ECLI:NL:OGEAC:2018:128

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
CUR201600779 tot en met CUR201600783
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en aftrekbaarheid van autokosten voor taxichauffeur

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een taxichauffeur, belanghebbende, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen verschillende belastingaanslagen, waaronder premies AOV/AWW en AVBZ, die aan haar waren opgelegd. De belanghebbende stelde dat zij de autokosten die zij had gemaakt in haar aangiften niet kon aantonen, en dat de forfaitaire bijtelling voor privégebruik van de auto niet in aanmerking was genomen. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door haar opgevoerde autokosten en dat de Inspecteur terecht had gesteld dat de kosten niet voor aftrek in aanmerking kwamen. De bezwaren tegen de premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 werden als niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze buiten de wettelijke termijn waren ingediend. Het beroep inzake de aanslag premies AOV/AWW 2011 werd gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de aanslag premies AOV/AWW 2014 werd ongegrond verklaard. De belanghebbende kreeg het betaalde griffierecht van Naf. 50 terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van kosten voor belastingaftrek en de gevolgen van het niet tijdig indienen van bezwaren.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juni 2018
BBZ nrs. CUR201600779 tot en met CUR201600783
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,woonachtig in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
De Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op de volgende data de volgende aanslagen opgelegd:
AOV/AWW 2011
AOV/AWW 2014
AVBZ 2007
AVBZ 2008
AVBZ 2012
1 maart 2013
Premie-inkomen:
Naf. 20.200
23 december 2015
Premie-inkomen: Naf. 21.600
25 februari 2011
Premie-inkomen:
Naf. 8.916
11 februari 2011
Premie-inkomen: Naf. 14.700
29 november 2013
Premie-inkomen: Naf. 7.350
1.2
Belanghebbende is op 16 februari 2016 in bezwaar gekomen tegen bovengenoemde aanslagen.
1.3
De Inspecteur heeft op 2 september 2016 de volgende uitspraken op bezwaar gedaan:
AOV/AWW 2011
AOV/AWW 2014
AVBZ 2007
AVBZ 2008
AVBZ 2012
Belanghebbende is ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het bezwaar is afgewezen en de aanslag is gehandhaafd.
Belanghebbende is ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het bezwaar afgewezen en de aanslag is gehandhaafd.
Het bezwaar is niet- ontvankelijk verklaard.
Het bezwaar is niet- ontvankelijk verklaard.
Het bezwaar is niet- ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende is op 31 oktober 2016 in beroep gekomen en heeft daarvoor het bedrag van Naf. 50 aan griffierecht voldaan.
1.5
Belanghebbende heeft op 7 november en 29 december 2016 aanvullingen op het beroepschrift ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 2 en 3 augustus 2017 verweerschriften ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft in de beroepsfase de aanslag AOV/AWW 2014 ambtshalve verminderd naar een premie-inkomen van Naf. 10.630.
1.8
Belanghebbende heeft op 31 augustus en 1 september 2017 reacties op de verweerschriften ingediend.
1.9
Ter zitting van 14 september 2017 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur, A.
1.1
Belanghebbende heeft op 25 oktober 2017 een nader stuk ingediend.
1.11
De Inspecteur heeft op 1 en 17 november 2017 schriftelijk gereageerd op het nadere stuk van belanghebbende van 25 oktober 2017.
1.12
Belanghebbende heeft op 28 november 2017 gereageerd op bovengenoemd schrijven van de Inspecteur.
1.13
Op 13 mei 2018 heeft belanghebbende het Gerecht wederom een brief doen toekomen. Deze brief is op 21 mei 2018 ter kennisneming doorgestuurd naar de Inspecteur.

