ECLI:NL:OGEAC:2017:80

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
AR 68436/2014 hoofdzaak
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van duurtetoeslagen en VUT-uitkeringen door Algemeen Pensioenfonds aan Selikor N.V.

In deze zaak vordert het Algemeen Pensioenfonds (APC) betaling van duurtetoeslagen en VUT-uitkeringen van Selikor N.V. De vorderingen zijn gebaseerd op de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de Duurtetoeslagregeling Gepensioneerden 1943. APC stelt dat Selikor verplicht is om de verschuldigde bedragen te betalen, inclusief wettelijke rente en invorderingskosten. Selikor heeft verweer gevoerd, onder andere dat de regelgeving onrechtmatig is en dat APC niet gerechtigd is om de duurtetoeslag te vorderen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Selikor de VUT-uitkeringen niet heeft betwist en heeft deze vordering toegewezen. De vordering tot betaling van de duurtetoeslagen is complexer, waarbij het Gerecht APC in de gelegenheid heeft gesteld om de vordering verder te onderbouwen, met name met betrekking tot de indexering van de duurtetoeslagen. De zaak is aangehouden voor verdere conclusies en beslissingen over de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon
Algemeen Pensioenfonds,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
verder: (het) APC,
gemachtigden thans: mrs. P.M. Noordhoek en L.M. Virginia,
tegen
de naamloze vennootschap
Selikor N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
verder: Selikor,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Hiervoor wordt in de eerste plaats verwezen naar het vonnis van 26 januari 2015 gewezen in het incident tot vrijwaring.
Op 23 februari 2015 heeft Selikor geantwoord.
Op 11 november 2015 heeft APC nadere producties in het geding gebracht.
Op 17 november 2015 heeft APC haar eis vermeerderd.
Op 11 februari 2016 heeft een comparitie van partijen plaats gevonden. Bij deze gelegenheid heeft APC “aantekeningen ter comparitie van partijen” overgelegd en verzocht deze tevens aan te merken als de conclusie van repliek.
Op 9 mei 2016 heeft Selikor gedupliceerd.
APC heeft het debat op 12 september 2016 afgesloten met een akte uitlating producties.
1.2.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vorderingen

2.1.
APC vordert na vermeerdering van eis de veroordeling van Selikor:
- tot betaling aan haar van het bedrag van NAf 2.701.632,18 wegens tot en met 30 september 2015 verschuldigde duurtetoeslagen, alsmede tot betaling van de duurtetoeslagen die na 30 september 2015 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis verschuldigd zullen zijn,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata;
- tot betaling aan haar van het bedrag van NAf 39.810,77 wegens tot en met 30 september 2015 verschuldigde VUT uitkeringen, alsmede tot betaling van de VUT uitkeringen die na 30 september 2015 tot en met de datum van het in deze te wijzen vonnis verschuldigd zullen zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata.
Daarnaast vordert APC 15% invorderingskosten.
2.2.
APC legt daaraan – kort samengevat – het volgende ten grondslag. De vorderingen met betrekking tot de duurtetoeslagen zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 103 lid 1 van de Pensioenlandsverordering Overheidsdienaren (PB 2013, no. 27 GT) in verbinding met artikel 3 lid 2 Duurtetoeslagregeling Gepensioneerden 1943 (PB 1943, no. 77). De vorderingen met betrekking tot de VUT uitkeringen zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel XVIII lid 2 van de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens (PB 1995, no. 230).

