ECLI:NL:OGEAC:2018:11

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
AR 80650/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de opzegging van een duurovereenkomst tussen Master Media Management B.V. en Flamingo Broadcasting Network N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen Master Media Management B.V. (hierna: Master Media) en Flamingo Broadcasting Network N.V. (hierna: Flamingo) over de opzegging van een duurovereenkomst. De partijen hebben in 2011 een overeenkomst gesloten waarbij Master Media de exploitatie van het televisiekanaal "TV 11" en de radiozender FM 88.9 voor een periode van vijf jaar zou verzorgen. Echter, er is nooit een definitieve overeenkomst ondertekend, en de samenwerking is feitelijk voortgezet zonder dat partijen de voorwaarden hebben herzien.

Flamingo heeft op 16 augustus 2016 de overeenkomst opgezegd, wat Master Media betwist. Master Media vordert een verklaring voor recht dat de opzegging geen rechtsgevolgen heeft en vordert betaling van een bedrag van NAf 77.363,02. Flamingo verzoekt in reconventie om een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd en vordert betaling van NAf 120.000.

Het Gerecht oordeelt dat de opzegging door Flamingo rechtsgeldig is, maar dat de opzegtermijn van twee maanden te kort was. De partijen hebben echter afgesproken dat Master Media de exploitatie kan voortzetten totdat er een uitspraak is gedaan. Het Gerecht komt tot de conclusie dat de overeenkomst door opzegging is beëindigd, maar dat de beëindiging pas op een later moment feitelijk ingaat. Master Media krijgt een gedeeltelijke toewijzing van haar vorderingen, terwijl Flamingo ook in de proceskosten wordt veroordeeld.

De uitspraak is gedaan door mr. Th. Veling op 29 januari 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
de besloten vennootschap
MASTER MEDIA MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. A.C. van Hoof,
tegen
de vennootschap naar het recht van Bonaire
FLAMINGO BROADCASTING NETWORK N.V.,
mede gevestigd te Curaçao,
verweerster in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.
Partijen worden aangeduid als Master Media en Flamingo.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 14 oktober 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie, met productie;
- de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie;
- de e-mail van het gerecht van 30 oktober 2017, inhoudende een zittingsagenda;
- de behandeling ter comparitie van 13 december 2017.
1.2.
Master Media heeft afgezien van het nemen van een conclusie van dupliek in reconventie.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Flamingo is houder van een vergunning voor het verrichten van televisie-uitzendingen via het televisiekanaal “TV 11” alsmede voor het verrichten van radio-uitzendingen op de frequentie FM 88.9.
2.2.
In 2011 zijn partijen overeengekomen dat de exploitatie van het televisiekanaal en de radiozender voor een periode van vijf jaar door Master Media zou worden verzorgd.
2.3.
Met het oog op een schriftelijke vastlegging van hun afspraken zijn tussen partijen enkele concept overeenkomsten uitgewisseld. Tot een definitieve vaststelling van de tekst van een contract door middel van ondertekening daarvan is het niet gekomen. De conceptovereenkomsten bevatten een bepaling met betrekking tot de door Master Media aan Flamingo verschuldigde vergoeding voor het gebruik van het televisiekanaal in de radiozender. Verder luiden de concepten als volgt, weergegeven voor zover van belang:
Artículo 8 – Duración y terminación
8.1
El operador [Master Media, toevoeging gerecht] el presente contrato tendrá una duración de 5 (cinco) años a partir de la firma.
8.2
Después de haber culminado el periodo del contrato se podrá extender el mismo bajo el acuerdo de ambas partes.
8.3
El presente contrato podrá ser reuelto bajo los siguentes causales:
a. El incumplimiento del presente acuerdo por cualquiera de las partes.
b. Que El canal [Flamingo, toevoeging gerecht] considere que debido al resultado de la gestión de El operador se dañe la imagen o los intereses directo de la familia [naam].
2.4.
Ten behoeve van de exploitatie van het radio- en televisiestation heeft Master Media aanvankelijk studioruimte gehuurd in het WTC te Curaçao. Die huurverhouding is inmiddels beëindigd, waarna Master Media haar werkzaamheden heeft voortgezet vanuit een andere locatie.
2.5.
De feitelijk belanghebbenden bij zowel de vennootschap die het WTC exploiteert als Flamingo zijn leden van de familie [naam].
2.6.
Bij brief van 16 augustus 2016 heeft Flamingo het volgende aan Master Media bericht, weergegeven voor zover van belang:
Hierbij wordt u het gebruik althans het gebruiksrecht opgezegd van het televisiesignaal, bekend als “TV 11” ofwel “CBA Television”.
Alhoewel voor de opzegging geen reden hoeft te worden vermeld kan, geheel ten overvloede, als reden worden vermeld het feit dat Master Media de handelsnaam “CBA Television” welke handelsnaam aan Flamingo toebehoort, als woord en beeldmerk op haar naam bij Bureau intellectuele eigendom heeft laten registreren.
Flamingo wordt hierdoor gedwongen om tegen Master Media een rechtszaak aan te spannen om de registratie ongedaan te maken.
Ook dient te worden vermeld het feit dat Master Media vanaf de aanvang van het gebruik van het signaal, hiervoor geen enkele vergoeding heeft betaald.
Flamingo zal Master Media een opzegtermijn gunnen van twee maanden, ingaande heden.
2.7.
In vervolg op deze brief heeft Flamingo drie auto’s die bij Master Media in gebruik waren laten wegslepen. In het daaropvolgende kort geding heeft het gerecht bij vonnis van 28 september 2016 als volgt overwogen en beslist, weergegeven voor zover van belang:
Het gerecht is op grond van het voorgaande voorshands van oordeel dat het gebruik van de twee hiervoor genoemde auto’s in ieder geval tot 16 oktober 2016 aan Master Media toekomt. De vordering in conventie ligt zodoende voor toewijzing gereed. Nu de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie door Flamingo werd ingesteld, zich heeft vervuld, zal het gerecht eveneens tot beoordeling van die vordering overgaan. Master Media heeft de rechtsgeldigheid van de opzegging door Flamingo per 16 oktober 2016 betwist. Voor de beoordeling van dit verweer is nader feitenonderzoek nodig waarvoor in kort geding geen plaats is. Het gerecht zal zodoende in kort geding vooralsnog uitgaan van de opzegging van de overeenkomst per 16 oktober 2016 door Flamingo. Dit betekent dat het gebruiksrecht van de auto’s per die datum eindigt, waarna de auto’s terug zullen moeten naar Flamingo. Ook de vordering in reconventie zal in zoverre worden toegewezen, dat de voornoemde auto’s per 16 oktober 2016 om 12:00 uur ’s middags aan Flamingo dienen te worden geretourneerd.
[…]

5.De beslissing

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding,
In conventie:
- veroordeelt Flamingo om binnen achtenveertig (48) uur na betekening van dit vonnis de Isuzu D-Max met kenteken[kentekennummer 1], de Kia Rio met kenteken [kentekennummer 2]en de Kia Rio met kenteken [kentekennummer 3]ter vrije beschikking aan Master Media te stellen op het parkeerterrein van het WTC, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 1.000,- per dag tot een maximum van NAf 60.000,- voor iedere dag dat Flamingo nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven;
[…]
In reconventie:
- veroordeelt Master Media om per 16 oktober 2016 om 12:00 uur ’s middags de Isuzu D-Max met kenteken [kentekennummer 1]en de Kia Rio met kenteken [kentekennummer 2]aan Flamingo te retourneren en de sleutels van deze auto’s aan Flamingo af te geven, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 1.000,- per dag tot een maximum van NAf 40.000,- voor iedere dag dat Master Media nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven;
2.8.
Flamingo heeft een van de drie auto’s vrijwillig aan Master Media teruggegeven. Master Media heeft het vonnis op 11 oktober 2016 aan Flamingo doen betekenen. Flamingo heeft de twee overige auto’s niet aan Master Media teruggegeven.
2.9.
Partijen hebben nader afgesproken dat Master Media de exploitatie van het televisiekanaal kan voortzetten totdat in de onderhavige procedure door het gerecht is beslist.