2.DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is een zelfstandig taxichauffeur. Zij heeft een auto van het merk Hyundai, model H1 en het bouwjaar 2008 op haar naam staan (hierna: taxi).
2.3
Belanghebbende heeft de volgende bedragen in haar aangiften aangegeven (in Naf.):
AOV/AWW 2011
AOV/AWW 2014
AVBZ 2007
AVBZ 2008
AVBZ 2012
Opbrengst 29.000
Kosten
25.9
Winst 3.100
Opbrengst 10.630
Kosten
5.44
Winst 5.190
Opbrengst 19.000
Kosten
12.445
Winst 6.555
Opbrengst14.700 Kosten
7.75
Winst 6.950
Opbrengst 17.800
Kosten
7.35
Winst 10.450
2.4
De in 2014 opgevoerde kosten (Naf. 5.440) betreffen uitsluitend autokosten, zoals benzinekosten, kosten nummerplaat, verzekering, banden.
2.5
De Inspecteur heeft de aanslag premies AOV/AWW over het jaar 2014 verminderd naar een premie-inkomen van Naf. 10.630, overeenkomstig de bruto-opbrengst in de aangifte. De opgevoerde autokosten zijn niet geaccepteerd. Bij de aangifte inkomstenbelasting 2014 was geen (deel van de) jaarrekening en ook geen enkele factuur gevoegd.
2.6
Na daartoe door de Inspecteur in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft belanghebbende een handgeschreven kwitantie overgelegd waarop staat dat het bedrag van Naf. 27.000 is ontvangen van belanghebbende voor de verkoop van een ‘H1 Van’. De kwitantie is ondertekend met ‘C’. Bij de datum is 4-11-2010 ingevuld. Samen met de kwitantie is een briefje overgelegd waarop staat dat C op 4-11-2010 van belanghebbende een bedrag van Naf. 27.000 heeft ontvangen voor de aankoop van een ‘Van Hyundai H1 diesel’, modeljaar 2008.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is de vraag of de aanslagen premies AOV/AWW 2011 en 2014 en premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 naar juiste premie-inkomens zijn vastgesteld.
3.2
De Inspecteur stelt dat het onmogelijk is dat belanghebbende van het door haar aangegeven inkomen in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien. Voorts stelt de Inspecteur dat rekening gehouden moet worden met het privé- gebruik auto.
3.3
Belanghebbende stelt dat zij in de onderhavige periode geen vast inkomen heeft gehad, gezondheidsklachten had en dus niet fulltime kon werken en bij haar ouders inwoonde.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Ontvankelijkheid aanslagen premies AVBZ 2007, 2008 en 2012

