ECLI:NL:OGEAC:2018:148

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
CUR201700148 t/m CUR201700151
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ

Op 26 juni 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, een directeur van CMHS N.V., in beroep ging tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over de jaren 2010 en 2011. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd op basis van management fees die aan de directeur waren uitbetaald. Belanghebbende stelde dat deze bedragen door een buitenlandse vennootschap, J&A, waren genoten en dat hij geen bewijs had geleverd voor de betalingen aan hem. Het Gerecht oordeelde dat de brief waarin belanghebbende zich niet ter zitting zou verdedigen, geen intrekking van het beroep betekende. Het Gerecht concludeerde dat de management fees door belanghebbende waren genoten en dat de Inspecteur terecht de aanslagen had gehandhaafd. De uitspraak verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2018
BBZ nrs. CUR201700148 t/m CUR201700151
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 29 mei 2015 over de jaren 2010 en 2011
navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd naar een belastbaar en premie-inkomen voor het jaar 2010 van Naf. 289.583 en voor het jaar 2011 van Naf. 320.263.
1.2
Belanghebbende is op 30 juni 2015 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 23 december 2016 uitspraken op bezwaar gedaan en de
aanslagen gehandhaafd.
1.4
Namens belanghebbende heeft [ A ], verbonden aan
[ Q ], op 23 februari 2017 beroep aangetekend tegen de uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 juni 2018 verweerschriften ingediend.
1.6
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting te Willemstad op 22 juni 2018. Namens de Inspecteur is verschenen [ B ]. Belanghebbende is niet verschenen. Op 21 juni 2018 heeft [ A ] een e-mail aan het Gerecht verzonden met de volgende tekst:
“ (…)
Zoals telefonisch besproken, bevestig ik hierbij dat [ Q ] zich terugtrekt als gemachtigde van de heer [ X ]. Reden hiervoor is dat de heer [ X ] zijn positie niet zal verdedigen bij het Gerecht. Wij hebben de Inspecteur hiervan op de hoogte geteld en zullen nader overleg plegen met de Inspecteur. (…)”

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is directeur van [ CMHS ] N.V. (CMHS). In de oprichtingsakte van CHMS van 11 mei 2005 is opgenomen dat belanghebbende als “managing director” is benoemd.
2.3
In de resultatenrekening van CMHS over de jaren 2010 en 2011 staat onder personele uitgaven vermeld: “ management fee director”: Naf. 83.838 (2010) en Naf. 132.971 (2011).
2.4
Met dagtekening 29 mei 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AVBZ over de jaren 2010 en 2011 opgelegd, waarbij de in 2.3 vermelde management fees in het belastbaar en premie-inkomen zijn begrepen.
2.5
De Inspecteur heeft op 26 maart 2018 in de vorm van een e-mail een brief aan de gemachtigde van belanghebbende gestuurd over de opgelegde aanslagen. Hierin vraagt de Inspecteur onder meer naar een kopie van de getekende service- of management-agreement, een kopie van het getekende arbeidscontract tussen belanghebbende en CMHS en de bankafschriften waaruit de betalingen van de management fee aan J&A blijken. Belanghebbende heeft de vragen niet beantwoord.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de Inspecteur het belastbaar en premie-inkomen terecht heeft verhoogd met een bedrag van respectievelijk Naf. 83.838 (2010) en Naf. 132.971 (2011).
3.2
Belanghebbende stelt dat de betreffende bedragen zijn uitbetaald aan [ J&A ] (hierna J&A), een buitenlandse vennootschap die is gevestigd op de British Virgin Islands. De betalingen zouden zijn verricht op basis van een tussen J&A en CMHS gesloten ‘Service Agreement’. De Inspecteur stelt dat belanghebbende de management fees heeft genoten en dus bij hem in het inkomen begrepen dienen te worden.
BEOORDELING VAN HET BEROEP
4.1
Het Gerecht stelt voorop dat naar zijn oordeel de in 1.6 geciteerde brief geen intrekking van het beroep inhoudt. Blijkbaar is [ Q ] op dat moment geen gemachtigde meer en bovendien betekent de omstandigheid dat belanghebbende zich niet zal verdedigen bij het Gerecht niet dat hij daarmee zijn beroep prijsgeeft.
4.2
Belanghebbende is bij oprichting van CMHS benoemd tot “managing director”. De Inspecteur heeft onbetwist gesteld dat belanghebbende dat in 2010 en 2011 nog steeds is. Volgens de resultatenrekeningen van CMHS over 2010 en 2011 is in die jaren respectievelijk Naf. 83.838 (2010) en Naf. 132.971 (2011) aan management fee aan de directeur uitbetaald. Hiermee is naar het oordeel van het Gerecht aannemelijk dat de betreffende bedragen door belanghebbende zijn genoten. Belanghebbende brengt hier weliswaar tegenin dat de bedragen op grond van een service-agreement genoten zijn door J&A en niet door hem, maar hij levert geen enkel bewijs van die stelling, ook niet nadat de Inspecteur uitdrukkelijk om bewijzen gevraagd heeft. Gelet hierop is het gelijk aan de Inspecteur.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500