3.De feiten

3.1.
APC is op grond van artikel 3 lid 1 van de Landsverordening APNA (PB 2015, no. 1GT) belast met de uitvoering van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de
Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 (zie artikel XVIII van die Landsverordening, hierna onder 4.2).
3.2.
De hoogte van het pensioen is afhankelijk van het aantal voor de opbouw van het pensioen in aanmerking komende dienstjaren, de hoogte van de pensioenpremie en de hoogte van de pensioengrondslag.
In voorkomende gevallen wordt het pensioen verhoogd met de zogenaamde duurtetoeslag (zie hierna onder 4.1).
De duurtetoeslag wordt gedragen door de overheid voor overheidsambtenaren en door de aangewezen lichamen (onder wie Selikor) voor hun werknemers.
3.3.
Bij de inwerkingtreding per 1 januari 1989 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren werd het maximale pensioeninkomen verhoogd (van 66 2/3%) tot 70% van de pensioengrondslag bij een opbouwperiode van 30 jaar.
Bij deze landsverordening werd tevens de pensioengrondslag verminderd met de AOV (de zogenaamde AOV-franchise). Over deze franchise is geen premie verschuldigd.
Bij de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 werd de pensioengerechtigde leeftijd met ingang van 1 januari 1996 verhoogd van 55 jaar tot 60 jaar.
3.4.
Selikor is opgericht op 20 december 1995. Zij is verantwoordelijk voor het beheer van de afvalstoffen. De werkzaamheden van Selikor werden voor haar oprichting verricht door een overheidsdienst van het toenmalige Eilandgebied Curaçao. De werknemers van die dienst waren ambtenaren in de zin van de toenmalige pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938. Deze landsverordening is per 1 januari 1989 vervangen door de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
Bij eilandsbesluit van 6 maart 1996 (AB 1996, no. 4) is Selikor op haar verzoek aangewezen als lichaam bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid van de Pensioenlandsverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (laatste tekst in PB 1976, no. 45). Het gaat hier om de aanwijzing bedoeld in artikel 3 lid 2 Duurtetoeslagregeling 1943 (zie hierna onder 4.1).

