ECLI:NL:OGEAC:2018:112

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
CUR 2017I00006 (voorheen AR 68436/2014) vrijwaring
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaring van Selikor N.V. tegen het Land Curaçao inzake pensioenfonds vordering

In deze vrijwaringszaak heeft Selikor N.V., een naamloze vennootschap gevestigd in Curaçao, het Land Curaçao aangeklaagd. De zaak betreft een vordering van het Algemeen Pensioenfonds (APC) tegen Selikor, waarbij APC betaling eist van verschuldigde duurtetoeslagen en VUT-uitkeringen. Selikor heeft in de vrijwaring gevorderd dat het Land Curaçao wordt veroordeeld om de kosten te dekken die voortvloeien uit de hoofdzaak, waarin Selikor als gedaagde optreedt. De rechtbank heeft eerder vonnissen gewezen in deze zaak, waaronder een vonnis van 12 juni 2017, waarin de vorderingen van APC zijn besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat APC op basis van de Landsverordening APNA verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren. Selikor heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van APC, maar heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering met betrekking tot de VUT-uitkeringen. In de vrijwaringsprocedure heeft Selikor betoogd dat de Duurtetoeslagregeling onrechtmatig is en dat het Land Curaçao aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit deze onrechtmatige wetgeving.

De rechtbank heeft de vordering in vrijwaring afgewezen, omdat de grondslagen van Selikor's vordering gelijk zijn aan de verweren die eerder in de hoofdzaak zijn verworpen. De rechtbank heeft Selikor bovendien veroordeeld in de proceskosten van het Land Curaçao, die zijn begroot op NAf 12.000,00. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2018 door mr. S.E. Sijsma.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de vrijwaringszaak van:
de naamloze vennootschap
Selikor N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in de vrijwaring,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder: Selikor,
gemachtigde: mr. S. Saleh,
tegen
de openbare rechtspersoon
het Land Curaçao,
met zetel in Curaçao,
gedaagde in de vrijwaring,
verder: het Land,
gemachtigde: mr. D.E. Liqui-Lung.
In de hoofdzaak zijn partijen
de openbare rechtspersoon
Algemeen Pensioenfonds,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
verder: (het) APC,
gemachtigden thans: mrs. P.M. Noordhoek en H.M. Weijand,
tegen
de naamloze vennootschap
Selikor N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
verder: Selikor,
gemachtigde: mr. S. Saleh.

1.Het (verdere) procesverloop in de vrijwaring

1.1.
Voor het procesverloop wordt in de eerste plaats verwezen naar het vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaring van 12 juni 2017. Na het vonnis van in de vrijwaring van 26 januari 2015 hebben de volgende handelingen plaatsgevonden.
Op 23 februari 2015 heeft Selikor geconcludeerd van eis in vrijwaring.
Op 10 augustus 2015 heeft het Land een conclusie van antwoord in vrijwaring genomen.
Op 9 mei 2016 heeft Selikor gerepliceerd in vrijwaring (tevens dupliek in de hoofdzaak).
Op 17 oktober 2016 heeft het Land gedupliceerd in vrijwaring.
1.2.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
APC is op grond van artikel 3 lid 1 van de Landsverordening APNA (PB 2013, no. 27GT) belast met de uitvoering van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
Hetzelfde geldt met betrekking tot de uitvoering van de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 (zie artikel XVIII van die Landsverordening).
Selikor is opgericht op 20 december 1995. Bij eilandsbesluit van 6 maart 1996 (AB 1996, no. 4) is Selikor op haar verzoek aangewezen als lichaam bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid van de Pensioenlandsverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (laatste tekst in PB 1976, no. 45). Het gaat hier om de aanwijzing bedoeld in artikel 3 lid 2 Duurtetoeslagregeling 1943.
2.2.
In de hoofdzaak heeft APC de veroordeling van Selikor gevorderd tot betaling aan haar:
- van het bedrag van NAf 2.701.632,18 wegens tot en met 30 september 2015 verschuldigde duurtetoeslagen, alsmede tot betaling van de duurtetoeslagen die na 30 september 2015 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis verschuldigd zullen zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata.
- van het bedrag van NAf 39.810,77 wegens tot en met 30 september 2015 verschuldigde VUT uitkeringen, alsmede tot betaling van de VUT uitkeringen die na 30 september 2015 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis verschuldigd zullen zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata.
2.3.
Tegen de vorderingen in de hoofdzaak met betrekking tot de duurtetoeslagen heeft Selikor gemotiveerd verweer gevoerd.
Tegen de vorderingen in de hoofdzaak met betrekking tot de VUT-uitkeringen heeft Selikor geen verweer gevoerd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Selikor vordert na vermindering van eis dat het Land Curaçao veroordeeld wordt om al datgeen te betalen waartoe Selikor in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, kosten rechtens.
3.2.
Het Land heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van Selikor althans tot afwijzing van haar vordering, met veroordeling van Selikor bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen komt het Gerecht hierna voor zoveel nodig terug.