3.Het geschil

3.1.
Master Media vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de opzegging van 16 augustus 2016 geen rechtsgevolgen heeft en veroordeling van Flamingo tot betaling aan Master Media van NAf 77.363,02, te vermeerderen met de wettelijke rente, en voorts met veroordeling van Flamingo in de proceskosten.
3.2.
Flamingo voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Master Media, met veroordeling van Master Media in de proceskosten, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Flamingo vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen voor het gebruik van het televisiekanaal “TV 11” oftewel “CBA Television”, althans de overeenkomst tussen partijen tot exploitatie van een televisiekanaal en radiozender op Curaçao, door opzegging is beëindigd,
Subsidiair
de onderhavige overeenkomst te ontbinden dan wel voor ontbonden te verklaren en Flamingo te veroordelen tot betaling aan Flamingo van NAf 120.000, vermeerderd met de wettelijke rente,
met veroordeling van Master Media in de proceskosten.
3.4.
Master Media voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Flamingo in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in conventie ter zake de verklaring voor recht is gebaseerd op het standpunt van Master Media dat de opzegging door Flamingo niet rechtsgeldig is geweest. In de eerste plaats betoogt Master Media, zo begrijpt het gerecht, dat artikel 8.3 van de conceptovereenkomst moet worden toegepast en dat daaruit volgt dat slechts in de in die bepaling genoemde omstandigheden de overeenkomst kon worden opgezegd. Het gerecht leidt verder uit het betoog van Master Media bij conclusie van repliek af dat zij meent dat Flamingo hoe dan ook een voldoende zwaarwegende reden moet hebben gehad om de overeenkomst rechtsgeldig te kunnen opzeggen. In de visie van Master Media is die voldoende zwaarwegende reden er niet. Het gerecht overweegt als volgt.
4.2.
Master Media beroept zich op een bepaling uit een conceptovereenkomst die nooit is gefinaliseerd. Dat roept de vraag op of en in hoeverre de bepalingen uit dit concept daadwerkelijk een uitdrukking zijn van de wil van partijen. Naar het oordeel van het gerecht kan het antwoord op die vraag echter in het midden blijven. Als wordt aangenomen dat de hier relevante onderdelen van artikel 8 uit het concept daadwerkelijk de uitdrukking zijn van de wilsovereenstemming, dan geldt dat die wilsovereenstemming in beginsel betrekking had op de initiële periode van vijf jaar (zie artikel 8.1) en dat partijen na afloop van die periode desgewenst in overleg zouden treden over de voorwaarden voor voortzetting van de samenwerking (zie artikel 8.3). In dit geval staat vast dat de initiële periode van vijf jaar is verstreken zonder dat partijen over de voortzetting van de samenwerking hebben onderhandeld, terwijl die samenwerking feitelijk wel is voortgezet. In deze omstandigheden kan daarom niet zonder meer worden aangenomen dat de uit artikel 8 van het concept blijkende voorwaarden, inclusief de opsomming van opzeggingsgronden, ook na afloop van de initiële periode van vijf jaar nog zouden gelden. Master Media heeft geen feiten gesteld die tot die conclusie aanleiding geven.
4.3.
Aldus kan niet worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat de huurovereenkomst, voor zover die zou eindigen nadat de initiële periode van vijf jaar was verstreken, slechts op grond van de in artikel 8.2 van het concept genoemde omstandigheden zou mogen worden opgezegd. Partijen hebben dus voor deze situatie geen regeling getroffen voor de beëindiging van de overeenkomst.
4.4.
Daarmee is aan de orde de vraag of, en zo ja de overeenkomst opzegbaar is. Uitgangspunt is dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
4.5.
