ECLI:NL:OGEAC:2018:103

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
CUR201601784 (voorheen AR 79151/2016)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Desaveu-zaak betreffende onterecht ingediende rechtsvorderingen door stichting tegen studenten

In deze desaveu-zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Sint Martinus University Foundation (SMUF) en verschillende studenten. SMUF, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Winter, had rechtsvorderingen ingesteld tegen studenten van de Sint Martinus University Faculty of Medicine, maar bleek geen volmacht te hebben gegeven aan de gemachtigden, mr. R. Diaz en mr. S.A. Hortencia, om deze vorderingen in te stellen. De studenten, die zich verzetten tegen de vorderingen, werden vertegenwoordigd door mr. J.H. Schmitz en hebben schadevergoeding geëist van Diaz en Hortencia. Het Gerecht oordeelde dat de vorderingen van SMUF en de studenten werden afgewezen, omdat SMUF niet kon aantonen dat zij daadwerkelijk schade had geleden door de handelingen van haar gemachtigden. De vorderingen in de vrijwaring werden eveneens afgewezen. Het Gerecht veroordeelde SMUF in de proceskosten aan de zijde van Diaz en Hortencia, waarbij de kosten aan de zijde van Diaz op nihil werden begroot en die aan de zijde van Hortencia op NAf 500,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Vonnis in de desaveu-zaak van:
in de hoofdzaak
de stichting
SINT MARTINUS UNIVERSITY FOUNDATION,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in de hoofdzaak,
verder: SMUF,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter
--tegen--
mr. Ruben A. DIAZ,
wonende in Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder: Diaz,
procederende in persoon
mr. Sucena HORTENCIA,
wonende in Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder: Hortencia,
gemachtigde: M.F. Murray
en
[NAAM 1],
[NAAM 2],
[NAAM 3],
[NAAM 4],
[NAAM 5],
allen wederpartij van de ontkennende partij in de zin van artikel 195 Rv
hierna: de studenten,
gemachtigde: mr. J.H. Schmitz
in de vrijwaring
mr. Sucena HORTENCIA
wonende in Curaçao,
eiseres in de vrijwaring,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder: Hortencia,
gemachtigde: M.F. Murray
tegen
de naamloze vennootschap
Diaz Advocaten N.V.,
Gevestigd in Curacao
Gedaagde in de vrijwaring,
Gemachtigde: mr. Diaz.

1.Het verdere procesverloop in de hoofdzaak

1.1.
Het verdere verloop van de procedure na het tussenvonnis van 24 juli 2017 blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2017;
- de akte uitlating schade zijdens SMUF;
- de akte inhoudende een overzicht van de gemaakte juridische kosten zijdens de studenten [naam 4] en [naam 5];
- de antwoordakte zijdens Diaz;
- de antwoordakte zijdens Hortencia;
- de akte uitlating producties zijdens SMUF.

2.Het verdere verloop van het geding in de vrijwaring

2.1.
Het verdere verloop van de procedure na het tussenvonnis van 24 juli 2017 blijkt uit de referte van Diaz ten tijde van de comparitie van partijen op 21 november 2017.