4.De relevante wettelijke regelingen

4.1.
Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 (PB 1943, no. 77)
Uit de tekst van de regeling uit 1943 blijkt dat het om een beschikking gaat, uitgevaardigd door de Gouverneur van Curaçao, gehoord de Raad van Bestuur.
Artikel 1
1. Aan de gepensioneerden en weduwen, weduwnaars en wezen, die pensioen genieten ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, wordt een tijdelijke duurtetoeslag op hun pensioen toegekend, zodanig dat het pensioeninkomen bij 30 of minder voor pensioen geldige dienstjaren het produkt is van:
a. de middelsom van het actieve inkomen, en
b. het percentage dat wordt verkregen door optelling van:
1. het percentage, vermeld in de tabel bij het van toepassing zijnde aantal voor pensioen meetellende dienstjaren, en
2. het percentage, vermeld in de tabel bij het van toepassing zijnde aantal voor pensioen meetellende resterende maanden, verschillend voor degenen met minder dan 20 voor pensioen geldige dienstjaren en voor degenen met meer dan 20 voor pensioen geldige dienstjaren.
Artikel 3
1. De duurtetoeslag wordt bij beschikking van den Gouverneur vastgesteld en tegelijk met de inkomsten, waarover hij is berekend, uitbetaald.
2. De jaarlijks aan de gepensioneerden uitgekeerde duurtetoeslagen en kindertoelagen komen ten behoeve van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen ten laste van de geldmiddelen van de Nederlandse Antillen, de eilandgebieden en de krachtens artikel 2, derde lid, van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 aangewezen rechtspersonen. De bedragen zijn, onderscheiden per gepensioneerde, verschuldigd door het lichaam dat als laatste aan de desbetreffende gepensioneerde ontslag heeft verleend uit een betrekking, waarvan de tijd gedurende welke deze betrekking bestond, als diensttijd in aanmerking kwam.
4.2.
De Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 (PB 1995, no. 230)
Artikel XVIII
1. Met de uitvoering van dit hoofdstuk is belast het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.
2. De uitkering komt ten laste van de rechtspersoon waarbij de belanghebbende in dienst was totdat hem ontslag werd verleend.
3. Een rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid, betaalt maandelijks de ten laste van haar komende uitkeringen over de voorafgaande kalendermaand aan het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen.
4. De artikelen 70 tot en met 72 van de Pensioenlandsverordening zijn van overeenkomstige toepassing.
4.3.
De Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (PB 2013, no. 27 GT)
In de hierna volgende tekst zijn niet de wijzigingen verwerkt van PB 2015, no. 78.
Artikel 5
1. In deze landsverordening worden onder overheidsdienaren tevens verstaan de werknemers in dienst van een rechtspersoon die, gelet op zijn doelstelling en zijn financiële verhouding tot het Land, bij besluit is aangewezen als lichaam waarvan het personeel overheidsdienaar in de zin van deze landsverordening is. Nadere criteria voor de aanwijzing van een zodanige rechtspersoon kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld.
2. Een aanwijzing geschiedt uitsluitend op verzoek van hetzij de betrokken rechtspersoon, hetzij een centrale of andere organisatie van werknemers die naar het oordeel van de Gouverneur voldoende representatief is voor de werknemers van de betrokken rechtspersoon. …
Artikel 21
De pensioengrondslag wordt gevormd door …. berekeningsgrondslagen te verminderen met de franchise. …
Artikel 26
De franchise is gelijk aan het produkt van 12 x 10/7 en het bedrag van de maandelijkse uitkering van het wettelijk ouderdomspensioen, bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, 83), en wordt naar boven afgerond op gehele guldens…..
Artikel 70
Het bestuur is bevoegd
a. de invorderingskosten van de door een lichaam aan het fonds verschuldigde bedragen ten laste van dat lichaam te brengen
b. de kosten van het ter plaatse doen vaststellen van de vereiste gegevens ten laste van een lichaam te brengen, indien het betrokken lichaam geen of een onvolledige opgave heeft gedaan van gegevens die het bij of krachtens deze landsverordening verplicht is te verstrekken. …
Artikel 101
lid 1 Op de personen die tot 1 januari 1998 ambtenaar waren in de zin van de Pensioenverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 en daarop aansluitend tot en met 31 december 2001 overheidsdienaar waren in de zin van deze landsverordening, is artikel 100, zesde lid, van toepassing, met dien verstande dat daarbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 21….
Artikel 103
1. De Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943 (P.B. 1943, 77), zoals deze luidde op de dag vóór die waarop deze landsverordening in werking treedt, blijft van toepassing op de in de artikelen 99, 100 en 101, eerste lid, bedoelde personen en op de in artikel 102 bedoelde nabestaanden en wezen. Artikel 30 is ten aanzien van de pensioenen van deze personen niet van toepassing. …
4.4.
Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag voor de rechten van de mens
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.

5.De verweren van Selikor

5.1.
Deze komen voor wat betreft de duurtetoeslag in hoofdlijnen op het volgende neer:
- Er is sprake van onrechtmatige regelgeving zowel m.b.t. de Duurtetoeslagregeling als met betrekking tot de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren en APC maakt misbruik van recht en/of handelt onrechtmatig door desondanks de Duurtetoeslagregeling en de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren uit te voeren;
- APC is niet gerechtigd de duurtetoeslag in rechte te vorderen;
- de vordering van APC is niet deugdelijk onderbouwd en is ten dele incorrect;
- APC heeft geen recht op invorderingskosten.
5.2.
Deze verweren zullen hierna worden besproken.
5.3.
Tegen de vorderingen met betrekking tot de VUT-uitkeringen heeft Selikor geen verweer gevoerd.

