In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [verzoekster], door haar werkgever, OPRA PROMO PROS B.V. (OPP). [Verzoekster] was sinds 1 april 2016 in dienst bij OPP en had een bruto maandsalaris van NAf 2.150. OPP had op 6 november 2017 een ontslagvergunning aangevraagd, maar op 22 november 2017 vond er een incident plaats waarbij [verzoekster] documenten had geprint die OPP als vertrouwelijk beschouwde. Dit leidde tot een handgemeen tussen [verzoekster] en de directeur van OPP, wat resulteerde in het ontslag op staande voet op 28 november 2017. [Verzoekster] betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om haar salaris door te betalen en om schadevergoeding voor de computer die tijdens het incident was beschadigd.
Het Gerecht oordeelde dat OPP niet bevoegd was om het ontslag op staande voet te geven, omdat de omstandigheden niet voldoende waren om dit ontslag te rechtvaardigen. Het Gerecht benadrukte dat de werkgever de stelplicht en bewijslast heeft en dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in overweging moeten worden genomen. De rechter concludeerde dat het ontslag nietig was, waardoor de arbeidsovereenkomst bleef bestaan en OPP verplicht was om het salaris door te betalen. Daarnaast werd OPP veroordeeld om de schade aan de computer te dragen, aangezien er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoekster].
Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juni 2018, maar zonder dat [verzoekster] recht had op een ontbindingsvergoeding. OPP werd veroordeeld in de proceskosten en [verzoekster] kreeg toestemming om kosteloos te procederen. De uitspraak werd gedaan door mr. Th. Veling op 23 mei 2018.