In het onderhavige geval staat op zichzelf niet ter discussie dat de overeenkomst opzegbaar is. Wel heeft Master Media betoogd dat voor de opzegging een voldoende zwaarwegende grond aanwezig moest zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij gesteld dat zij aanzienlijk in de exploitatie van haar bedrijf heeft geïnvesteerd, dat zij rekening moet houden met de belangen van haar 48 werknemers en dat zij de resultaten van het bedrijf sinds de overname van de gebruiksrechten van Flamingo aanzienlijk heeft verbeterd. Het gerecht leidt uit de stellingen van partijen af dat de opzegging door Flamingo is ingegeven door commerciële overwegingen aan de zijde van Flamingo. Niet gezegd kan worden dat dit op zichzelf een ondeugdelijke grond is voor opzegging van de samenwerking met Master Media. De door Master Media genoemde omstandigheden zijn niet zodanig dat daaruit volgt dat Flamingo nog een andere – zwaarwegende – reden voor de beëindiging van de samenwerking zou moeten hebben. Daarbij speelt een rol dat Master Media de door haar gestelde investeringen op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd een onderbouwd. Het gerecht is daarmee van oordeel dat in het onderhavige geval geen bijzondere eisen behoren te worden gesteld aan de reden die Flamingo voor de opzegging heeft gehad.
4.6.
Wel mocht van Flamingo in het kader van de opzegging worden verwacht een opzegtermijn in acht te nemen die in voldoende mate rekening hield met de gerechtvaardigde belangen van Master Media. Mede gelet op de door Master Media genoemde omstandigheden en op de duur van de samenwerking, is het gerecht van oordeel dat de aanvankelijk door Flamingo gehanteerde opzegtermijn van twee maanden te kort was. Partijen hebben echter aanvullend afgesproken dat Master Media de exploitatie van het televisiekanaal kon voortzetten gedurende de onderhavige procedure. Dat komt per saldo neer op een verlenging van de opzegtermijn tot in totaal ruim 17 maanden. Aldus heeft Flamingo naar het oordeel van het gerecht alsnog een opzegtermijn in acht genomen die in voldoende mate rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van Master Media. Met het alsnog hanteren van een voldoende lange opzegtermijn behoefde Flamingo niet ook nog een aanbod tot schadevergoeding te doen. Ook op dit punt speelt een rol dat Master Media haar schade niet heeft geconcretiseerd.
4.7.
Het voorgaande brengt mee dat geen grond bestaat voor de door Master Media in conventie gevraagde verklaring voor recht.
4.8.
In reconventie vordert Flamingo primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst door opzegging is beëindigd. Uit het voorgaande volgt dat die verklaring voor recht kan worden gegeven. Gelet op de feitelijke verlenging van de opzegtermijn, begrijpt het gerecht die verklaring voor recht aldus dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd maar pas op een later moment feitelijk eindigt.
4.9.
De geldvordering in conventie bestaat uit een aantal onderdelen. Voor een bedrag van NAf 60.000 heeft de vordering betrekking op de dwangsommen die Flamingo in de visie van Master Media op grond van het kortgedingvonnis van 28 september 2016 heeft verbeurd. In dit verband overweegt het gerecht als volgt.
4.10.
In een geval als dit dient het gerecht zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient het gerecht het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Op zichzelf beschikt Master Media overigens al over een executoriale titel, zodat zij er ook voor had kunnen kiezen die titel (het kortgedingvonnis) ten uitvoer te leggen in plaats van de onderhavige vordering bij het gerecht in te stellen (zie artikel 611c Rv), maar dat staat er niet aan in de weg dat de vordering alsnog aan de rechter wordt voorgelegd.
4.11.
Naar het oordeel van het gerecht moet het kortgedingvonnis zo worden uitgelegd dat de dwangsommen na 16 oktober 2016 niet meer werden verbeurd. De veroordeling in conventie kan niet los worden gezien van de veroordeling in reconventie. Uit de veroordeling in reconventie volgt dat Master Media per 16 oktober 2016 de desbetreffende auto’s diende af te geven aan Flamingo. De onderhavige dwangsom diende als prikkel tot nakoming door Flamingo van de verplichting om de auto’s (eerst) aan Master Media terug te geven. Nu diezelfde auto’s met ingang van 16 oktober 2016 sowieso weer terug moesten naar Flamingo, volgt daaruit dat het doel van de dwangsom per die datum is uitgewerkt. Master Media kan dus geen aanspraak maken op dwangsommen voor zover die betrekking hebben op de periode vanaf 16 oktober 2016.
4.12.
