ECLI:NL:OGEAC:2018:15

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
CUR201702537
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op basis van kennelijk onredelijk ontslag en goed werkgeverschap in de relatie tussen werknemer en werkgever

In deze zaak verzoekt de werknemer, aangeduid als [verzoeker], het gerecht om te verklaren dat zijn ontslag door de werkgever, CATIS N.V., kennelijk onredelijk is. De werknemer was in dienst als technicus en werd op 15 juni 2017 geschorst na een negatieve inspectie van een reddingsvlot door een inspecteur van Viking. De werkgever stelde dat de werknemer ernstig had gefaald in zijn werkzaamheden, wat leidde tot een verstoorde arbeidsrelatie. De werknemer heeft zich tegen het ontslag verweerd en stelde dat de werkgever geen deugdelijk onderzoek had gedaan naar de feiten die aan het ontslag ten grondslag lagen. Het gerecht oordeelt dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat het ontslag gerechtvaardigd was en dat de werknemer niet de gelegenheid heeft gekregen om zijn visie te geven op de gang van zaken. Het gerecht concludeert dat het ontslag kennelijk onredelijk is en veroordeelt de werkgever tot betaling van een schadevergoeding van NAf 20.000, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beschikking is gegeven door mr. Th. Veling op 8 februari 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. van Oorsouw-Hofhuis,
tegen
de naamloze vennootschap
CATIS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. H. Alejandra.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Catis genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van 21 november 2017, met producties;
  • de akte wijziging eis;
  • de producties van de zijde van Catis;
  • de behandeling ter zitting van 26 januari 2018;
  • de door beide advocaten overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Verzoeker] is geboren op 11 maart 1969 en is op 17 januari 2015 bij Catis in dienst getreden in de functie van technicus. Laatstelijk genoot hij een salaris van NAf 2.300 bruto per maand.
2.2.
Catis houdt zich (onder andere) bezig met het onderhoud van veiligheidsmiddelen op schepen, zoals het servicen van reddingsvlotten. Catis dient zich in dit verband te houden aan de regels van de internationale organisatie SOLAS.
2.3.
In het kader van zijn functie is [verzoeker] onder andere belast met het uitvoeren van de hiervoor bedoelde services. Hij heeft daarvoor diverse opleidingen gevolgd in Miami en is door de leverancier van de veiligheidsmiddelen (Viking) gecertificeerd.
2.4.
Op 9 maart 2016 heeft [verzoeker] een reddingsvlot op een zeker schip geïnspecteerd. Hij heeft twee van de drie in dat kader vereiste formulieren getekend. Het derde formulier is getekend door zijn leidinggevende, de heer [naam].
2.5.
Op 15 juni 2017 heeft een inspecteur van Viking een controle uitgevoerd. Het resultaat was negatief. Catis heeft een zogenoemd “condemnation”-formulier ingevuld, dat als reden voor de afkeuring vermeldt:
Strong heat/fire
Oxidation
2.6.
Op dezelfde dag is [verzoeker] geschorst, zonder behoud van salaris. Een brief van die dag van Catis onder de kop “ WARNING” luidt, voor zover van belang als volgt:
You have been informed by the Viking Inspector about the poor quality of your work recently performed on a raft he at random has picked up for inspection. There were multiple items where your professionalism has lacked execution, which for sure would have caused life losses if raft would have to be used by the customer. Your performance in this service has led to poor performance of the station with the station’s license at risk.
Hence the reason for this serious warning.
As consequence, the inspector has removed your license and you are no longer Viking Certified, until further notice.
You are hereby getting an obligated job leave as of now till the 26th of June (this is without salary pay). You are expected back to re-assume your work on June the 26th at 13:30 hrs.
2.7. [
Verzoeker] heeft vervolgens een gemachtigde ingeschakeld, die Catis bij brief van 22 juni 2017 heeft gesommeerd om de loondoorbetaling te hervatten. Ook heeft [verzoeker] zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van het werk. Per e-mail van 23 juni 2017 heeft Catis aan de gemachtigde van [verzoeker] laten weten dat de loondoorbetaling zal worden hervat.
2.8.
