ECLI:NL:OGEAC:2017:76

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
AR 79175/2016 en 79769/2016 en 80385/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cautio. Zekerheidstelling voor proceskosten door onderbewindgestelde en haar Venezolaanse bewindvoerder afgewezen

In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, zijn de eiseressen, beiden wonende in Caracas, Venezuela, betrokken bij drie verschillende rechtszaken die samenhangen met een eerder vonnis van 17 oktober 2005. De eiseres sub 1 fungeert als bewindvoerder en mentor van eiseres sub 2, die lijdt aan het Downsyndroom. De eiseressen hebben verzocht om zekerheidstelling voor proceskosten te worden afgewezen, omdat zij niet in staat zijn om deze zekerheid te stellen vanwege hun financiële situatie in Venezuela. De gedaagden, waaronder de Aruba vrijgestelde vennootschap Motley Investments A.V.V. en Stichting Particulier Fonds Sabatt, hebben verzocht om zekerheidstelling voor de proceskosten, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het eisen van zekerheidstelling de effectieve toegang tot de rechter voor de eiseressen zou belemmeren. Het Gerecht heeft de voeging van de drie zaken gelast en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot in de hoofdzaak is beslist. De uitspraak is gedaan op 4 juli 2017 door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de (verzet)zaak AR 79175/2016 van:
[EISERES SUB 1],
pro se en als bewindvoerder ex art. 1:431 BW en mentor ex art. 1:450 BW van:
[EISERES SUB 2],
beiden wonende te Caracas, Venezuela,
opposanten in de hoofdzaak,
eisersessen in het incident tot zaaksvoeging,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en T.B. de Palm,
tegen
de Aruba vrijgestelde vennootschap
MOTLEY INVESTMENTS A.V.V,
gevestigd in Aruba,
geopposeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot zaaksvoeging,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en S.X.T. Hato;
en in de (herroepings)zaak AR 79769/2016 van:
[EISERES SUB 1],
pro se en als bewindvoerder ex art. 1:431 BW en mentor ex art. 1:450 BW van:
[EISERES SUB 2],
beiden wonende te Caracas, Venezuela,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident tot zaaksvoeging,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en T.B. de Palm,
tegen
de Aruba vrijgestelde vennootschap
MOTLEY INVESTMENTS A.V.V,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot zaaksvoeging,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en S.X.T. Hato;
alsmede in de (schadevergoedings)zaak AR 80385/2016 van:
[EISERES SUB 1],
pro se en als bewindvoerder ex art. 1:431 BW en mentor ex art. 1:450 BW van:
[EISERES SUB 2],
beiden wonende te Caracas, Venezuela,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in de cautio-incidenten,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en T.B. de Palm,
tegen
[GEDAAGDE SUB 1],
wonende te Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het cautio-incident,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez,
2. de Aruba vrijgestelde vennootschap
MOTLEY INVESTMENTS A.V.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het cautio-incident,
gemachtigden: mrs. M.F. Bonapart en S.X.T. Hato,
3. de stichting particulier fonds
STICHTING PARTICULIER FONDS SABATT,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het cautio-incident,
gemachtigde: mr. S.N.E. Inderson,
Partijen worden hierna ook [eiseres sub 1], [eiseres sub 2], [gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt genoemd.

1.Het procesverloop

in de (verzet)zaak AR 79175/2016:
1.1
Na het vonnis van 13 maart 2017 heeft Motley AVV een conclusie van antwoord in het incident tot zaaksvoeging genomen en vervolgens een conclusie van antwoord in oppositie houdende een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring. Op 20 juni 2017 is in het incident tot zaaksvoeging gecompareerd. Vonnis is bepaald op heden.
in de (herroepings)zaak AR 79769/2016:
1.2
Na het vonnis van 13 maart 2017 hebben eiseressen een akte overleggen bewijs stellen zekerheid gediend. Motley AVV heeft vervolgens een conclusie van antwoord in het incident tot zaaksvoeging genomen. Op 20 juni 2017 is in het incident tot zaaksvoeging gecompareerd. Vonnis is bepaald op heden.
in de (schadevergoedings)zaak AR 80385/2016:
1.3
Eiseressen hebben op 22 september 2016 een verzoekschrift ingediend. [Gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt hebben vervolgens ieder een incidentele vordering tot zekerheidsstelling ex artikel 122 Rv ingesteld. Eiseressen hebben op 24 april 2017 een conclusie van antwoord in de incidenten genomen. Nadat [gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt zich bij aktes hadden uitgelaten over het pleidooiverzoek van eiseressen, is ter zitting van 20 juni 2017 pleidooi gehouden in het cautio-incident, waarbij de gemachtigden pleitnotities hebben overgelegd. De gemachtigden van eiseressen en van Motley AVV hebben bij pleidooi verwezen naar op voorhand overgelegde producties. Vonnis is bepaald op heden.

