Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN
25.9
5.44
12.445
7.75
7.35
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een taxichauffeur, belanghebbende, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen verschillende belastingaanslagen, waaronder premies AOV/AWW en AVBZ, die aan haar waren opgelegd. De belanghebbende stelde dat zij de autokosten die zij had gemaakt in haar aangiften niet kon aantonen, en dat de forfaitaire bijtelling voor privégebruik van de auto niet in aanmerking was genomen. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door haar opgevoerde autokosten en dat de Inspecteur terecht had gesteld dat de kosten niet voor aftrek in aanmerking kwamen. De bezwaren tegen de premies AVBZ 2007, 2008 en 2012 werden als niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze buiten de wettelijke termijn waren ingediend. Het beroep inzake de aanslag premies AOV/AWW 2011 werd gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de aanslag premies AOV/AWW 2014 werd ongegrond verklaard. De belanghebbende kreeg het betaalde griffierecht van Naf. 50 terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van kosten voor belastingaftrek en de gevolgen van het niet tijdig indienen van bezwaren.