Een verklaring van 23 juni 2017 van [naam] over de inspectie van 15 juni 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Hierbij volgende opmerkelijke punten:
  • de activeerlijn […] was niet op de juiste manier door de ogen van cablewire van activeer CO2 gascilinder van de bovenvermelde reddingsvlot dat met gevolg heeft deze reddingsvlot gebruik moest worden dat deze CO2 gascilinder nooit zou activeren
  • de twee (2) noodverpakkingstassen binnen in de reddingsvlot waren niet vastgebonden
  • de dakcanvas […] en rubber lower tube van de reddingsvlot had er enkele corrosive plekken waar reparatie had moeten plaatsvinden door de technicus
Conclusie:
Doelstelling van een reddingsvlot is een reddingsmiddelen van mensenlevens in tijd van nood op zee
Als deze reddingsvlot gebruik moest worden zou dit nooit activeren vanwege dat de activeerlijn […] niet vast is gemaakt aan de activeerkabel […] dat aangesloten is aan de CO2 gascilinder die de reddingsvlot opblaast
Een niet operationeel reddingsvlot in zeewater!
2.9.
Op 23 juni 2017 heeft Catis aan [verzoeker] een voorstel gedaan om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie.
2.10.
Op 26 juni 2017 heeft Catis bij het ministerie van SOAW een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te mogen opzeggen. De onderbouwing van dit verzoek luidt als volgt:
Er is een verstoorde arbeidsrelatie ontstaan als gevolg van een roekeloos en onprofessioneel werkhouding ten opzichte van reddingsmiddelen waarvan deze werkgever sinds 2015 internationaal gecertificeerd is. […] Door toedoen van deze nalatigheid deze werkzaamheid nauwkeurig te verrichten, heeft dit het bedrijf meer dan ANG 20.000 gekost, zonder erbij te vermelden dat dit toedoen, bijna de licentie van het gehele bedrijf heeft gekost.
[verzoeker] zelf, heeft niet eens gedurende het uitleggesprek hierover (op 15 juni 2017) enige spijt getoond. Of tenminste enige interesse in het oplossen van het probleem nu voor de klant. Zijn enige opmerking was dat hij niet meer in deze afdeling wenst te werken, en hij heeft daar ook mondeling op toegegeven, niet eens meer in die afdeling te willen betreden.
Voor 80% is dit werk zijn werkzaamheid. Zijn certificaat is dusdanig ingetrokken […].
2.11. [
Verzoeker] heeft zich tegen dit verzoek verweerd.
2.12.
Bij besluit van 25 juli 2017 heeft SOAW aan Catis toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen, omdat
is gebleken dat de arbeidsrelatie tussen partijen dusdanig is aangetast, dat niet meer gesproken kan worden van een gezonde arbeidsrelatie;
2.13.
Bij brief van 26 juli 2017 heeft Catis de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 25 augustus 2017 opgezegd.

3.Het geschil

3.1. [
Verzoeker] verzoekt na wijziging van zijn verzoek dat het gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, (A) voor recht verklaard dat het door Catis aan [verzoeker] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, (B) Catis veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van NAf 20.000 ten titel van een billijkheidvergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, (C) Catis veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van NAf 5.000 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en (D) Catis veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Catis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten, en voorts tot het opleggen aan [verzoeker] van een geheimhoudingsplicht en een contactverbod met bedrijfsrelaties van Catis, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 50.000 per keer dat hij deze maatregel overtreedt.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht zal recht doen op de eis zoals [verzoeker] die gewijzigd heeft, nu niet gebleken is dat die eiswijziging leidt tot strijd met de eisen van een goede procesorde.
4.2. [
Verzoeker] meent dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7A:1615s BW. Hij stelt zich op het standpunt dat Catis een valse reden aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd en ook dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de Catis bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In het navolgende zal het gerecht dit standpunt beoordelen. Daarbij stelt het gerecht voorop dat de stelplicht en eventuele bewijslast met betrekking tot feiten die kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag op [verzoeker] rusten. Dat laat onverlet dat het aan Catis is om voldoende feitelijke aanknopingspunten te verschaffen ter onderbouwing van de gronden die zij voor het ontslag heeft aangevoerd.
4.3.
De onderhavige procedure vloeit uiteindelijk voort uit de bevindingen van de controleur van Viking van 15 juni 2017. Catis meent dat uit die bevindingen volgt dat [verzoeker] ernstig heeft gefaald bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Volgens Catis is de arbeidsrelatie ook verstoord geraakt doordat [verzoeker] zijn fout niet heeft willen toegeven en hij een advocaat heeft ingeschakeld.
4.4.
