ECLI:NL:OGEAC:2017:55

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
AR 78046/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.M. Christaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap van erflater 1 en 2, inclusief gebruiksvergoeding en niet-ontvankelijkheid van bepaalde gedaagden

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de echtelieden [naam erflater 1] en [naam erflater 2], die zonder testament zijn overleden. De eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], zijn erfgenamen en verzoeken het gerecht om toestemming om de onroerende zaak, die deel uitmaakt van de nalatenschap, onderhands te verkopen voor een bedrag van niet minder dan NAf 600.000. De gedaagden, die ook erfgenamen zijn, hebben in reconventie een vordering ingesteld en stellen dat de eisers hen een gebruiksvergoeding verschuldigd zijn voor het gebruik van de woning. Het gerecht heeft vastgesteld dat de nalatenschap bestaat uit een erfpachtperceel en een woning, en dat de gebruiksvergoeding moet worden vastgesteld op basis van de marktwaarde van de woning. Het gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagden b t/m f niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij geen recht hebben op de nalatenschap van erflater 1 en 2. De eisers zijn wel gerechtigd tot de verdeling van de nalatenschap, en het gerecht heeft hen toestemming verleend om de woning te verkopen. De gebruiksvergoeding die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan de nalatenschap moeten betalen, is vastgesteld op NAf 46.800 en NAf 23.400 respectievelijk. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:

1.[eiser sub 1], wonende in Curaçao,

2. [eiseres sub 2],wonende in Curaçao,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. O.A. Martina,
--tegen--
a. [gedaagde sub a],wonende in Nederland,
b. [gedaagde sub b],wonende in Curaçao,
c. [gedaagde sub c],wonende in Curaçao,
d. [gedaagde sub d],wonende in Nederland,
e. [gedaagde sub e],wonende in Curaçao,
f. [gedaagde sub f],wonende in Curaçao,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Peelen
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden.
In voorkomend geval zullen zij ook worden aangeduid met hun eerste voornaam.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 8 maart 2016 ter griffie ingediend;
- de door [gedaagden] c.s. genomen conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met producties van 12 september 2016;
- de door [eisers] c.s. genomen conclusie van antwoord in reconventie van 14 november 2016;
- de door [gedaagden] c.s. op 11 januari 2017 overgelegde aanvullende producties;
- de comparitie van partijen die plaatsvond op 16 januari 2017.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in de stelling gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang- het volgende vast.
2.2.
Partijen zijn erfgenamen van de echtelieden [naam erflater 1] en [naam erflater 2] (verder: erflater 1 & 2). Dezen waren in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Erflaters 1 & 2 zijn, zonder bij testament over hun nalatenschap te hebben beschikt, in Curaçao op 8 augustus 2001 respectievelijk op 3 juli 2005 overleden.
2.3.
Erflater 1 & 2 hadden drie kinderen:
a. [eiser sub 1];
b. [zoon van erflaters 1 & 2], ab intestaat overleden op 22 november 2011 en;
c. [dochter van erflaters 1 & 2], ab intestaat overleden op 1 november 2008.
2.4. [
Eiser sub 1] is een zoon van erflaters 1 & 2 en [eiseres sub 2] is de enige dochter van [zoon van erflaters 1 & 2], zoon van erflaters 1 & 2. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn elk op grond van artikel 4:10 lid 1 sub a en lid 2 BW jo artikel 4: 11 BW, gerechtigd tot 1/3 erfdeel van de nalatenschappen (verder: de nalatenschap) van erflater 1 & 2. [gedaagden] c.s. komen als erfgenamen van [dochter van erflaters 1 & 2] gezamenlijk op voor hun erfdeel.
2.5.
De te verdelen nalatenschap bestaat uit het recht van erfpacht op het perceel grond gelegen in het tweede district van Curaçao te “[Kadastraal aanduidingen]”, kadastraal omschreven als [nummer], ter grootte van 1.030m2 en het daarop gebouwde huis gelegen aan [woning nummer] (verder: de woning). De woning inclusief het erfpachtperceel is in 2012 door Caresto Real Estate op een marktwaarde gewaardeerd van NAf 500.000,-.
2.6. [
Eisers] c.s. hebben ter comparitie erkend dat [eiser sub 1] na het overlijden van erflaatster 2 van juli 2005 tot en met 2008 en [zoon van erflaters 1 & 2] van 2008 tot en met 2009 in het huis hebben gewoond. [Gedaagden] c.s. hebben verduidelijkt dat de door hun gevorderde huuropbrengst dan wel gebruiksvergoeding over de jaren 2005 tot en met 2009 wordt beperkt.

