In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had op 25 november 2016 een definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2015 opgelegd, waartegen belanghebbende op 23 november 2016 bezwaar had gemaakt. De Inspecteur verklaarde het bezwaar op 13 april 2017 niet-ontvankelijk. Belanghebbende ging in beroep en diende een aanvullend beroepschrift in op 5 juni 2018. Tijdens de zitting op 21 juni 2018 werd het beroep behandeld. Het Gerecht oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat het tijdig was ingediend, en dat de Inspecteur de aanslag ten onrechte niet had geaccepteerd. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur het belastbaar inkomen van belanghebbende te hoog had vastgesteld en dat de juiste belastingtarieven niet waren toegepast. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd, maar de aanslag werd gehandhaafd. De Inspecteur werd gelast om het griffierecht van Naf. 50 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd op 26 juni 2018.