ECLI:NL:OGEAC:2017:71

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
EJ 81256/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een apothekersassistente en de geldigheid daarvan

In deze zaak heeft [verzoekster], werkzaam als apothekersassistente bij Botica Muizenberg, verzocht om het ontslag op staande voet dat haar op 11 juni 2016 was gegeven, nietig te verklaren. De verzoekster stelde dat zij enkel een foto had genomen van een bloemstuk dat voor de directeur was bezorgd, zonder de intentie om vertrouwelijke informatie te schenden. Botica Muizenberg daarentegen betoogde dat de verzoekster door haar handelen, waaronder het zonder toestemming betreden van de kamer van de directeur en het maken van een foto, het vertrouwen van de werkgever had geschaad. De zaak werd behandeld op 27 januari 2017, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, aangezien de verzoekster niet eerlijk was over haar motieven en handelingen. De vorderingen van de verzoekster werden afgewezen, en het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk kon worden ontbonden, mocht het ontslag op staande voet onterecht zijn. De beschikking werd op 17 februari 2017 uitgesproken door mr. S.E. Sijsma.

Uitspraak

BESCHIKKING

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: EJ 81256/2016
Datum beschikking: 17 februari 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Curaçao,
verzoekster,
advocaat: mr. S.C. Larmonie,
tegen
de naamloze vennootschap
Botica Muizenberg N.V.(handelsnaam), Botica Suffisant N.V. (officiële naam),
zetelend te Curaçao,
verweerster,
advocaat: mr. J.D.C. Sintiago.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Botica Muizenberg genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij inleidend verzoekschrift met bewijsstukken, dat op 2 december 2016 ter griffie is binnengekomen, heeft [verzoekster] (samengevat) verzocht om:
-het ontslag op staande voet nietig te verklaren;
-te bevelen om [verzoekster] weer in de gelegenheid te stellen op normale contractuele wijze haar werkzaamheden voort te zetten;
-Botica Muizenberg te veroordelen om met ingang van 11 juni 2016 het loon door te betalen verhoogd met de vertragingsrente uit hoofde van 1614q BW;
-Botica Muizenberg te veroordelen in de proceskosten.
1.2.
Botica Muizenberg heeft een verweerschrift met bewijsstukken ingediend op 23 januari 2017. Botica Muizenberg concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verzoekster]. Voorts verzoekt Botica Muizenberg om wegens gewichtige redenen danwel gewijzigde omstandigheden de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden, voor het geval dat in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 11 juni 2016 nog bestaat, zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoekster] en met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van deze procedure.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 januari 2017. [verzoekster] is in persoon verschenen met haar gemachtigde. Namens Botica Muizenberg zijn verschenen [directeur] (verder [directeur]) en [directeur] (verder: [directeur]), bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun stellingen toegelicht en hebben over en weer op elkaar gereageerd.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Vanaf 2014 is [verzoekster] in dienst van Botica Muizenberg in de functie van apothekersassistente.
2.2. [
directeuren] zijn de apothekers en directeuren van Botica Muizenberg.
2.3.
Op 9 juni 2016 is een bloemstuk bezorgd bij Botica Muizenberg voor [directeur]. Dit bloemstuk is in de kamer van [directeur] geplaatst, die er na die ochtend te hebben gewerkt niet meer was omdat ze de middag vrij had.
2.4. [
verzoekster] is op 9 juni 2016 in de middag de kamer van [directeur] binnengegaan en heeft aldaar een foto genomen van het bloemstuk. Van deze handeling waren camerabeelden voorhanden.
2.5. [
verzoekster] heeft de foto diezelfde dag doorgestuurd per telefoon naar haar collega [collega].
2.6. [
directeur] is er door de supervisor op gewezen dat er een bloemstuk was bezorgd. [directeur] kwam daarom die middag even in de apotheek. Zij vernam toen dat er iets aan de hand was met betrekking tot het bloemstuk en [verzoekster]. Ze heeft de camerabeelden even gescand en heeft besloten om de kwestie verder uit te zoeken.
2.7.
Door een brief van 10 juni 2016 zijn [verzoekster] en twee collega’s uitgenodigd voor een spoedvergadering op 11 juni 2016 om 10.00 uur op de locatie van Botica Muizenberg.
2.8.
Op 11 juni 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij in ieder geval aanwezig waren de twee apothekers/directeuren, [verzoekster] en twee collega’s en de supervisor. Het gesprek is met medeweten en goedvinden van de aanwezigen opgenomen. De audio van dit gesprek maakt tevens deel uit van het procesdossier.
2.9.
Op 11 juni 2016 is [verzoekster] na bovengenoemd gesprek ontslagen op staande voet. Aan haar is een brief van 11 juni 2016 uitgereikt, waarin het volgende staat:
Betreft: Ontslag op staande voet
Geachte mevr. [verzoekster],
Hierbij delen wij u mede dat u per heden zaterdag 11 juni 2016, op staande voet bent ontslagen, als werknemer van Botica Muizenberg.
Reden :
- Het zonder toestemming betreden van het kantoor van de apotheker / directeur
- Het zonder toestemming bekijken van een object in het kantoor van de direkteur
- Het zonder toestemming maken van foto-opnames van een object in het kantoor van de direkteur
-
- Het zonder toestemming rondsturen van de gemaakte opname naar derden
Het vertrouwen in u, is door het gebeurde ernstig geschaad. En u heeft uw geheimhoudingsplicht overtreden.
De direktie kan hierdoor niet met u verder, en verleent u per heden ontslag op staande voet.
(…)
2.10.
Per brief van 15 augustus 2016 is door [verzoekster] onder meer de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Tevens is Botica Muizenberg gesommeerd om [verzoekster] terug te laten keren op het werk.

