Uitspraak
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
€ 18.000,- heeft overhandigd, ergens in mei 2014, terwijl hij ([naam getuige 2]) begreep dat dit te maken had met de boot. Deze verklaring is evenwel niet betrouwbaar. [naam getuige 2] heeft eerder, zo heeft hij zelf verklaard, op verzoek van [gedaagde sub 1] een verklaring opgesteld. Deze verklaring van 2 november 2014 maakt als productie 3 bij de conclusie van antwoord deel uit van het dossier. [naam getuige 2] heeft, nog voordat deze verklaring ter zitting werd voorgelezen, naar voren gebracht dat op papier zou staan zoals hij het net heeft verklaard tegenover de rechter. Dit is echter niet het geval. In de verklaring van 2 november 2014 staat immers dat de betaling te maken had met het betalen van de salarissen en hypotheek van ’t Hofje (de onderneming van eisers). Er staat niets over een betaling in verband met de Sea Ray / de boot. Op de zitting verklaarde [naam getuige 2] echter dat de betaling te maken had met de boot. [naam getuige 2] maakte een zenuwachtige indruk toen over dit verschil werd doorgevraagd. Bovendien bleef hij vaag over het gesprek waarvan hij getuige was geweest, blijkende uit zijn verklaring dat hij maar ‘half naar het gesprek had geluisterd’ en dat het ‘hem niet voor 100% aan ging’. Tenslotte heeft te gelden dat [naam getuige 2] de compagnon is van [gedaagde sub 1], zodat zijn positie niet objectief is.
De boot staat niet meer op mijn naam.Nu mede door die opmerking van [gedaagde sub 2] niet duidelijk is op welke wijze de Sea Ray verdeeld dient te worden zal het Gerecht gedaagden in de gelegenheid stellen om een akte te nemen waarin zij met inachtneming van artikel 3: 185 BW zo concreet mogelijk dienen aan te geven op welke wijze - en eventueel tevens tegen welke waarde - de Sea Ray verdeeld moet worden. Eisers worden daarna in de gelegenheid gesteld om daar per antwoord-akte op te reageren.