4.1
In artikel 29, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is geregeld dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De bezwaren tegen de aanslagen premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 zijn buiten de wettelijke termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 29, lid 1 van de ALL ingediend.
4.3
Niet- ontvankelijkverklaring blijft in dat geval achterwege indien sprake is van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft als verklaring voor de te late indiening aangevoerd dat zij de aangiftebiljetten over de belastingjaren 2006 tot en met 2008 allemaal tegelijkertijd ontving, waardoor zij verrast was en geen tijd had om tijdig in bezwaar te komen. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Gerecht met deze verklaring niet aangetoond dat zij redelijkerwijze niet in staat was de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslagen, in acht te nemen. Het Gerecht acht de termijnoverschrijding dan ook niet verschoonbaar. De Inspecteur heeft de bezwaren terecht niet- ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de aanslagen premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 is ongegrond.
4.4
Nu de bezwaren niet-ontvankelijk zijn, komt het Gerecht niet toe aan een inhoudelijke behandeling.
Ontvankelijkheid premies AOV/AWW 2011
4.5
Aan belanghebbende is op 1 maart 2013 een aanslag premies AOV/AWW over het jaar 2011 opgelegd. Belanghebbende is op 16 februari 2016 in bezwaar gekomen. Dat is buiten de tweemaandstermijn die artikel 29 lid 1 ALL voorschrijft. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat betekent dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De Inspecteur heeft belanghebbende bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2016 ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag premies AOV/AWW 2011 ten onrechte als ontvankelijk heeft aangemerkt met als gevolg dat het beroep gegrond is.
Premies AOV/AWW 2014
4.6
De Inspecteur heeft de aanslag premies AOV/AWW 2014 verminderd naar een premie-inkomen van Naf. 10.630, zijnde de bruto-opbrengst zoals aangegeven door belanghebbende. De door belanghebbende opgevoerde autokosten van Naf. 5.440 zijn daarbij niet in aftrek toegelaten.
4.7
Het is aan belanghebbende om de geclaimde aftrekposten aannemelijk te maken. De Inspecteur heeft betoogd dat belanghebbende de opgevoerde kosten niet aannemelijk heeft gemaakt en dat zij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bijtelling privé gebruik auto. Hierdoor komen er volgens de Inspecteur per saldo geen kosten voor aftrek op de winst in aanmerking.
4.8
Het Gerecht stelt voorop dat aannemelijk wordt geacht dat belanghebbende in 2014 autokosten heeft moeten maken. Met de bij de aangifte inkomstenbelasting 2014 overgelegde bijlage (gedateerd 29 mei 2015) maakt belanghebbende naar het oordeel van het Gerecht echter niet aannemelijk dat zij voor de aangegeven bedragen autokosten heeft gemaakt. Belanghebbende heeft immers geen jaarstukken overgelegd en de opgevoerde kosten betreffen slechts afgeronde en blijkbaar geschatte bedragen die niet geverifieerd kunnen worden. De door belanghebbende na de zitting overgelegde handgeschreven stukken inzake de Hyundai H 1 leveren naar het oordeel van het Gerecht niet voldoende bewijs op voor de aankoop van die auto. De kwitantie en de daarbij overgelegde verklaring voldoen niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voor een factuur en belanghebbende heeft geen bewijs van betaling kunnen overleggen. Afschrijvingskosten, die belanghebbende overigens ook niet opgevoerd heeft, kunnen dan niet in aanmerking genomen worden.
4.9
Artikel 6, lid 5 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB) schrijft voor dat bij het bepalen van de winst uit onderneming de aan het houden van een personenauto verbonden kosten worden geacht tot een bedrag van ten minste 15% van de nieuwwaarde van die auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming, tenzij de ondernemer aantoont dat die auto niet voor privédoeleinden, wordt gebruikt. Deze bepaling is ook van toepassing op de premieheffing AOV/AWW.
4.1
Niet in geschil is dat belanghebbende de taxi ook voor privédoeleinden heeft gebruikt. Dan zijn de kosten op grond van artikel 6, lid 5 LvIB, tot 15% van de nieuwwaarde niet aftrekbaar. Dat betekent dat, als de kosten van de auto lager zijn dan 15% van de nieuwwaarde van de auto, die kosten per saldo niet in aftrek gebracht kunnen worden. Die kosten worden dan door wetsfictie geacht in privé gemaakt te zijn, ook al is dat in werkelijkheid anders. Indien de nieuwwaarde van de Hyundai H1 hoger is dan Naf. 36.267, hetgeen het Gerecht in navolging van de Inspecteur aannemelijk acht, dan komen op grond van de hierboven weergegeven regeling de autokosten tot een bedrag van minstens Naf. 5.440 niet voor aftrek in aanmerking, omdat ze aan privé worden toegerekend. Dat betekent dat het gelijk aan de Inspecteur is. Het beroep met betrekking tot de aanslag premies AOV/AWW is ongegrond.

5.GRIFFIERECHT

Het beroep is deels gegrond verklaard en daarom dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van Naf. 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart het beroep inzake de aanslagen premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 en premies AOV/AWW 2014 ongegrond;
- verklaart het beroep inzake de aanslag premies AOV/AWW 2011 gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de premies AOV/AWW 2011;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag premies AOV/AWW 2011 niet- ontvankelijk;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: Naf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: Naf. 500