3.Beoordeling

Ontslag op staande voet

3.1.
Beoordeeld dient te worden of de dienstbetrekking is geëindigd om een dringende aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden (artikel 1615o lid 1 BW).
3.2.
Volgens [verzoekster] ontbreekt een dringende reden voor ontslag op staande voet. Zij stelt dat zij alleen maar een foto heeft genomen van het bloemstuk omdat zij dit mooi vond. De foto heeft zij niet verspreid maar slechts naar één collega gestuurd. Tenslotte geldt er geen verbod voor apothekersassistenten om de kamer van de apotheker te betreden. Ter zitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij de kamer van de apotheker binnen ging om een recept te zoeken.
3.3.
Botica Muizenberg betoogt dat er wel sprake is van een dringende reden. Hiertoe voert zij de volgende feiten aan. [verzoekster] is op 9 juni 2016 de kamer van de apotheker ingegaan om een foto te nemen van het kaartje dat aan het bloemstuk was bevestigd. Uit camerabeelden en verklaringen blijkt dat zij het kaartje heeft vastgepakt, dit heeft omgedraaid en een foto heeft gemaakt met haar telefoon. Ook heeft zij op luide toon gevraagd aan de collega’s wie “H.M.” is. [verzoekster] heeft de foto verstuurd naar derden, waaronder een directe collega. [verzoekster] heeft in het gesprek op 11 juni 2016 in eerste instantie verteld dat zij de kamer in was gegaan om naar een recept te zoeken. Nadat [verzoekster] door [directeur] werd voorgehouden dat haar gedraging op de camerabeelden was waargenomen, heeft zij toegegeven dat zij de foto had genomen en heeft zij haar excuses aangeboden. Botica Muizenberg betoogt dat [verzoekster] niet in de kamer van de apotheker had mogen komen om uit nieuwsgierigheid een foto te maken van een kaartje aan het bloemstuk. [verzoekster] is niet eerlijk geweest over het voorval door haar handeling pas toe te geven nadat ze werd geconfronteerd met hetgeen was waargenomen op camerabeelden. In de visie van Botica Muizenberg bagatelliseert zij daarmee de ernst van het feit. Aangezien in een apotheek privacy-gevoelige informatie aanwezig is, heeft Botica Muizenberg geen vertrouwen meer in [verzoekster].
3.4.
De door Botica Muizenberg aangevoerde feiten, zoals hierboven weergegeven, vinden steun in de door Botica Muizenberg overgelegde bewijsmiddelen bestaande uit een geluidsopname van het gesprek van 11 juni 2016 en verklaringen van beide directeuren, alsmede vijf verklaringen van werknemers van Botica Muizenberg. [verzoekster] heeft dit feitencomplex ter zitting niet gemotiveerd bestreden, zodat het Gerecht genoemde feiten als vaststaand aanmerkt. Vast staat derhalve dat [verzoekster] een foto heeft genomen van het kaartje aan het bloemstuk dat was bestemd voor de apotheker en zich in aanwezigheid van anderen af heeft gevraagd wie “[persoon]” is. [verzoekster] heeft vervolgens de foto van het kaartje doorgestuurd aan in ieder geval één collega. Toen [verzoekster] twee dagen later werd geconfronteerd met het voorgaande heeft zij in strijd met de waarheid naar voren gebracht dat ze een recept aan het zoeken was. Dat zij hierover aanvankelijk niet de waarheid sprak volgt ook uit een door Botica Muizenberg overgelegde sms/whap conversatie tussen [verzoekster] en een collega op (kennelijk) 11 juni 2016, waarin [verzoekster] aan die collega vraagt (vertaald uit het Papiaments) ‘wat gaan we zeggen bij de vergadering? want we moeten op één lijn zitten. Want jij hebt het bloemstuk toch ook gezien?’ [verzoekster] vraagt die collega daarna om met haar te bellen en zij schrijft vervolgens: ‘Ami no ta papia NADA!!!’ (ik ga NIETS zeggen). Als de collega dan terugschrijft dat er camerabeelden zijn, schrijft [verzoekster] ‘NADA NADA!’.
3.5.
Botica Muizenberg heeft terecht betoogd dat de handelingen van [verzoekster] kunnen worden aangemerkt als vrijpostig nu zij te ver is gegaan in haar nieuwsgierigheid naar privé aangelegenheden van haar leidinggevende ten overstaan van haar collega’s. Daarnaast heeft Botica Muizenberg voldoende gesteld om aan te nemen dat [verzoekster] over haar handelingen vervolgens niet de waarheid gesproken tegenover haar leidinggevenden. De vrijpostigheid en het niet de waarheid spreken leveren gedragingen en eigenschappen van de werknemer op die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking voort te laten duren (artikel 7A: 1615p lid 1 BW), mede gezien in het licht van de bedrijfsvoering van een apotheek waarbij bescherming van de privacy van klanten van groot belang is. Naar het oordeel van het Gerecht is der derhalve sprake van een geldige dringende reden voor ontslag op staande voet.
3.6.
Volgens [verzoekster] is de dringende reden niet onverwijld aan haar medegedeeld. Zij stelt dat zij de foto heeft genomen op 9 juni 2016, terwijl het ontslag pas volgde op 11 juni 2016. Deze stelling gaat niet op. De dringende reden bestaat immers niet alleen uit het nemen van de foto, maar eveneens uit het niet de waarheid spreken gedurende het gesprek daarover op 11 juni 2016. Het ontslag volgde op dezelfde dag van het gesprek en is dus onverwijld medegedeeld aan [verzoekster].
3.7.
De vorderingen van [verzoekster] worden gezien het vorengaande afgewezen.
3.8.
In de omstandigheden van het geval vindt het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
3.9.
Botica Muizenberg heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk - voor het geval het ontslag op staande voet geacht wordt ten onrechte te zijn gegeven - te ontbinden.
3.10.
Op grond van hetgeen in 3.5 is overwogen is er een gewichtige reden voor (voorwaardelijke) ontbinding (artikel 1615w lid 2 BW). Dit is door [verzoekster] niet in voldoende mate bestreden. Het verzoek in voorwaardelijke zin zal derhalve worden toegewezen.
3.11.
In de omstandigheden van het geval vindt het Gerecht aanleiding de proceskosten te compenseren ten aanzien van beide vorderingen.

4.Beslissing

Het Gerecht
Terzake de vordering van [verzoekster]
4.1.
wijst afhet door [verzoekster] gevorderde;
4.2.
compenseertde proceskosten, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
terzake het zelfstandig tegenverzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.3.
ontbindtde arbeidsovereenkomst met ingang van 17 februari 2017, voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op 11 juni 2016 is geëindigd;
4.4.
compenseertde proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2017.