ECLI:NL:OGEAC:2017:72

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
EJ 82014/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een security agent bij Long Port Curaçao na drugsvondst en procedurele tekortkomingen

In deze zaak heeft [verzoeker], een security agent bij Long Port Curaçao, op 1 november 2016 ontslag op staande voet gekregen na een incident waarbij 50 kilo cocaïne werd onderschept op een vlucht van Air Canada. [verzoeker] was verantwoordelijk voor het laden van de bagage en heeft de bagage gedurende enkele minuten onbeheerd gelaten, wat in strijd was met de veiligheidsprocedures. Na een intern onderzoek en een leugendetectortest, waaruit bleek dat [verzoeker] niet opzettelijk betrokken was bij de drugssmokkel, werd hij opnieuw in dienst genomen, maar later opnieuw geschorst. [verzoeker] heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend om het ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van zijn salaris te vorderen. Long Port voerde aan dat er wel degelijk een dringende reden voor ontslag was vanwege de procedurele tekortkomingen van [verzoeker]. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag, en heeft de primaire vordering van [verzoeker] afgewezen. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 11 april 2017, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
tegen
de besloten vennootschap
Long Port Curaçao B.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Bach Kolling.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Long Port genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1. [
verzoeker] heeft op 16 februari 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Long Port heeft op 20 maart 2017 zeven producties aan het Gerecht en de wederpartij doen toekomen. Het verzoek is behandeld op de zitting van 21 maart 2017. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd. Mr. Osepa mede aan de hand van een door hem overgelegde ‘toelichting’ en mr. Bach Kolling mede aan de hand van een ‘verweerschrift tevens zelfstandig verzoek tot ontbinding voor zover vereist’. Ter zitting zijn tevens verschenen [verzoeker] en Salazar, managing director van Long Port.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Long Port is een bedrijf dat aviation security services verzorgt op Curaçao, waaronder airport security en ground handling, onder meer voor Air Canada.
2.2. [
verzoeker] is in dienst bij Long Port als security agent sinds 11 december 2014 tegen een salaris van NAf 1.511,25 per maand.
2.3.
Op 13 oktober 2016 is 50 kilo cocaïne onderschept in Canada, afkomstig van de vlucht AC 1795 van Air Canada uit Curaçao. Bij de voorbereiding van die vlucht was [verzoeker] lead agent / security supervisor. Dat houdt in dat hij verantwoordelijk was voor het laden van de bagage op de betreffende vlucht. Dat proces wordt door verschillende agents uitgevoerd en bestaat grofweg uit de volgende fases. Nadat de bagage is ingecheckt door de passagiers wordt deze getransporteerd naar het carousel in de bagagedepotruimte waar de agent de bagage stickert en telt. Bij onderhavige vlucht was dat [verzoeker]. Vervolgens gaat de bagage naar de ‘ramp’, de plaats waar het vliegtuig staat. Daar staat een andere agent, die - onder verantwoordelijkheid van de lead agent - de securitymarks op de bagage checkt en de bagage wederom telt. Daarna wordt de bagage geladen in het vliegtuig.
2.4.
Long Port heeft de vondst van de cocaïne op 14 oktober 2016 aan [verzoeker] medegedeeld en is gestart met een intern onderzoek. Op 15 oktober 2016 vond een vergadering plaats naar aanleiding van genoemde vondst. [verzoeker] is vervolgens geschorst. Op 18 oktober 2016 heeft [verzoeker] een leugendetectortest ondergaan. Uit deze test bleek niet van opzettelijke betrokkenheid van [verzoeker] bij drugssmokkel. De schorsing van [verzoeker] werd opgeheven en [verzoeker] hervatte zijn werkzaamheden. Op 20 oktober 2016 vond een vergadering plaats waarbij met de op 13 oktober 2016 werkzame agents, waaronder [verzoeker], mede aan de hand van videomateriaal is gesproken over het laden van bedoelde vlucht. Vervolgens is [verzoeker] weer geschorst. [verzoeker] heeft zich op 24 oktober 2016 gewend tot SOAW en heeft op 31 oktober 2016 een brief geschreven waarin hij mededeelde het niet eens te zijn met de schorsing. Op 29 oktober 2016 is het onderzoek afgerond en is een rapport opgesteld. De conclusie van het rapport luidt onder meer dat
two extra bags were loaded on. (…) it’s fair to assume these were added at the baggage hold unnoticed by the security agent.