6.Onrechtmatige regelgeving en misbruik van recht

6.1.
Van misbruik van recht / onrechtmatige daad zal niet snel sprake als een uitvoeringsorganisatie regelgeving uitvoert. Voor wat betreft de elementen misbruik en/of onrechtmatigheid en/of toerekenbaarheid heeft Selikor niet voldaan aan haar zware stelplicht dienaangaande. Reeds om die reden gaat dit verweer niet op.
6.2.
Daarnaast geldt dat de veronderstelling bij dit verweer, dat er sprake is van onrechtmatige regelgeving, niet voor juist kan worden gehouden.
6.3.
Selikor stelt dat de Duurtetoeslagregeling 1943 onrechtmatig is omdat die regeling bij Landsbesluit tot stand kwam terwijl dat bij Landsverordening had moeten gebeuren. De juistheid van dit verweer kan in het midden worden gelaten. Al aangenomen immers dat de Gouverneur indertijd terzake niet bevoegd was, dan is dit gebrek geheeld door de bepaling van artikel 103 lid 1 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren inhoudende dat de Duurtetoeslagregeling “van toepassing blijft”. Deze bepaling kan bezwaarlijk anders worden begrepen dan dat de bevoegde regelgever de (verondersteld) onbevoegdelijk gegeven regeling heeft overgenomen, waardoor die regeling de status van Landsverordening verkreeg. Er is dan ook geen sprake van onrechtmatige wetgeving op de hier besproken grond.
6.4.
Nu de Duurtetoeslagregeling de status van Landsverordening heeft verkregen is voor toetsing aan ongeschreven rechtsbeginselen, zoals Selikor bepleit, geen ruimte meer. De rechtmatigheid van formele wetgeving kan niet worden bestreden met een beroep op ongeschreven rechtsbeginselen. Op deze grond kan dus evenmin geconcludeerd worden dat sprake is van onrechtmatige wetgeving.
6.5.
Selikor heeft verder betoogd dat de regeling van de Duurtetoeslag in strijd is met het bepaalde in het eerste lid van artikel 1 van het eerste Protocol van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens, verder het EVRM. Daartoe heeft zij aangevoerd dat die regeling haar verplicht geldmiddelen aan te wenden voor de financiering van de duurtetoeslag. Deze verplichte financiering heeft te gelden als de ontneming van eigendom (in de Engelse tekst van het EVRM “possession”), aldus Selikor.
6.6.
Selikor kan niet gevolgd worden in dit betoog. Een door de wetgever aan een onderneming opgelegde verplichting om een deel van haar geldmiddelen aan te wenden voor de betaling van uitkeringen aan haar ex-werknemers is niet aan te merken als ontneming van eigendom/possession. Daarvan is slechts sprake als een dusdanig groot deel van het vermogen van Selikor aan haar wordt onttrokken, dat voortzetting van de onderneming (nagenoeg geheel) onmogelijk wordt. Dat is echter gesteld noch gebleken.
6.7.
Subsidiair heeft Selikor een beroep gedaan op het tweede lid van het eerste Protocol. Daarbij heeft zij, onder verwijzing naar beslissingen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, aangevoerd dat de regeling van de duurtetoeslag geen redelijk doel dient en dat er sprake is van een “excessive burden”.
6.8.
Selikor heeft niet toegelicht waarom de duurtetoeslagregeling geen redelijk doel dient. Dat had, gelet op het evidente belang dat de regeling heeft voor de doelgroep gepensioneerden en aanstaande pensioengerechtigden, wel op haar weg gelegen. In rechte wordt dus aangenomen dat de duurtetoeslagregeling een redelijk doel dient.
6.9.
Het beroep dat Selikor doet op “excessive burden” gaat evenmin op. Daartoe wordt overwogen dat van een “excessive burden” sprake is als een “fair balance” ontbreekt tussen de door de bestreden regeling aan de betrokken ondernemingen opgelegde financiële lasten en het algemeen belang. Selikor heeft echter niet (gemotiveerd) weersproken dat zij, zoals APC heeft gesteld, het in haar macht heeft om de financiële lasten die voor haar uit de regelgeving voortvloeien op te vangen door haar bedrijfsvoering op deze uitgaven af te stemmen en een adequaat reserveringsbeleid te voeren. Niet kan worden ingezien waarom dit niet van haar kan worden gevergd. Nadeelcompensatie als door Selikor voorgedragen is dan ook niet aan de orde.
6.10.
Selikor heeft nog aangevoerd dat zij geen bewuste keuze heeft gemaakt toen zij opteerde voor de hoedanigheid van “aangewezen lichaam” als bedoeld in artikel 2 derde lid van de Pensioenlandsverordening Burgerlijke Landsdienaren 1938 (P.B. 1938, no. 45) en dat van keuze al helemaal geen sprake was toen zij op grond van de wet (artikel 106 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren) geacht werd zo’n lichaam te zijn.
6.11.
Dit verweer gaan evenmin op. Een “niet bewuste keuze”, wat dat ook zij, heeft niet tot gevolg dat daardoor geen verplichtingen ontstaan.
Verder wordt geoordeeld dat het ontbreken van een keuzemogelijkheid vanwege de dwingend wettelijke regeling van artikel 106 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren evenmin opgaat omdat de verbindendheid van deze bepaling niet kan worden aangevochten met redelijkheidsargumenten.