4.De onderbouwing van de vordering in vrijwaring

4.1.
In de punten 67 tot en met 70 van de conclusie van eis in vrijwaring heeft Selikor haar vordering als volgt onderbouwd:
67. In de … is uitvoerig uiteengezet dat de Duurtetoeslagregeling onrechtmatige wetgeving is omdat deze 1) in strijd is met hogere regelingen, 2) in strijd is met ongeschreven rechtsbeginselen en 3) in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM
68. Voorts is toegelicht dat artikelen 101 jo 103 Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren onrechtmatig zijn wegens strijd met artikel 1 Eerste Protocol EVRM.
69. Tevens is toegelicht dat door toedoen van het Land Curacao op onrechtmatige wijze uitvoering aan de Duurtetoeslagregeling wordt gegeven in het bijzonder terzake indexering van de salarissen waardoor de duurtetoeslag ook wordt geïndexeerd, hetgeen geen wettelijke basis heeft.
70. Als gevolg van die onrechtmatige wetgeving, heeft Selikor schade geleden en blijft zij schade leiden zolang die wetgeving niet onverbindend verklaard wordt. Ook zonder formele onverbindend verklaring van die wetgeving, geldt dat die wetgeving onrechtmatig is en dat het Land Curacao dan ook zal moeten betalen, hetgeen waartoe Selikor in de hoofdzaak mocht wordt veroordeeld op basis van die wetgeving.
4.2.
In de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is de onderbouwing van het vrijwaringsverzoek in punt 62 als volgt geformuleerd:
62. Indien Selikor in de hoofdzaak wordt veroordeeld, dan zal dat gelet op de vordering van AP het gevolg zijn van (artikel 3 lid 2 van) de Duurtetoeslagregeling, althans de artikelen 101 en 103 van de Landsverordening Pensioen Overheidsdienaren, welke regelingen in strijd zijn met hogere regelgeving, ongeschreven rechtsbeginselen en het artikel 1 EVRM alsmede het gevolg van onrechtmatige uitvoering. Het Land Curacao is aansprakelijk voor de schade die daaruit voortvloeit en zal Selikor vrij moeten houden van (een deel van) de nadelige gevolgen van het verliezen van de hoofdzaak Deze verbondenheid brengt mee dat Selikor, mocht zij dit geding verliezen, in een rechtsverhouding staat tot het land Curacao, welke rechtsverhouding maakt dat het Land Curacao (een deel van) de nadelige gevolgen van het verliezen van de hoofdzaak zal dragen.

5.De verweren van Selikor met betrekking tot de duurtetoeslagen in de hoofdzaak

Deze zijn door het Gerecht in punt 5.1 van het vonnis in de hoofdzaak van 12 juni 2017 als volgt weergegeven:
- Er is sprake van onrechtmatige regelgeving zowel m.b.t. de Duurtetoeslagregeling als met betrekking tot de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren en APC maakt misbruik van recht en/of handelt onrechtmatig door desondanks de Duurtetoeslagregeling en de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren uit te voeren;
- APC is niet gerechtigd de duurtetoeslag in rechte te vorderen;
- de vordering van APC is niet deugdelijk onderbouwd en is ten dele incorrect;
- APC heeft geen recht op invorderingskosten.

6.De beoordeling

6.1.
De onderbouwing van de vordering in vrijwaring als in punt 4 weergegeven ziet alleen op de vordering in de hoofdzaak van APC met betrekking tot de duurtetoeslagen. De vordering van APC in de hoofdzaak met betrekking tot de VUT-uitkeringen is dus alleen daarom al geen onderwerp van bespreking in de vrijwaring.
6.2.
Het Gerecht constateert dat de grondslagen van de vordering van Selikor in vrijwaring, hoewel anders geformuleerd, gelijk zijn aan de hiervoor onder 5 genoemde verweren van Selikor in de hoofdzaak. Dit heeft tot gevolg dat de vordering in vrijwaring strandt in zoverre die verweren in de hoofdzaak worden verworpen. Dit is het geval.
In haar vonnis van 12 juni 2017 in de hoofdzaak heeft het Gerecht in de punten 6 tot en met 9 deze verweren van Selikor besproken en verworpen. In zoverre kan de vordering in vrijwaring dus niet slagen.
6.3.
Het verweer van Selikor in de hoofdzaak inhoudende dat de vordering van APC met betrekking tot de duurtetoeslagen niet deugdelijk is onderbouwd en ten dele incorrect is speelt in de vrijwaring niet en kan daarom onbesproken blijven.
6.4.
De conclusie is dat de vordering in vrijwaring moet worden afgewezen met veroordeling van Selikor in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van het Land begroot op NAf. 12.000,00 (2 punten tarief 11 NAf. 6.000,00) voor gemachtigden salaris.

7.De beslissing in de vrijwaring

Het Gerecht:
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt Selikor in de kosten van deze procedure aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op NAf 12.000,-- aan gemachtigdensalaris en verklaart dit deel van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op de rol van 21 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.