ECLI:NL:OGEAC:2018:108

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
CUR201400462 (voorheen AR 68436/2014)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering pensioenfonds op gewezen overheidsdienst Selikor betreffende duurtetoeslag en VUT

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Algemeen Pensioenfonds (APC) en Selikor N.V. Het APC vorderde betaling van een bedrag van NAf. 2.701.632,18 aan duurtetoeslag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Selikor betwistte de vordering en stelde dat er geen wettelijke grondslag was voor de door APC gevorderde indexering van de duurtetoeslag. Het Gerecht oordeelde dat APC niet had aangetoond dat Selikor had ingestemd met de indexatie en dat er geen wettelijke basis was voor het doorberekenen van de indexering. Het Gerecht concludeerde dat de vordering van APC voor een deel niet toewijsbaar was, maar dat de vordering voor de duurtetoeslag over de jaren 2011 tot en met de datum van het vonnis wel toewijsbaar was. Het Gerecht heeft Selikor veroordeeld tot betaling van NAf. 2.253.744,54 aan APC, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:
de openbare rechtspersoon
Algemeen Pensioenfonds,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
verder: (het) APC,
gemachtigden thans: mrs. P.M. Noordhoek en H.M. Weijand,
--tegen--
de naamloze vennootschap
Selikor N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
verder: Selikor,
gemachtigde: mr. S. Saleh.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2017;
- de conclusie na tussenvonnis van APC van 13 november 2017, met producties 1 tot en met 7;
- de antwoordconclusie na tussenvonnis van Selikor van 19 februari 2018.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
APC heeft nagelaten aan te tonen dat Selikor heeft ingestemd met het uitkeren van de indexatie om vervolgens die verhoging ten laste van Selikor te brengen. Selikor heeft gemotiveerd betwist dat zij hiermee heeft ingestemd. Nu een wettelijke grondslag voor het doorberekenen van indexering van duurtetoeslag ontbreekt en Selikor hiermee niet heeft ingestemd, ontbreekt de grondslag voor dat deel van de vordering van APC.
2.2.
Op de vraag van het gerecht of en zo ja welk deel van de door haar gevorderde som bestaat uit indexering betreffende de duurtetoeslagen, uitgesplitst per jaar, heeft APC betoogd dat enkel in de maand januari 2011, voor het jaar 2011 een indexering heeft plaatsgevonden oor een bedrag van in totaal NAf. 40.754,64. Daarna heeft geen indexering meer plaatsgevonden, aldus APC.
2.3.
Selikor heeft aangevoerd aan dat het bedrag van NAf. 40.754,64 niet gecontroleerd kan worden, nu de als productie 1 bij de conclusie na tussenvonnis van APC overgelegde uitsplitsing per persoon is en geen uitsplitsing ten opzichte van de duurtetoeslag. Het gerecht kan Selikor in haar betoog niet volgen. Uit de factuurbrief van APC d.d. 3 februari 2011 met bijbehorende factuurspecificatie, zoals door APC overgelegd als productie 1 met tap 2011 bij de comparitie d.d. 17 november 2015, volgt dat APC naast duurtetoeslag in totaal aan indexering een bedrag van NAf. 40.747,64 aan Selikor in rekening heeft gebracht. Deze indexeringen corresponderen met het overzicht dat APC als productie 1 heeft overgelegd, alsmede met het overzicht dat APC als productie 3 bij de conclusie na tussenvonnis van APC op p. 6 heeft overgelegd.
2.4.
Selikor meent voorts dat de opdracht van het gerecht niet beperkt was tot de jaren vanaf 2010. Dit is onjuist. Het gerecht heeft de opdracht beperkt tot het deel van de indexering over de door APC gevorderde som. De gevorderde som ziet na vermeerdering van eis op de jaren 2011 tot en met de datum van het vonnis in onderhavige procedure.
2.5.
Selikor heeft niet weersproken dat APC na 2011 de duurtetoeslag niet meer heeft geïndexeerd. De door APC gevorderde duurtetoeslag over 2012 tot en met heden ligt dan ook voor toewijzing gereed.
2.6.
De aan Selikor doorberekende indexering van de duurtoeslagen over 2011 van
NAf. 40.747,64 moet op de door APC in totaal gevorderde duurtetoeslag van NAf. 2.701.632,18 in mindering worden gebracht, evenals het bedrag van NAf. 407.140,-- aan ten onrechte over de jaren 2000 tot en met 2006 in rekening gebrachte duurtetoeslag, zoals overwogen in r.o. 8.6 van het tussenvonnis d.d. 12 juni 2017. Toewijsbaar is derhalve een bedrag van NAf. 2.253.744,54. Het verweer tegen de gevorderde wettelijke rente snijdt geen hout zodat ook dit onderdeel wordt toegewezen.
2.7.
Overeenkomstig het gestelde in het Procesreglement 2016 zal de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten worden gesteld op NAf 9.000,-- (1,5 x tarief 11 NAf. 6.000,--).
2.8.
Selikor zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

Het Gerecht:
3.1.
veroordeelt Selikor om aan APC terzake duurtetoeslag te betalen een bedrag van
NAf. 2.253.744,54 te verhogen met de nadien tot de datum van deze uitspraak verschuldigde bedragen, onder bepaling dat Selikor wettelijke rente dient te voldoen over de door Selikor verschuldigde bedragen te rekenen vanaf de respectievelijke vervaldata;
3.2.
veroordeelt Selikor om aan APC te betalen NAf. 9.000,-- aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3
veroordeelt Selikor in de proceskosten, aan de zijde van APC tot op heden begroot op NAf. 24.000,-- aan gemachtigdensalaris, een bedrag van NAf. 7.828,45 aan verschotten, inclusief een bedrag van NAf. 7.500,-- aan griffierechten;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in voormeld Gerecht en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op de rol van 21 mei 2018.