7.APC is niet gerechtigd de duurtetoeslag in rechte te vorderen

7.1.
Selikor heeft dit verweer onderbouwd met de stelling dat de omstandigheid dat APC op grond van de Landsverordening APNA (PB 1997, no. 311) met de uitvoering van de landsverordening is belast, nog niet betekent dat zij ook bevoegd is de duurtetoeslag te innen.
Dit verweer overtuigt niet.
7.2.
Daartoe dient in de eerste plaats dat de duurtetoeslag de hoogte van de door APC te betalen pensioen mede bepaalt. Dan ligt voor de hand om aan te nemen dat de aan APC met betrekking tot de pensioenen opgedragen taken en bevoegdheden, zich ook uitstrekken tot de duurtetoeslagen.
Dit ligt ook besloten in artikel 3 lid 2 van de Duurtetoeslagregeling 1943. Dit artikel bepaalt (sinds PB 1995, no. 17) dat de jaarlijks aan de gepensioneerden uitgekeerde duurtetoeslagen
(…) ten behoeve van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen ten laste komen van de geldmiddelen van de Nederlandse Antillen, de eilandgebieden en de (…) aangewezen rechtspersonen. Niet goed voorstelbaar is dat de wetgever het APC belast met de uitbetaling van duurtetoeslagen die ten laste komen van anderen en APC gelijktijdig het recht onthoudt deze aan hem verschuldigde duurtoeslagen bij nalatige schuldenaren te mogen innen. Van deze beperking is niet gebleken.
7.3.
De slotsom is dan ook dat het APC bevoegd is de rechtmatig door haar betaalde duurtetoeslagen in rechte te vorderen.