In de visie van Catis is dus sprake geweest van een (zeer ernstige) fout van [verzoeker]. In beginsel moet worden aangenomen dat fouten van werknemers bij de uitvoering van de werkzaamheden kunnen voorkomen zonder dat dit direct tot ontslag aanleiding geeft. In dit verband wijst het gerecht erop dat, zoals tussen partijen vaststaat (zie productie 7 bij verzoekschrift), [verzoeker] goed heeft gefunctioneerd en nooit eerder een waarschuwing heeft gekregen. Niettemin kunnen door de werknemer gemaakte fouten dermate ernstig zijn dat één enkele fout reeds voldoende grond voor ontslag kan vormen. Dat kan zo zijn in een geval als het onderhavige, waar de (vermeende) fout ertoe leidt dat het leven van de opvarenden van het desbetreffende schip in gevaar is gebracht. In een zodanig geval mag wel van de werkgever worden verwacht dat hij zich ervan vergewist dat het daadwerkelijk (1) een fout is geweest (2) van deze werknemer alvorens tot ontslag over te gaan. Van de werkgever mag, kortom, een deugdelijk onderzoek naar de feiten worden verwacht.
4.5.
Aan die verplichting heeft Catis niet voldaan. Direct na het bekend worden van de kritiek van Viking (welke kritiek dat precies betreft is overigens niet duidelijk nu het door Catis ingevulde “condemnation”-formulier inhoudelijk niet overeenstemt met de verklaring van [naam] en een verklaring van Viking zelf ontbreekt), heeft Catis kennelijk haar conclusies getrokken en reden gezien om [verzoeker] zonder salaris naar huis te sturen. Deze handelwijze is niet in overeenstemming met hetgeen van Catis als goed Catis verwacht had mogen worden. In dat verband overweegt het gerecht het volgende.
4.6.
Niet gebleken is dat Catis aan [verzoeker] gelegenheid gegeven heeft om zijn visie op de gang van zaken naar voren te brengen. Dat is te meer van belang, nu [verzoeker] zowel in de procedure bij SOAW als in de onderhavige procedure heeft gewezen op diverse punten die ertoe (kunnen) leiden dat het niet noodzakelijkerwijs het handelen van [verzoeker] is geweest dat tot de bevindingen van Viking aanleiding heeft gegeven. Zo heeft [verzoeker] er in de eerste plaats op gewezen dat het schip sinds de onderhoudsbeurt meer dan een jaar operationeel is geweest en dat er in de periode sindsdien veel met het reddingsvlot kan zijn gebeurd dat invloed kan hebben gehad op de staat waarin het zich bevond toen de controleur de inspectie uitvoerde. Dat dit niet slechts een theoretische mogelijkheid betreft, kan reeds worden afgeleid uit de omstandigheid dat volgens het “certificate of re-inspection” van maart 2016 de volgende inspectie reeds in maart 2016 had moeten zijn uitgevoerd, dat wil zeggen ruim voordat Viking de inspectie deed. Catis heeft op een en ander niet concreet gereageerd.
4.7.
In de tweede plaats staat vast dat meerdere personen bij de servicebeurt betrokken zijn geweest. Ter zitting is immers gebleken dat [naam] het derde formulier heeft getekend. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] bovendien gesteld dat het [naam] is geweest die de servicebeurt heeft afgesloten. Catis heeft die stelling niet betwist. Ter zitting is gebleken dat een en ander zo is gelopen omdat [verzoeker] tijdens de servicebeurt door Catis naar een spoedklus is gestuurd. Wat ook de reden is, gelet op deze gang van zaken kan niet zonder meer worden aangenomen dat het [verzoeker] is geweest die de (gestelde) fouten zou hebben gemaakt, laat staan dat hij dit opzettelijk en bewust zou hebben gedaan, zoals Catis ter zitting heeft betoogd. In deze omstandigheden kan [verzoeker] bezwaarlijk worden verweten dat hij tijdens het “uitleggesprek” van 15 juni 2017 geen spijt heeft betuigd.
4.8.
Kennelijk was ook Catis van mening dat ontslag van [verzoeker] niet aangewezen was. Uit de schriftelijke waarschuwing van 15 juni 2017 immers worden afgeleid dat Catis van mening was dat een dergelijke maatregel voldoende was. Niet gebleken is van rechtens relevante ontwikkelingen nadien die Catis reden zou hebben kunnen geven om van mening te veranderen. Van enig nader onderzoek naar de feiten is niet gebleken. Voor zover Catis zou menen dat het inschakelen door [verzoeker] van een raadsman tot een verstoring van de arbeidsrelatie heeft geleid, is het gerecht van oordeel dat Catis dit in redelijkheid niet een rol heeft mogen laten spelen. [verzoeker] had immers goede reden om rechtsbijstand te zoeken, nu hij – ten onrechte, zo vindt inmiddels kennelijk ook Catis – plotseling zonder inkomen was komen te zitten.
4.9.
