ECLI:NL:OGEAC:2017:78

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600630 t/m CUR201600640
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake belastingaanslagen en premie AOV/AWW

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juli 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen. De belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, had bezwaar aangetekend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW over de jaren 2008 tot en met 2013. De Inspecteur der Belastingen had de bezwaren afgewezen en belanghebbende was in beroep gegaan. Het Gerecht oordeelde dat het beroepschrift niet met redenen was omkleed, ondanks dat belanghebbende door het Gerecht op dit verzuim was gewezen. Het Gerecht stelde vast dat de belanghebbende niet had aangegeven in hoeverre hij het niet eens was met de opgelegde aanslagen, waardoor het beroep niet voldeed aan de motiveringseisen van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken. Daarnaast werd opgemerkt dat enkele beroepen niet tijdig waren ingediend, wat ook bijdroeg aan de niet-ontvankelijkheid. Het Gerecht verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2017
BBZ nrs. CUR201600630 t/m CUR201600640
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 16 oktober 2015 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en AVBZ over het jaar 2008 en premie AVBZ over het jaar 2009 opgelegd. Voorts is aan belanghebbende met dagtekening 9 oktober 2015 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2009 opgelegd.
1.2
Met dagtekening 4 juli 2014 zijn aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2010 opgelegd. Aan belanghebbende is op 29 juli 2016 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 opgelegd. Voorts zijn aan belanghebbende op 25 september 2015 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2012 opgelegd. Aan belanghebbende zijn op 24 april 2015 aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2013 opgelegd.
1.3
Belanghebbende is op 11 november 2015 tegen de aanslagen inkomstenbelasting, en premie AVBZ over de jaren 2008, 2009 en 2012 en tegen de aanslag premie AOV/AWW over het jaar 2008 in bezwaar gekomen.
1.4
Belanghebbende is op 29 december 2014 tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2010 in bezwaar gekomen en op 19 juni 2015 tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ over het jaar 2013.
1.5
Belanghebbende is tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 niet in bezwaar gekomen.
1.6
De Inspecteur heeft op 8 juli 2016 uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren tegen de aanslagen premie AOV/AWW 2008 en tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ 2008, 2009, 2012 en 2013 afgewezen. Voorts heeft de Inspecteur op 30 april 2015 uitspraken op bezwaar gedaan met betrekking tot de bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ 2010 en daarbij de bezwaren niet- ontvankelijk verklaard.
1.7
Belanghebbende is op 7 september 2016 in beroep gekomen tegen de
uitspraken op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Naf. 50,- aan griffierecht voldaan.
1.8
De Inspecteur heeft op 12 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.9
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting. In dat verband is op 30 juni 2017 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen [ mr. A ]. Belanghebbende is, hoewel op juiste wijze opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao en hij heeft in de onderhavige jaren uit Nederland een pensioeninkomen van het ABP genoten. Ter zake van dit inkomen heeft de Inspecteur aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.
2.2
In zijn beroepschrift van 7 september 2016 heeft belanghebbende hierover het volgende vermeld:
“(….) Belanghebbende krijgt pensioenuitkering met betrekking tot functioneel leeftijdsontslag (FLO- uitkering), welke in het heffingsland Nederland, reeds wordt belast voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen. Belanghebbende heeft in Nederland aangifte gedaan conform de aldaar vigerende wet- en regelgeving. Aangezien wij de casus goed moeten bestuderen verzoeken wij u vriendelijk om ons uitstel te verlenen voor het indienen van inhoudelijke redenen van bezwaar. Ten einde nader onderzoek uit te kunnen voeren en advies in te kunnen winnen. ”
2.3
Op 9 december 2016 is door de griffie van het Gerecht aan belanghebbende meegedeeld dat het beroepschrift niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is. Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om dat verzuim binnen zes weken te herstellen. Tevens is daarbij vermeld dat, indien het verzuim niet wordt hersteld, belanghebbende niet- ontvankelijk kan worden verklaard. Hierop heeft belanghebbende niet gereageerd.

3.ONTVANKELIJKHEID BEROEP

3.1
Ingevolge artikel 5, lid 2, van de LBB moet het beroepschrift met redenen zijn omkleed. Dit houdt in dat het beroep een motivering dient te bevatten. In artikel 7, lid 1 van de LBB staat dat indien de belanghebbende niet heeft voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 5, de griffier de belanghebbende in de gelegenheid stelt binnen een daarbij te stellen termijn het beroepschrift met het ontbrekende aan te vullen.
3.2
Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende het beroep niet met redenen heeft omkleed, ook niet nadat hij door het Gerecht op dit verzuim is gewezen. Hetgeen belanghebbende in het beroepschrift heeft vermeld kan niet aangemerkt worden als motivering van het beroep. Er wordt immers op geen enkele wijze vermeld of en zo ja in hoeverre belanghebbende het niet eens is met de opgelegde aanslagen. Gelet hierop heeft belanghebbende niet voldaan aan de in artikel 5, lid 2 LBB genoemde motiveringseis. Dit heeft tot gevolg dat het beroep niet ontvankelijk is.
3.3
Ten overvloede overweegt het Gerecht dat:
  • het beroep tegen de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting en premies AVBZ 2010 niet binnen de in artikel 31, lid 1 van de Algemene landsverordening landsbelastingen genoemde termijn van twee maanden na dagtekening van de uitspraken op bezwaar zijn ingediend, zonder dat een reden gegeven is voor die termijnoverschrijding;
  • tegen de aanslag inkomstenbelasting 2011 geen bezwaar is ingediend en ook geen uitspraak op bezwaar gedaan is,
zodat het beroep in die zaken ook om die reden niet-ontvankelijk is.
3.4
Gelet op hetgeen het Gerecht in 3.2 en 3.3 heeft overwogen is het beroep niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van de zaken komt het Gerecht niet toe.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).