2.De vorderingen en het verweer

in de (verzet)zaak AR 79175/2016:
in het incident tot zaaksvoeging
2.1 [
Eiseressen] verzoeken deze zaak op de voet van art. 127 Rv te voegen met de (herroepings)zaak met nummer AR 79769/2016.
2.2
Motley AVV heeft verweer gevoerd.
in de (herroepings)zaak AR 79769/2016:
in het incident tot zaaksvoeging
2.3 [
Eiseressen] verzoeken deze zaak op de voet van art. 127 Rv te voegen met de (verzet)zaak met nummer AR 79175/2016.
2.4
Motley AVV heeft verweer gevoerd.
in de (schadevergoedings)zaak AR 80385/2016:
in de cautio-incidenten
2.5 [
Gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt vorderen ieder – kort weergegeven – om [eiseressen] op de voet van art. 122 Rv te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor een bedrag van NAf 31.500 ten behoeve van ieder van hen.
2.6 [
Eiseressen] hebben verweer gevoerd.

3.De beoordeling

in de (verzet)zaak AR 79175/2016:
In het incident tot zaaksvoeging
3.1
Het verzet is ingesteld bij verzetschrift van 3 juli 2016 en richt zich tegen het door dit Gerecht op 17 oktober 2005 gewezen vonnis, waarbij [eiseressen] op vordering van Motley AVV op straffe van een dwangsom zijn veroordeeld tot verwijdering van machines. Bij verzoekschrift van 2 augustus 2016 hebben [eiseressen], onder de voorwaarde dat in de verzetzaak wordt geoordeeld dat zij niet meer in verzet kunnen komen, de herroeping van het verstekvonnis en de heropening van het geding gevorderd. De twee zaken zijn tegelijktijdig, tussen dezelfde partijen en bij dezelfde rechter aanhangig en betreffen beide het verstekvonnis van 17 oktober 2005 en de stellingen waarop dat vonnis berust. Daarmee is voldaan aan de vereisten die artikel 127 Rv stelt aan zaaksvoeging. De verzochte voeging zal worden gelast.
3.2
De kosten van het incident dienen ten laste van Motley AVV te komen als de in het ongelijk gestelde partij. De beslissing daarover zal (evenals in het vorige incident in deze zaak) worden aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
In de hoofdzaak
3.3
In de hoofdzaak zal worden voortgeprocedeerd.
in de (herroepings)zaak AR 79769/2016:
In het incident tot zaaksvoeging
3.4
Hier geldt hetzelfde als hiervoor onder 3.1 en 3.2 is overwogen.
In de hoofdzaak
3.5
In de hoofdzaak zal worden voortgeprocedeerd.
in de (schadevergoedings)zaak AR 80385/2016:
3.6
Deze zaak heeft evenals de verzetzaak en de herroepingszaak betrekking op het verstekvonnis van 17 oktober 2005, en meer in het bijzonder op de volgens [eiseressen] onrechtmatige tenuitvoerlegging daarvan. Deze zaak is verknocht met de verzetzaak en de herroepingszaak in de zin van artikel 127 Rv en zal om die reden ambtshalve worden gevoegd met die zaken.
In de cautio-incidenten
3.7 [
eiseressen] leggen aan hun schadevergoedingsvordering in de hoofdzaak, kort samengevat, ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en de door hem beheerste rechtspersonen Motley AVV en SPF Sabatt onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door in 2005 buiten hun medeweten en op valse gronden een verstekvonnis tegen hen te bemachtigen en vervolgens in 2009 ten onrechte tot executoriale verkoop (en koop) over te gaan wegens beweerdelijk verbeurde - sowieso grotendeels verjaarde - dwangsommen, waardoor zij zich ten koste van [eiseres sub 2] de aan [eiseres sub 2] in eigendom toebehorende percelen Kortijnweg 50 hebben toegeëigend. Hun vorderingen strekken tot vergoeding van de daardoor geleden schade door betaling van een geldsom of het terugleveren van de percelen.
3.8 [
Gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt wijzen op het feit dat [eiseressen] in Venezuela wonen en vorderen op de voet van artikel 122 lid 1 Rv dat zij zekerheid stellen voor de proceskosten waarin zij veroordeeld zouden kunnen worden. Zij wensen deze zekerheid voor ieder van hen gesteld te zien op NAf 31.500.
3.9
Ingevolge artikel 122 lid 1 Rv stelt de eiser, indien deze hier te lande geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, op vordering van de wederpartij en alvorens deze in rechte enig verweer hoeft te voeren, zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden, tenzij sprake is van een van de uitzonderingen genoemd in artikel 122 lid 2 Rv.
3.1
