ECLI:NL:OGEAC:2018:118

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
CUR201702866
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring ontkenning vaderschap en proceskostencompensatie in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder, die de ontkenning van het vaderschap door de juridische vader wilde laten gegrondverklaren. De moeder en de juridische vader waren op 30 november 2010 met elkaar gehuwd en hebben een minderjarige samen, maar de moeder stelt dat de biologische vader de verwekker is. De juridische vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en erkent in een brief dat hij niet de verwekker is. De Voogdijraad, die als bijzonder curator optreedt, heeft ook geen bezwaar tegen het verzoek.

De moeder heeft het verzoek ingediend na de echtscheiding, maar niet binnen de wettelijke termijn van een jaar na de geboorte van het kind. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de moeder juridisch onjuist advies heeft gekregen van haar advocaat, wat heeft geleid tot het niet tijdig indienen van het verzoek. Het Gerecht oordeelt dat de wettelijke termijn in dit geval buiten toepassing moet worden gelaten, omdat het anders onaanvaardbaar zou zijn.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek van de moeder toegewezen en de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. Tevens is besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter S.E. Sijsma.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
hierna te noemen: de moeder,
procerend in persoon,
tegen
[JURIDISCHE VADER],
wonende in Curaçao,
verweerder,
hierna te noemen: de juridische vader,
procerend in persoon.
Belanghebbenden:
[BIOLOGISCHE VADER],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de biologische vader,
[minderjarige]
wonende in Curaçao,
geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te Curaçao,
hierna te noemen: de minderjarige,
VOOGDIJRAAD CURAÇAO,
in de hoedanigheid van bijzonder curator,
gevestigd te Curaçao.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Dat blijkt uit:
- het verzoekschrift van de moeder met producties, ingediend op 1 juni 2017;
- de beschikking van het Gerecht d.d. 2 februari 2018 tot benoeming van de Voogdijraad tot bijzonder curator;
- de mondelinge behandeling d.d. 28 februari 2018, waarbij de moeder en een medewerker van de Voogdijraad zijn verschenen;
- een akte van de zijde van de moeder, genomen ter rolle van 22 maart 2018.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de moeder en de juridische vader op 30 november 2010 te Curaçao met elkaar zijn gehuwd en dat de minderjarige uit dit huwelijk is geboren. Bij beschikking d.d. 27 augustus 2013 is de echtscheiding tussen de moeder en de juridische vader uitgesproken.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
De moeder verzoekt gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap, aangezien de juridische vader niet de verwekker is van de minderjarige. De moeder en de juridische vader wonen reeds geruime tijd niet meer samen. De moeder heeft gesteld dat de biologische vader de verwekker van de minderjarige is. De moeder woont samen met de biologische vader en zij verzorgen de minderjarige en voeden de minderjarige samen op. De biologische vader is voornemens om de minderjarige te erkennen, indien het onderhavige verzoek wordt toegewezen.
3.2
De juridische vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Blijkens de brief d.d. 12 maart 2018 erkent de juridische vader dat hij niet de verwekker van de minderjarige is en verzet hij zich niet tegen toewijzing van het verzoek.
3.3
De Voogdijraad heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek.
3.4
Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is gebaseerd op artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge lid 5 van genoemd artikel dient de moeder een zodanig verzoek in te dienen binnen een jaar na de geboorte van het kind. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de moeder het verzoek niet tijdig heeft ingediend. Op grond van artikel 1:199a BW kan deze termijn door de rechter buiten toepassing worden gelaten voor zover toepassing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De vrouw heeft gesteld dat zij binnen de wettelijke termijn advies van een advocaat had ingewonnen over deze kwestie en dat deze advocaat haar had meegedeeld dat een dergelijk verzoek een jaar na de echtscheiding kon worden ingediend. De moeder heeft daarna nog getracht contact met hem op te nemen, maar de advocaat was inmiddels verhuisd naar een voor haar onbekend adres.
Nu de advocaat de moeder van onjuist juridisch advies heeft voorzien, is het Gerecht van oordeel dat de wettelijke termijn in dit geval buiten toepassing dient te worden gelaten.
3.5
Het verzoek van de moeder is gebaseerd op de wet en de juridische vader heeft geen verweer gevoerd. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap worden toegewezen.
3.6
In de relatie van partijen ziet het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.

4.De beslissing

Het Gerecht:
wijst toe het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap betreffende de minderjarige
[minderjarige],
wonende in Curaçao, geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te Curaçao;
bepaalt dat de griffier, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van de beschikking doet toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Curaçao, om deze toe te voegen aan de desbetreffende onder hem berustende akten;
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht voormeld, en op 19 april 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.