8.De vordering van APC is niet deugdelijk onderbouwd en ten dele incorrect

8.1.
Selikor heeft aangevoerd dat in het door APC gevorderde bedrag betreffende de duurtetoeslag ten onrechte indexering van de duurtetoeslagen is begrepen, als gevolg van het indexeren van salarissen. Selikor verwijst in dat verband naar de facturen over 2011 waarin de post ‘indexering’ is opgenomen (bladzijde 8 van productie 1 van de op 15 november 2015 nadere producties APC). Wat de orde van grootte is van deze component is evenwel onbekend volgens Selikor, bij gebreke aan deugdelijke uitsplitsing van de cijfers die ten grondslag liggen aan de vordering. In ieder geval is die indexering volgens Selikor niet door haar verschuldigd, omdat de indexering niet is gebaseerd op de wet en Selikor nimmer heeft ingestemd met het uitkeren van indexatie om vervolgens die verhoging ten laste van Selikor te brengen.
8.2.
APC heeft ter zitting aanvankelijk weersproken dat in het gevorderde bedrag een element van indexering is besloten. Na te zijn gewezen op bovengenoemde facturen over 2011 is de stelling in die zin door APC genuanceerd dat APC toen naar voren heeft gebracht dat alleen in 2011 indexering is doorberekend en daarna niet meer. Verder is ter zitting door APC bevestigd dat aan de lichamen moet worden gevraagd of zij indexering willen uitkeren.
8.3.
Voorop wordt gesteld dat indexering betreffende de duurtetoeslag geen wettelijke grondslag kent. Voorts is tussen partijen niet in debat dat APC uitgekeerde indexeringsbedragen slechts kan vorderen van een betreffend lichaam als dit lichaam daarmee heeft ingestemd.
8.4.
Gezien de standpunten van partijen is evenwel niet duidelijk in hoeverre indexering van de duurtetoeslag onderdeel uitmaakt van de door APC gevorderde som. In het geval dat indexering geen deel uitmaakt van de vordering, is bovengenoemd verweer van Selikor niet relevant. In het geval dat indexering wel deel uitmaakt van de vordering, dient APC voorts aan te tonen dat Selikor daarmee heeft ingestemd. Voor zover het Gerecht thans overziet zal een grondslag voor de vordering van APC betreffende de indexering op Selikor ontbreken in het geval niet tevens zou blijken dat Selikor heeft ingestemd met indexering. Het debat over dit onderwerp is niet volledig geweest.
APC wordt daarom in de gelegenheid gesteld om in een nader te nemen conclusie onderbouwd en gemotiveerd aan te geven:
-of en zo ja welk deel, van de door haar gevorderde som bestaat uit indexering betreffende de duurtetoeslagen, uitgesplitst per jaar; en in dat laatste geval tevens:
-of en op welke wijze Selikor hiermee heeft ingestemd, tevens zo dit aan de orde is uitgesplitst per jaar.
Selikor krijgt daarna de gelegenheid om daarop te antwoorden.
8.5.
APC heeft tevergeefs aangevoerd dat Selikor niet tijdig en overeenkomstig artikel 90 Pensioenlandsverordening overheidsdienaren bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen. Als dit al zou vaststaan heeft dat niet tot gevolg dat daardoor vastgesteld kan worden dat de vordering van APC gegrond is, terwijl daartegen een mogelijk slagend verweer is gevoerd.
8.6.
Rest nog het verweer van Selikor dat APC haar ten onrechte over de jaren 2000 tot en met 2006 duurtetoeslag in rekening heeft gebracht met betrekking tot personen die bij de privatisering niet door haar waren overgenomen. Het gaat over deze jaren om een bedrag van NAf 407.140,--. APC heeft dit verweer niet gemotiveerd weersproken zodat de juistheid daarvan in rechte wordt aangenomen. Het bedrag van NAf 407.140,-- zal dus te zijner tijd in mindering moeten worden gebracht op het door Selikor aan APC verschuldigde bedrag.

9.Invorderingskosten

9.1.
Selikor heeft aangevoerd dat de door APC gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet op de Pensioenlandsverordening Overheidsdienaren noch op de Landsverordening Algemeenpensioenfonds berusten en daarom moeten worden afgewezen. Deze stelling kan Selikor niet baten omdat de wettelijke basis in ieder geval gevonden kan worden in artikel 6:96 BW.
9.2.
Overeenkomstig het gestelde in het Procesreglement 2016 zal de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten in beginsel worden gesteld op anderhalve punt van het betreffende tarief. Deze beslissing wordt aangehouden.

10.De vorderingen van APC met betrekking tot de VUT-uitkeringen

10.1.
Deze zijn door Selikor niet weersproken en kunnen dus, als op de wet gegrond, worden toegewezen.

11.Tenslotte

11.1.
Over de proceskosten zal worden beslist bij de einduitspraak.
11.2.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

12.De beslissing

Het Gerecht:
12.1.
veroordeelt Selikor om aan APC terzake VUT-uitkeringen te betalen het tot en met 30 september 2015 verschuldigde bedrag van NAf 39.810,18 te verhogen met de nadien tot de datum van deze uitspraak verschuldigde bedragen, onder bepaling dat Selikor wettelijke rente dient te voldoen over de door Selikor verschuldigde bedragen te rekenen vanaf de respectieve vervaldata;
12.2.
verwijst de zaak naar de rol van
21 augustus 2017voor het nemen van een conclusie door APC als bedoeld in 8.4;
12.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op de rol van 12 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.