Niet in geschil is dat de eerste drie van de vier in artikel 122 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen - verdrag, executiebevoegdheid in Venezuela, andere verhaalsmogelijkheden in Curaçao - zich hier niet voordoen.
3.11
Volgens [eiseressen] doet de vierde uitzondering - door de eis van zekerheidstelling zou aan [eiseressen] de effectieve toegang tot de rechter worden belemmerd - zich hier wel voor. Bovendien stellen zij dat de eis tot zekerheidstelling in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en misbruik van procesrecht oplevert. [eiseressen] onderbouwen deze stellingen met de hiervoor onder 3.7 weergegeven achtergrond van hun vordering en met het volgende:
[Eiseres sub 2] (geboren in 1976) heeft het Downsyndroom, als gevolg waarvan zij al haar hele leven met ernstige geestelijke en fysieke beperkingen kampt.
[Eiseres sub 1] (geboren in 1938) is een tante van [eiseres sub 2].
Bij beschikking van dit Gerecht van 30 mei 2002 is [eiseres sub 1] benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [eiseres sub 2] en tot mentor over [eiseres sub 2], zulks in verband met het recente overlijden van [eiseres sub 2]’s moeder en met het voornemen dat [eiseres sub 2] Curaçao zou verlaten en in Venezuela bij [eiseres sub 1] zou gaan wonen.
[Eiseressen] hebben niet de middelen om zekerheid te stellen.
[Eiseres sub 2] kan niet werken, heeft geen inkomen en komt in Venezuela niet in aanmerking voor een sociale uitkering omdat zij vreemdeling - Nederlandse - is.
[Eiseres sub 1] is aangewezen op een Venezolaans sociaal ouderdomspensioen, dat als gevolg van de hyperinflatie van de bolivar en de economische malaise in Venezuela weinig voorstelt (15 dozen eieren) en omgerekend naar guldens - tegen de daadwerkelijke wisselkoers - enkele tientjes per maand bedraagt.
3.12 [
Gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt stellen voorop dat in deze incidenten niet mag worden vooruitgelopen op de zaak zelf. Zij stellen voorts onder meer dat het pensioen van [eiseres sub 1], omgerekend naar de officiële Venezolaanse wisselkoers, wel USD 8.500 per maand bedraagt, dat [eiseressen] er goed van kunnen leven, dat niet is gebleken dat zij niet ook nog andere inkomsten of vermogen hebben en dat geen waarde kan worden gehecht aan de door [eiseressen] overgelegde accountantsverklaring. Ook stellen zijn dat uit het feit dat [eiseressen] in Curaçao hebben gekozen voor een dure advocaat, dat zij reeds aanzienlijke deurwaarders- en griffiekosten hebben gemaakt en dat [eiseres sub 2] het surplus van de veilingopbrengst uit 2009 bij de notaris heeft staan, wel blijkt dat [eiseressen] niet onbemiddeld zijn.
3.13
Ten aanzien van [eiseres sub 2] geldt dat in dit geding aan de hand van de onderbewindstellingsbeschikking, de medische verklaring en de verklaring van de bewindvoerster/mentor aannemelijk is dat [eiseres sub 2], mede als gevolg van het feit dat zij het Downsyndroom heeft, niet over eigen inkomen uit arbeid beschikt en kan beschikken. Ook acht het Gerecht aannemelijk dat zij geen andere inkomsten of vermogensbestanddelen van betekenis heeft. Het eventuele vermogen en inkomen van haar bewindvoerder en mentor spelen hierbij geen rol.
3.14
Ten aanzien van [eiseres sub 1] geldt in de eerste plaats dat voor zover zij optreedt in haar hoedanigheid van [eiseres sub 2]’s bewindvoerder en mentor, haar (eigen) inkomsten en vermogen in beginsel buiten beschouwing moeten blijven.
3.15 [
Eiseres sub 1] treedt blijkens haar processtukken in dit geding echter niet alleen op in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor, maar ook voor zichzelf. Hoewel niet toegelicht, houdt dat laatste naar het zich laat aanzien verband met het feit dat het verstekvonnis - anders dan het verzoekschrift dat heeft geleid tot het verstekvonnis - de hoedanigheid van [eiseres sub 1] als procespartij niet uitdrukkelijk beperkt tot die van bewindvoerder en mentor. Wat hier verder van zij, ook voor [eiseres sub 1] geldt dat aannemelijk is geworden dat zij in redelijkheid niet in staat kan worden geacht zekerheid te stellen. Het Gerecht acht op basis van de overgelegde uitdraaien van het Instituto Venezolano de los Seguros Sociales, bankbescheiden en accountantsverklaring aannemelijk dat het inkomen van [eiseres