Werkelijke reden voor het ontslag is kennelijk een andere. In het verweerschrift stelt Catis dat Viking naar aanleiding van de inspectie [verzoeker] “als veiligheidsrisico” zag en dat Catis zich het risico van intrekking van haar licentie als service station niet kon veroorloven. Naar eigen zeggen wilde Catis “ophef” en “ruchtbaarheid” over dit incident vermijden. Zij heeft klaarblijkelijk met de vertegenwoordiger van Viking onderhandeld, met als resultaat dat deze bereid was Catis “te sparen nu Catis haar verantwoordelijkheid heeft genomen en besloten heeft om [verzoeker] te ontslaan”.
4.10.
Het gerecht leidt uit een en ander af dat Catis tot het ontslag van [verzoeker] is gekomen om Viking tevreden te stellen. Aldus heeft Catis uitsluitend oog gehad voor het eigen belang en heeft zij, mede gelet op het hiervoor overwogen de met betrekking tot de door Catis gevolgde procedure, de gerechtvaardigde belangen van [verzoeker] in ernstige mate veronachtzaamd. Gelet op het belang van Catis bij behoud van haar licentie, zou deze conclusie mogelijk anders hebben geluid als Catis aan [verzoeker] een beëindigingsaanbod zou hebben gedaan dat met het voorgaande in voldoende mate rekening hield. Het aanbod dat Catis op 23 juni 2017 heeft gedaan (een maandopzegtermijn en afrekening van het aantal openstaande vakantiedagen), kan niet als een dergelijk aanbod worden beschouwd. Verder acht het gerecht van belang dat Catis omtrent de werkelijke reden voor de opzegging geen openheid van zaken heeft gegeven aan SOAW. De ontslagvergunning is dus verkregen op basis van een tekortschietende voorstelling van zaken.
4.11.
Dit alles in onderlinge samenhang beschouwd brengt het gerecht tot het oordeel dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
4.12.
De schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag is een bijzondere vorm van schadevergoeding, die als doel heeft een zekere genoegdoening te verschaffen in overeenstemming met de aard en de ernst van de tekortkoming van de Catis en met de uit de opzegging voortvloeiende materiële en immateriële nadelen voor de [verzoeker]. Is de omvang van de schade niet te berekenen, dan mag de rechter de schade uiteindelijk naar billijkheid schatten. De schade moet begroot worden naar het moment waarop het ontslag is ingegaan. Tegen deze achtergrond overweegt het gerecht verder als volgt.
4.13.
Als onbetwist staat vast dat [verzoeker] bij zijn huidige werkgever NAf 650 per maand minder verdient dan hij verdiende bij Catis. [verzoeker] ondervindt dus
financieel nadeel van het ontslag. Op grond van het besprokene ter zitting acht het gerecht voorts aannemelijk dat de kans dat [verzoeker] spoedig werk zal vinden op het zelfde niveau en met hetzelfde inkomen als bij Catis klein moet worden geacht. [verzoeker] had immers een specialistische opleiding bij Catis gevolgd en in de desbetreffende branche zijn niet veel bedrijven op Curaçao werkzaam. Voorts moet in de schadevergoeding worden verdisconteerd dat Catis, zoals blijkt uit het voorgaande, op verschillende punten heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen van goed werkgeverschap. Al met al acht het gerecht de gevorderde schadevergoeding van NAf 20.000 gerechtvaardigd. Als gezegd is hierin het handelen van Catis in strijd met de verplichtingen van goed werkgeverschap verdisconteerd, zodat geen aanleiding bestaat om [verzoeker] daarnaast nog een vergoeding van immateriële schade toe te kennen.
4.14.
Catis is de wettelijke rente over deze schadevergoeding verschuldigd vanaf de datum waartegen is opgezegd, dat wil zeggen per 25 augustus 2017.
4.15.
In haar verweerschrift heeft Catis verzocht dat [verzoeker] een geheimhoudingsplicht en een contactverbod met Viking of andere bedrijfsrelaties van Catis wordt opgelegd. Catis heeft geen grondslag voor deze vordering aangevoerd, zodat reeds om die reden de vordering niet toewijsbaar is. Dit laat vanzelfsprekend onverlet dat [verzoeker] gebonden is aan eventuele bepalingen in dit verband in de arbeidsovereenkomst.
4.16.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Catis worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. Deze worden begroot op NAf 50 voor griffierecht en NAf 2.000 voor gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart voor recht dat het ontslag van [verzoeker] kennelijk onredelijk is;
5.2.
veroordeelt Catis tot betaling aan [verzoeker] van NAf 20.000, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 25 augustus 2017 tot aan de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt Catis in de proceskosten van [verzoeker], begroot op NAf 2.050;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.