Flamingo heeft aangevoerd dat Master Media geen belang had bij teruggave van de auto’s, omdat Flamingo had aangeboden zorg te dragen voor vervangend vervoer en de auto’s hoe dan ook op 16 oktober 2016 alweer terug naar Flamingo moesten. Het gerecht verwerpt dit betoog. Als Flamingo het niet eens was met de onderhavige veroordeling, versterkt met een dwangsom, had zij tegen het vonnis in hoger beroep moeten gaan. Nu ze dat niet heeft gedaan, kan zij zich niet aan haar verplichtingen onttrekken door eenzijdig aan Master Media een alternatief voor te stellen.
4.13.
Nu vaststaat dat het kortgedingvonnis op 11 oktober 2016 is betekend, volgt uit het voorgaande dat Flamingo over een periode van drie dagen dwangsommen heeft verbeurd. De vordering is daarom toewijsbaar tot een bedrag van NAf 3.000.
4.14.
Voor het bedrag van NAf 5.180 heeft de geldvordering betrekking op de huurkosten voor vervangende auto’s in de periode dat Flamingo de door Master Media gebruikte auto’s had weggehaald. Kennelijk is het standpunt van Master Media dat Flamingo onrechtmatig heeft gehandeld door de auto’s voor het daadwerkelijke einde van de overeenkomst weg te halen. De uit die onrechtmatige daad voortvloeiende schade betreft de kosten van vervangend vervoer. Dit standpunt acht het gerecht juist. Bij verzoekschrift heeft Master Media haar vordering onderbouwd met de desbetreffende facturen. Nadat Flamingo hiertegen bij conclusie van antwoord verweer had gevoerd, heeft Master Media haar vordering bij conclusie van repliek nader onderbouwd met behulp van verklaringen van werknemers. Daarop heeft Flamingo niet meer concreet gereageerd. Het gerecht is van oordeel dat Flamingo haar verweer daarmee onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. De vordering is daarom toewijsbaar.
4.15.
Voor een bedrag van NAf 16.183,02 heeft de geldvordering betrekking op de kosten van belettering van de door Master Media gebruikte auto’s. Zij stelt dat zij die kosten in 2013 heeft gemaakt en dat Flamingo eigenmachtig die belettering heeft verwijderd toen zij de auto’s bij Master Media had weggehaald. De vordering komt naar het oordeel van het gerecht niet voor toewijzing in aanmerking. Het gaat hier om drie auto’s waarvan twee op korte termijn sowieso weer naar Master Media moesten. Voor die twee auto’s geldt dus dat Master Media haar investering in de belettering sowieso op korte termijn kwijt zou zijn geraakt. Niet valt in te zien dat zij desondanks schade heeft geleden doordat Flamingo kort daarvoor al de belettering had verwijderd. Voor wat betreft de derde auto geldt dat Flamingo bij conclusie van antwoord heeft gesteld dat die auto al eerder door Flamingo aan Master Media is teruggegeven en dat de belettering daarom gespaard is gebleven. Hierop heeft Master Media niet gereageerd. Aangenomen moet daarom worden dat de belettering op die derde auto niet is verwijderd, zodat ook in zoverre niet valt in te zien dat Master Media schade heeft geleden.
4.16.
Voor zover de geldvordering toewijsbaar is, is de wettelijke rente daarover, zoals gevorderd en niet weersproken, toewijsbaar met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
4.17.
Nu de primaire vordering in reconventie toewijsbaar is, wordt aan de subsidiaire vordering niet toegekomen. In het midden kan dus blijven de kwestie van de al dan niet door Master Media verschuldigde huur.
4.18.
In conventie zullen de proceskosten worden gecompenseerd, nu beide partijen over en weer in het gelijk worden gesteld. In reconventie zal Master Media als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 1.875 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

In conventie
5.1.
veroordeelt Flamingo tot betaling aan Master Media van NAf 8.180, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 14 oktober 2016 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
5.5.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen voor het gebruik van het televisiesignaal “TV 11” oftewel “CBA Television” door opzegging is beëindigd;
5.6.
veroordeelt Master Media in de proceskosten van Flamingo, tot op heden begroot op NAf 1.875;
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2018.