Uitspraak
1.Verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
14 september 2015, zulks onder verbeurte van een dwangsom. Tenslotte is verzocht om gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap mr. Ornelio Martina N.V. (AOM) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die in dienst was van AOM. De gedaagde had eerder beslag gelegd op de bankrekening van AOM en de eiseres verzocht om opheffing van dit beslag. De procedure begon met een verzoekschrift van AOM op 17 januari 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 februari 2018. De gedaagde had een arbeidsovereenkomst met AOM die op 16 september 2015 was ontbonden, met een veroordeling tot betaling van achterstallig loon en cessantia. AOM betwistte de vorderingen van de gedaagde en stelde dat zij niets meer verschuldigd was. De rechter oordeelde dat de gedaagde voldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen en dat er geen summierlijke ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht was aangetoond. De vordering van AOM tot opheffing van het beslag werd afgewezen, evenals het verzoek om gedaagde te verbieden in de toekomst beslag te leggen. AOM werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot dat moment waren begroot op NAf 1.500,-. Het vonnis werd uitgesproken op 16 februari 2018.