2.5. [
verzoeker] is op 1 november 2016 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat:
In particular, you committed two serious violations to security procedures:
1. You were in charge of the baggage hold area. Contrary to security procedure, you moved to the platform leaving the bags unattended for a approx. 3 minutes.
2. The security agent at the ramp reported to you that the number of bags counted, did not comply with the number of bags checked in at the counter. Contrary to security procedure, you assumed that the agent miscounted the bags and did not order a recount.
(…)
We hereby confirm that the actions mentioned in this letter individually and jointly constitute grounds for immediate dismissal of the employment agreement.
2.6. [
verzoeker] heeft per brief van 9 januari 2017 van zijn advocaat Osepa aan Long Port aangegeven dat het ontslag niet in stand kan blijven.

3.Het geschil

3.1. [
verzoeker] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
primair
-hem zal toestaan kosteloos te mogen procederen;
-zal bepalen dat het ontslag als nietig moet worden aangemerkt;
-Long Port zal veroordelen om met ingang van 1 november 2016 het loon te betalen en te blijven betalen tot de rechtmatige beëindiging van het dienstverband;
subsidiair
-voor recht zal verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is;
-Long Port zal veroordelen tot het betalen van een vergoeding;
meer subsidiair
-Long Port zal veroordelen tot het betalen van een beëindigingscompensatie en cessantia.
Tenslotte vordert [verzoeker] dat Long Port wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Als grondslag voert [verzoeker] aan dat een dringende reden voor het ontslag ontbreekt omdat hem niet kan worden verweten dat hij de procedurevoorschriften niet heeft nageleefd.
3.3.
Long Port heeft verweer gevoerd en gevorderd dat – voor zover zou worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd – de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of er sprake is van een dringende reden voor ontslag van [verzoeker]. Long Port verwijt [verzoeker] niet een rol te hebben gespeeld bij het drugstransport, maar wel dat hij de procedurevoorschriften niet in acht heeft genomen.
4.2.
Naar aanleiding van de zitting wordt de volgende feitelijke gang van zaken tot verder uitgangspunt genomen. [verzoeker] heeft de bagage geteld toen hij bij het carousel in de bagagedepotruimte was. [verzoeker] heeft die ruimte vervolgens gedurende een paar minuten verlaten om naar de naar de ‘ramp’ te gaan. De bagage is toen onbeheerd achtergebleven. Tevens staat vast dat de andere agent die werkzaam was op de ‘ramp’ de bagage heeft geteld en op een ander aantal kwam dan door [verzoeker] was geteld bij het carousel. [verzoeker] heeft dit afwijkende aantal van de andere agent vernomen toen zij zich beiden op de ‘ramp’ bevonden. Die andere agent heeft bij de telling nagelaten de securitymarks op de bagage te checken. [verzoeker] heeft het verschil in telling niet gemeld, noch op het moment dat hij het andere aantal van de andere agent vernam, noch in het door hem opgestelde verslag na vertrek van het vliegtuig. Evenmin heeft [verzoeker] een hertelling gelast.
4.3.
Long Port voert aan dat bovengenoemde gedragingen van [verzoeker] in strijd zijn met de procedurevoorschriften, vastgelegd in de ‘Operations Manual’. Hierin staat dat de agent bij de bagage afhandeling verplicht is om:
-Continuously compare that the number of bags received is the same as was sent from the security control at the counter and the bag went through x-ray.
