In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juli 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen. De belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, had bezwaar aangetekend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW over de jaren 2008 tot en met 2013. De Inspecteur der Belastingen had de bezwaren afgewezen en belanghebbende was in beroep gegaan. Het Gerecht oordeelde dat het beroepschrift niet met redenen was omkleed, ondanks dat belanghebbende door het Gerecht op dit verzuim was gewezen. Het Gerecht stelde vast dat de belanghebbende niet had aangegeven in hoeverre hij het niet eens was met de opgelegde aanslagen, waardoor het beroep niet voldeed aan de motiveringseisen van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken. Daarnaast werd opgemerkt dat enkele beroepen niet tijdig waren ingediend, wat ook bijdroeg aan de niet-ontvankelijkheid. Het Gerecht verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en kwam niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak.