op zich geladen dat zij de andere NAf 25 in eigen zak heeft gestoken. [verweerster] heeft een en ander niet uit zichzelf aan haar leidinggevende gemeld; het is de leidinggevende geweest die [verweerster] hiermee heeft moeten confronteren.
4.6. [
verweerster] heeft aangevoerd dat zij in eerste instantie dacht dat de gast NAf 50 had gestort, maar dat zij zich aan het eind van haar dienst realiseerde dat de gast slechts de helft had gestort. Daarom heeft zij dit in het systeem gewijzigd. Als zij op dit punt al een fout heeft gemaakt, dan rechtvaardigt dit geen ontslag op staande voet. Fouten kunnen immers voorkomen.
4.7.
Naar het oordeel van het gerecht is sprake van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het gaat hier om gedragingen in verband met de verantwoording van door gasten contant betaalde bedragen. Dit zijn naar zijn aard kwetsbare processen, in die zin dat contante bedragen vrij gemakkelijk kunnen worden weggemaakt. Van een medewerker die belast is met de ontvangst en administratieve verwerking van contante bedragen mag dan ook verwacht worden dat de daarvoor geldende werkprocessen nauwgezet worden gevolgd, zodat discussie achteraf zoveel mogelijk vermeden kan worden. Hilton heeft onbetwist gesteld dat [verweerster] de latere wijziging in de computer had moeten verantwoorden en de dienstdoende manager had moeten informeren. Beide heeft [verweerster] achterwege gelaten. Zij heeft daardoor zelf over zich afgeroepen dat het vertrouwen van Hilton in haar in ernstige mate is geschonden. Nu het hier gaat om gedragingen in de financiële sfeer, heeft Hilton daaraan de consequentie kunnen verbinden dat van haar niet gevergd kon worden het dienstverband nog enige tijd voort te zetten. In dit verband heeft Hilton ook een rol mogen laten spelen dat de gast bij de gedragingen van [verweerster] betrokken is geraakt, nu deze bij het uitchecken in eerste instantie slechts NAf 25 terug kreeg, terwijl hij ingevolge zijn kwitantie recht had op NAf 50. De leeftijd van [verweerster] (27 jaar) en de lengte van haar dienstverband (vier maanden) vergen niet dat van Hilton gevergd kon worden met een minder vergaande sanctie te volstaan.
4.8.
De primair door Hilton gevraagde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 13 december 2017 zal daarom worden gegeven. Het primaire verzoek van [verweerster] is daarentegen niet toewijsbaar. Evenmin toewijsbaar is het subsidiaire verzoek, dat betrekking heeft op kennelijk onredelijk ontslag.
4.9.
Subsidiair heeft Hilton verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In het lichaam van het verzoekschrift merkt Hilton hierover op dat dit wordt gevraagd “mocht de arbeidsovereenkomst onverhoopt nog wel in stand zijn”. Het gerecht leidt hieruit af dat de ontbinding niet zozeer subsidiair als wel voorwaardelijk wordt gevraagd. Hilton heeft bij een voorwaardelijk verzoek belang, omdat niet uitgesloten kan worden dat in hoger beroep anders wordt geoordeeld over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet. De voorwaardelijke ontbinding zal worden uitgesproken, nu daarvoor gelet op het hiervoor overwogene gewichtige redenen bestaan. Voor toekenning van een vergoeding bestaat, gelet op de redenen voor die ontbinding, geen aanleiding. Geen grond bestaat (dus) voor de meer subsidiair door [verweerster] verzochte veroordeling van Hilton tot betaling van een beëindigingsvergoeding in welke vorm dan ook.
4.10.
Wel toewijsbaar is het verzoek van [verweerster] om toestemming om kosteloos te mogen procederen.
4.11.
In de aard van de rechtsverhouding ziet het gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
verleent [verweerster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd met ingang van 13 december 2017;
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van heden voor zover in rechte zou komen vast te staan dat deze niet reeds eerder is geëindigd;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.