3.Het geschil

in conventie
3.1. [
Eisers] c.s. verzoeken het gerecht om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de nalatenschap van erflater 1 & 2 te gelasten en ter uitvoering daarvan aan hen toestemming te verlenen om namens alle deelgerechtigden de tot de nalatenschap behorende onroerend zaak onderhands te verkopen voor een bedrag van niet minder dan NAf 600.000 en de netto-opbrengst daarvan te verdelen onder de deelgerechtigden naar ieders erfdeel.
3.2. [
Eisers] c.s. leggen aan het verzoek ten grondslag dat zij in onderling overleg geen overeenstemming over de verdeling van het nagelaten hebben bereikt. Zij stellen dat er al 5 jaar een potentiele koper is die de woning voor NAf 600.000,-- wil kopen.
3.3. [
Gedaagden] c.s. zijn akkoord met het voorstel van [eisers] c.s. de woning voor niet minder dan NAf 600.000,-- te verkopen en de netto-opbrengst onder de deelgerechtigden naar ieders erfdeel te verdelen, met inachtneming van het in reconventie gevorderde.
in reconventie
3.4.
Het gerecht begrijpt de vordering in reconventie aldus dat [gedaagden] c.s. vorderen dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vordering van [eisers] c.s. tot verdeling van de nalatenschap van erflater 1 & 2 toewijst en ter uitvoering daarvan aan [eisers] c.s. toestemming verleent om namens alle deelgerechtigden het tot de nalatenschap behorende onroerend zaak [woning nummer] onderhands te verkopen voor een bedrag van niet minder dan NAf 600.000,--. Zij vorderen voorts dat alle relevante verkoopstukken, althans afschriften aan [gedaagden] c.s. worden overgelegd. Tenslotte vorderen ze dat de verdeling aldus plaatsvindt dat op de opbrengst de kosten van de verkoop in mindering worden gebracht, alsook de door wijlen [dochter van erflaters 1 & 2] gederfde huuropbrengst dan wel gebruiksvergoeding tot het bedrag van NAf 149.600,-- evenals de door wijlen [dochter van erflaters 1 & 2] betaalde erfpacht en grondbelasting ten bedrage van NAf 1609,--. Meer subsidiair vorderen ze een verrekening en verdeling als door het gerecht in goede justitie te bepalen.
3.5.
Ter onderbouwing van hun vordering hebben [gedaagden] c.s. het volgende aangevoerd. Wijlen [dochter van erflaters 1 & 2] heeft sinds het overlijden van erflaatster 2 in 2005 en tot haar eigen overlijden in 2008 alle kosten van de woning betaald. Haar broers [eiser sub 1] en de in 2011 overleden [zoon van erflaters 1 & 2] hebben steeds kosteloos in het ouderlijk huis gewoond. [Dochter van erflaters 1 & 2] heeft haar broers verschillende keren gemeld dat zij de woning wilde verkopen. Ook heeft zij haar broers meegedeeld dat dezen huur dan wel een vergoeding moesten betalen voor het gebruik van de woning. Zij stellen voorts dat wijlen [zoon van erflaters 1 & 2] verantwoordelijk is voor de in 2009 aan de woning veroorzaakte brandschade.
3.6. [
Eisers] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [Gedaagden] b t/m f. Zij stellen dat ingevolge het (Nederlandse) erfrecht bij versterf alleen de weduwnaar van [dochter van erflaters 1 & 2], de heer [gedaagde sub a], gerechtigd is tot haar nalatenschap en niet haar kinderen. Voorts ontkennen zij dat [zoon van erflaters 1 & 2] betrokken is geweest bij de brand aan de woning. Zij voeren aan dat ook [dochter van erflaters 1 & 2] een lange periode na het overlijden van erflaatster 2 in het huis heeft gewoond ondanks het feit dat zij in Nederland woonachtig en geregistreerd was.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