sub 1] is beperkt tot een maandelijkse uitkering in de orde van grootte van (in september 2016 nog 22.000 maar door inflatiecorrectie en economische crisis-bonus inmiddels) BsF. 85.000. Naar in Curaçao algemeen bekend is en naar ook volgt uit de door [eiseressen] overgelegde perspublicaties uit andere landen, stelt een dergelijk inkomen een Venezolaan wellicht nog net in staat in eigen land in de dagelijkse levensbehoeften te voorzien, maar niet meer dan dat. In elk geval is een dergelijk inkomen bij lange na niet voldoende om dollars of guldens aan te kopen die benodigd zouden zijn om alhier zekerheid te stellen, laat staan zekerheid voor het door [gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt verlangde bedrag. Dat het niet realistisch is om van de officiële Venezolaanse koers uit te gaan, op grond waarvan [eiseres sub 1] met USD 8.500 per maand ook naar Curaçaose begrippen een dijk van een pensioen zou hebben, blijkt al wel uit het ook door [gedaagde sub 1], Motley AVV en SPF Sabatt gesignaleerde enorme verschil tussen de officiële koers(en) en de koers op de zwarte markt.
3.16
Wat betreft het aan [eiseres sub 2] toekomende restant van de veilingopbrengst van circa NAf 20.000 dat tot voor kort onder de notaris berustte, acht het Gerecht het aannemelijk dat dit bedrag, zoals namens [eiseressen] is gesteld, inmiddels is aangewend ter bestrijding van de in de diverse procedures gemaakte kosten van beslaglegging, oproeping, griffierecht en zekerheidstelling. Het Gerecht heeft voorts geen aanleiding te twijfelen aan de ook bij pleidooi door de advocaten van [eiseressen] nadrukkelijk geuite verklaring dat hun (al dan niet dure) kantoor nog niet is betaald voor zijn diensten voor [eiseressen].
3.17
Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat aannemelijk is dat het eisen van zekerheidstelling tot gevolg zou hebben dat [eiseressen] de volgens hen onterechte uitwinning van [eiseres sub 2]’s eigendom aan de Kortijnweg niet aan de bevoegde Curaçaose rechter zouden kunnen voorleggen en dat daarmee de effectieve toegang van [eiseressen] tot de rechter zou worden belemmerd in de zin van artikel 122 lid 2 sub d Rv. Voor hen bestaat daarom geen verplichting tot het stellen van zekerheid. Dat [eiseressen] in Venezuela wonen en dat Venezuela geen partij is bij het EVRM, kan daaraan niet afdoen.
3.18
Terzijde wordt nog opgemerkt dat ten aanzien van Motley AVV nog geldt dat in de herroepingszaak inmiddels zekerheid is gesteld voor haar proceskosten tot een bedrag van NAf 6.250 en dat Motley AVV in de verzetzaak vooralsnog een latente schuld aan [eiseressen] heeft terzake de proceskosten in de incidenten van (indien wordt uitgegaan van het liquidatietarief) NAf 2.500.
3.19
De beslissing over de proceskosten van het incident zal ook nu worden aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
In de hoofdzaak
3.2
In de hoofdzaak zal worden voortgeprocedeerd.

4.De beslissing

Het Gerecht:
in de (verzet)zaak AR 79175/2016:
in het incident tot zaaksvoeging
- gelast de voeging van deze zaak met de zaken met de zaaknummers AR 79769/2016 en AR 80385/2016;
- houdt de beslissing over de proceskosten van het incident aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 augustus 2017 voor conclusie van repliek in oppositie zijdens mrs. Van Hees en De Palm;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
in de (herroepings)zaak AR 79769/2016:
in het incident tot zaaksvoeging
- gelast de voeging van deze zaak met de zaken met de zaaknummers AR 79175/2016 en AR 80385/2016;
- houdt de beslissing over de proceskosten van het incident aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 augustus 2017 voor conclusie van antwoord zijdens mrs. Bonapart en Hato;
- houdt iedere verdere beslissing aan;
in de (schadevergoedings)zaak AR 80385/2016:
- gelast ambtshalve de voeging van deze zaak met de zaken met de zaaknummers AR 79175/2016 en AR 79769/2016;
in de cautio-incidenten
- wijst de verzoeken af;
- houdt de beslissing omtrent de proceskosten van het incident aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 augustus 2017 voor conclusie van antwoord zijdens mr. Henriquez, mr. Inderson en mrs. Bonapart en Hato;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2017.