(…)
-When closing the flight checks that the total baggage received matches with the total baggage at the counter.
-Ensure that the baggage is guarded and escorted.
-Record all novelties or comments at the briefing after the flight.
-Report any abnormalities to the supervisor immediately.
4.4.
Volgens [verzoeker] kunnen zijn gedragingen niet aan hem worden verweten aangezien er sprake is van een personeelstekort bij Long Port, waardoor hij zijn werkzaamheden niet goed kon uitoefenen. Omdat de andere agent die op de ‘ramp’ moest zijn te laat kwam, moest [verzoeker] wel even de bagagedepotruimte verlaten om de situatie op de ‘ramp’ in de gaten te houden. Het verschil in aantal bagagestuks is door [verzoeker] wel opgemerkt maar hij vermoedde dat er twee koffers waren achtergebleven in de bagagedepotruimte. Het leek hem niet opportuun om daarom het laden van het vliegtuig niet door te laten gaan of vertraging te laten oplopen.
4.5.
Long Port erkent op zichzelf dat de andere agent (die op de ‘ramp’ aanwezig was) te laat was, maar heeft toegelicht dat [verzoeker] toch de procedurevoorschriften had moeten en ook kunnen naleven. Long Port heeft in dat verband betoogd dat er geen noodzaak was voor [verzoeker] om de carouselruimte te verlaten. Voorts heeft het te laat verschijnen van de andere agent geen invloed gehad op de procedure betreffende het tellen van bagage op de ‘ramp’. Op het moment dat de bagage naar de ‘ramp’ werd vervoerd was de andere agent immers inmiddels aanwezig.
4.6.
Voorgaande toelichting door Long Port is door [verzoeker] in onvoldoende mate weersproken. Het later verschijnen van een van de andere agents levert dus geen rechtvaardiging op voor het niet naleven van de procedurevoorschriften. De gedragingen van [verzoeker] zijn gezien de grote veiligheidsrisico’s bij het beladen van een vlucht zo ernstig dat van Long Port redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking voort te laten duren (artikel 1615o lid 1 en 1615p lid 1 BW). Er is derhalve een dringende reden voor het ontslag.
4.7.
Dat het ontslag niet onverwijld zou zijn gegeven, zoals [verzoeker] stelt, gaat niet op. Long Port had immers tijd nodig om de kwestie te onderzoeken. Het ontslag is vervolgens vlak na afronding van dat onderzoek en dus onverwijld gegeven.
4.8.
Het voorgaande heeft de volgende gevolgen voor de vorderingen. De primaire vordering van [verzoeker] wordt afgewezen. Het ontslag wordt in dit geval evenmin beschouwd als kennelijk onredelijk aangezien er sprake is van een dringende reden voor ontslag (zie HR 12 februari 1999, ECLI:NL:HR:1999, NJ 1999/643). Ook het subsdiair gevorderde is dus niet toewijsbaar. De verzochte voorwaardelijke ontbinding wordt toegewezen. Hierbij wordt geen vergoeding toegekend aan [verzoeker], nu er sprake is van een uitgestelde dringende reden en niet van een verandering van omstandigheden (artikel 1615w lid 5 BW). Dit heeft mede tot gevolg dat ook het door [verzoeker] meer subsidiair gevorderde, betaling van beëindigingscompensatie, wordt afgewezen. Tenslotte geldt dat het verzoek tot betalen van cessantia op grond van artikel 3 van de Cessantia-Landsverordening wordt afgewezen.
4.9.
In de omstandigheden van het geval vindt het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren ten aanzien van beide vorderingen.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Ter zake de vorderingen van [verzoeker]
-
laat[verzoeker]
toekosteloos te procederen;
-
wijst afhet verder door [verzoeker] gevorderde;
-
compenseertde proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Ter zake de vordering van Long Port
-
ontbindtde arbeidsovereenkomst met ingang van 11 april 2017, voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op 1 november 2016 is geëindigd;
-
compenseertde proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017.