In conventie
4.1.
Nu [gedaagden] c.s. geen bezwaar hebben tegen het primaire verzoek van [eisers] c.s., zal het Gerecht dit verzoek toewijzen en toestemming geven om op de voet van artikel 3: 185 lid 2 onder c BW het tot de nalatenschappen behorende erfpachtperceel met de daarop gebouwde woning gelegen aan [woning nummer] te verkopen voor minimaal NAf 600.000,-- met verdeling naar ieders erfdeel, zulks met inachtneming van hetgeen in reconventie zal worden beslist.
4.2. [
Eisers] c.s. hebben in reconventie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden] b t/m f omdat hun moeder [dochter van erflaters 1 & 2] in Nederland is overleden en de wettelijke verdeling van het Nederlandse erfrecht van toepassing is. Zij stellen dat alleen [gedaagde sub a], de weduwnaar [dochter van erflaters 1 & 2], tezamen met [eisers] c.s., gerechtigd is tot de nalatenschap van erflater 1 & 2. Dit verweer is gegrond. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.3. [
Dochter van erflaters 1 & 2] is op 1 november 2008 in Nederland, waar ze woonachtig was, overleden. Dit betekent dat het op dat moment in Nederland geldende erfrecht bij versterf van toepassing is en dat [gedaagde sub a], als langstlevende echtgenoot, van rechtswege het bezit over al de goederen van [dochter van erflaters 1 & 2] heeft verkregen. [Gedaagden] b t/m f hebben een niet opeisbare vordering op hun vader [gedaagde sub a]. In conventie is derhalve het oordeel van het gerecht dat [gedaagden] b t/m f geen procespartij kunnen zijn met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflater 1 & 2. Dat recht komt alleen aan [gedaagde sub a] toe.
4.4.
Met betrekking tot het toepasselijke recht bij de verdeling van het nalatenschap het volgende. Het gaat in dit geval om een in Curaçao gelegen onroerende zaak die het enige bestanddeel is van de nalatenschap van erflaters 1 & 2. Deze nalatenschap is bovendien in 2005 in Curaçao opengevallen. Het gerecht is van oordeel dat onder deze omstandigheden voor de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap de wettelijke regeling van de plaats van ligging van de onroerende zaak van toepassing is.
In reconventie
4.5.
Hier geldt hetgeen in conventie onder 4.3. is overwogen. [Gedaagden] b t/m f hebben geen eigen recht op de nalatenschappen.
4.6. [
Gedaagden] c.s. hebben hun stelling dat [zoon van erflaters 1 & 2], al dan niet opzettelijk, aansprakelijk is geweest voor de in 2009 ontstane brandschade aan de woning na de betwisting door [eisers] c.s. niet verder onderbouwd en dus niet aannemelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor de door [gedaagde sub a] betwiste stelling van [eisers] c.s. dat [dochter van erflaters 1 & 2], hoewel in Nederland ingeschreven, na het overlijden van erflaatster 2 ook in de woning woonde. Dat de water- en elektriciteitsaansluiting van de woning op naam van [dochter van erflaters 1 & 2]stond (en nog staat) geldt niet als voldoende onderbouwing. Het Gerecht zal aan beide stellingen voorbijgaan.
4.7.
Dat tussen [eiser sub 1], [zoon van erflaters 1 & 2]en [dochter van erflaters 1 & 2]concrete afspraken zijn gemaakt over de verhuur van de woning is naar het oordeel van het Gerecht, na ontkenning daarvan door [eisers] c.s., door [gedaagde sub a] niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het gerecht zal derhalve de vordering van [gedaagde sub a] tot betaling van gederfde huuropbrengsten afwijzen.
4.8.
Voor de gevorderde gebruiksvergoeding geldt het volgende.