3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

3.1.
Mr. R. Diaz en mr. S.A. Hortencia hebben in 2013 uit naam van SMUF vijf rechtsvorderingen ingesteld tegen afzonderlijke studenten van de Sint Martinus University Faculty of Medicine die wanprestatie zouden hebben gepleegd jegens die University.
3.2
Naar later bleek heeft SMUF aan mr. Diaz of mr. Hortencia geen opdracht, last of volmacht gegeven voor het verrichten van enige rechtshandeling namens SMUF. Diaz heeft dus per vergissing tegen de studenten rechtsvorderingen ingesteld namens SMUF. De vorderingen hadden moeten worden ingesteld namens Sint Martinus University N.V. in plaats van namens SMUF.
3.3
Voor zover er nog lopende procedures tegen de studenten waren, zijn die bij rolbeschikking van 17 oktober 2016 (AR no. 79151/2016) geschorst.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1
SMUF verzoekt, naast een proceskostenveroordeling, voor recht te verklaren:
- dat alle rechts- en proceshandelingen in de procedures met nummers 64354/2013 tegen [naam 1], 65719/2013 tegen [naam 2], 65717/2013 tegen [naam 3], 65720/2013 tegen [naam 4] en 65721/2013 tegen [naam 5] worden beschouwd als niet gepleegd en dat alle daaruit voortgevloeide akten van den processe en vonnissen van onwaarde zijn;
- dat voor zover reeds vonnissen in de genoemde zaken zijn uitgesproken, deze nietig en van onwaarde zijn en/of worden ingetrokken;
- dat Diaz en Hortencia hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die verzoekster lijdt of zal lijden en die een direct gevolg is van de onbevoegdelijke vertegenwoordiging door Diaz en Hortencia.
4.2.
SMUF legt aan haar vordering ten grondslag dat zij aan Diaz en Hortencia geen opdracht heeft gegeven de vorderingen tegen de studenten in te stellen. SMUF ontkent en betwist vorderingen op de studenten te hebben. SMUF ontkent en betwist de door Diaz en Hortencia verrichte proceshandelingen. SMUF begroot haar schade op NAf 5.100,- exclusief kantoorkosten en omzetbelasting en onder aftrek van het toegewezen salaris advocaat ingevolge het liquidatietarief en legt een urenverantwoording over.
4.3.
de studenten verzoeken, naast een proceskostenveroordeling, voor recht te verklaren:
- dat Diaz en Hortencia hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle kosten die de studenten hebben moeten maken in de door Diaz en Hortencia ingestelde procedures.
4.4 [
naam 4] begroot haar schade op NAf 9.028,45 exclusief 6% OB en [naam 5]begroot haar schade op NAf 6.843,45 exclusief 6% OB en leggen een overzicht van de procedurekosten over.
4.5
Diaz en Hortencia voeren gemotiveerd verweer.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Artikel 191 Rv luidt als volgt:
Indien gedurende de loop van een geding, in naam van een der partijen, enige aanbiedingen zijn gedaan en aangenomen, erkenningen hebben plaatsgehad, toestemmingen zijn gegeven en aangenomen, zonder dat die partij daartoe een bijzondere en bepaalde schriftelijke volmacht gegeven is, is deze bevoegd om zodanige verrichtingen bij de rechter te ontkennen en hem te verzoeken en te beslissen, dat die daden zullen worden beschouwd als niet gepleegd en dat alle daaruit voortvloeiende akten van den processe, en vonnissen, gewezen om de zaak in staat van wijzen te brengen, worden verklaard van onwaarde.
5.2.
In genoemd artikel wordt limitatief opgesomd welke gerechtelijke verrichtingen ontkend kunnen worden, zonder dat de partij die zulks aanging daartoe een schriftelijke volmacht had gegeven. Dit zijn aanbiedingen, erkenningen en toestemmingen. Onder deze opsomming valt naar het - voortschrijdende - oordeel van het gerecht niet het indienen van een verzoekschrift en het indienen van verdere processtukken. Dit zijn gerechtelijke verrichtingen, maar niet een aanbieding, erkenning of toestemming als bedoeld in artikel 191 Rv. Een extensieve interpretatie van deze bepaling strookt niet met de aard van de figuur van het desaveu. Dit volgt tevens uit de arresten van de Hoge Raad van 1 mei 1998, NJ 1998, 622 en 4 juni 1993, NJ 1993, 470.
5.3.
Daarnaast is voor de toewijzing van de desaveu-vordering vereist dat SMUF door de aangevochten gerechtelijke verrichtingen daadwerkelijk is geschaad. Deze strekking van het desaveu brengt immers met zich dat de ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen uitsluitend mogelijk is van handelingen door de gemachtigde zonder volmacht van de cliënt verricht, en voorts dat niet alleen door de gewraakte verrichtingen van zijn gemachtigde de cliënt daadwerkelijk moet zijn geschaad, er moet tevens causaal verband bestaan tussen het — ongedaan te maken — handelen van de gemachtigde en het dientengevolge aan de processuele rechten of de processuele positie van de cliënt toegebrachte. Met andere woorden: de cliënt moet bij de ontkentenis ten processe van hetgeen met overschrijding van de volmacht door de gemachtigde is geschied voldoende belang hebben; zo niet, dan zal hij in deze vordering tegen de gemachtigde niet kunnen slagen. In de akte uitlating schade van SMUF wordt door SMUF als schade enkel aangevoerd de kosten die zij in het kader van de desaveu-procedure heeft moeten maken. Daarmee is niet voldaan aan het hierboven beschreven vereiste van het daadwerkelijk geschaad zijn.
5.4.
Zowel het ontbreken van een gerechtelijke verrichting in de zin van artikel 192 Rv als het ontbreken van een belang vormen gronden tot afwijzing van de vorderingen van SMUF. SMUF wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Diaz (begroot op nihil) en Hortencia (begroot op twee punten van het gemachtigdensalaris behorend bij tarief 2).
5.5.
Nu de ontkentenis wordt afgewezen dienen ook de vorderingen van de studenten strekkende tot schadevergoeding ex artikel 202 Rv te worden afgewezen.
5.6.
Het gerecht overweegt dat uit het feit dat de vordering in de hoofdzaak is afgewezen, voortvloeit dat de vordering in de vrijwaring voor afwijzing gereed ligt. Hortencia zal in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Diaz (begroot op nihil).

6.De beslissing

Het Gerecht:
in de hoofdzaak
6.1.
wijst af de vorderingen van SMUF en de studenten;
6.2.
veroordeelt SMUF in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Diaz begroot op nihil en aan de zijde van Hortencia begroot op NAf 500,00 aan gemachtigdensalaris;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de vrijwaring
6.5.
wijst af de vorderingen van Hortencia;
6.6.
veroordeelt Hortencia in de proceskosten van Diaz advocaten N.V begroot op nihil;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter in voormeld Gerecht en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op de rol van 7 mei 2018.