Nu [eisers] c.s. erkend hebben dat zowel [eiser sub 1] als [zoon van erflaters 1 & 2] enige tijd in de woning hebben gewoond is het gerecht van oordeel dat in redelijkheid van [eisers] c.s. kan worden verwacht dat ieder van hen een vergoeding daarvoor betaalt. Deze vergoeding wordt, overeenkomstig de norm die gebruikelijk is in de verdelingszaken na echtscheiding, vastgesteld op 4% van de geschatte marktwaarde gedurende de gebruiksperiode van de woning.
4.9.
Uitgangspunt bij de vaststelling daarvan is de door Caresto Real Estate in 2012 geschatte marktwaarde van de woning ad NAf 500.000,--. Verder wordt rekening gehouden met de ter plaatse in [kadastrale aanduidingen] in de afgelopen jaren gestegen prijzen van onroerend goed. Gelet hierop wordt de marktwaarde van het onroerende goed in de periode 2005 tot en met 2009 door het gerecht schattenderwijs vastgesteld op NAf 400.000,--.
4.10.
Gebaseerd hierop bedraagt de gebruiksvergoeding NAf 16.000,-- per jaar en afgerond NAf 1.300,-- per maand. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (als de erfgenaam [zoon van erflaters 1 & 2]) zijn dit maandbedrag aan de boedels van de nalatenschap verschuldigd voor de periode waarin ieder van de broers van de woning gebruik heeft gemaakt. Voor de periode waarin dezen gezamenlijk in het huis hebben gewoond is ieder van hen de helft daarvan verschuldigd.
[Eiser sub 1] heeft van juli 2005 t/m eind 2007 dus gedurende 30 maanden alleen van de woning gebruik gemaakt. De gebruiksvergoeding over deze periode bedraagt dan 30 maal NAf 1.300,-- is NAf 39.000,--.
[eiser sub 1] en [zoon van erflaters 1 & 2] hebben in het jaar 2008 en dus 12 maanden gezamenlijk in de woning gewoond. Voor deze periode bedraagt de gebruiksvergoeding voor hen gezamenlijk 12 maal NAf 1.300,-- is NAf 15.600,--. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn ieder de helft daarvan dus NAf 7.800,-- aan de nalatenschappen verschuldigd.
[zoon van erflaters 1 & 2] heeft in het jaar 2009 dus gedurende 12 maanden alleen van de woning gebruik gemaakt. De gebruiksvergoeding over deze periode bedraagt dan 12 maal NAf 1.300,-- is NAf 15.600,--.
4.11. [
eiser sub 1] dient dus NAf 46.800,-- in de nalatenschap in te brengen en [eiseres sub 2] NAf 23.400,--. Deze bedragen zullen worden verrekend met hun erfdeel.
4.12. [
Gedaagde sub a] heeft zijn vordering voor erfpacht- en grondbelasting niet gespecificeerd, maar heeft de bescheiden ingebracht waaruit blijkt dat zijdens [dochter van erflaters 1 & 2] een bedrag van NAf 1609,-- aan erfpacht en grondbelasting is betaald ten behoeve van de onroerende zaak. Dit bedrag dient hem ten laste van de boedel te worden goedgedaan.
4.13.
De nalatenschap bestaat derhalve uit de verkoopopbrengst van de woning, verminderd met de eventuele verkoopkosten, vermeerderd met de gebruiksvergoeding en verminderd met het aan [gedaagde sub a] verschuldigd bedrag aan erfpacht- en grondbelasting.
4.14.
Gezien de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In conventie
5.1.
verklaart [eisers] c.s. niet- ontvankelijk in hun vordering gericht tegen [gedaagden] b t/m f.
5.2.
gelast de verdeling van de nalatenschap van erflater 1& 2.
5.3.
verleent toestemming aan [eisers] c.s. om namens alle deelgerechtigden het tot de nalatenschap behorende onroerende goed [woning nummer] onderhands te verkopen voor een bedrag van niet minder dan NAf 600.000 en de netto-opbrengst daarvan te verdelen onder de deelgerechtigden naar ieders erfdeel, met inachtneming van de beslissing in reconventie.
In reconventie
5.4.
verklaart [gedaagden] b t/m f niet- ontvankelijk in hun vordering in reconventie.
5.5.
gelast de verdeling van de nalatenschap van erflater 1& 2.
5.6.
gelast [eisers] c.s. om alle relevante verkoopstukken, althans afschriften van deze verkoopstukken aan [gedaagde sub a] te overhandigen.
5.7.
veroordeelt [eiser sub 1] wegens gebruik van de woning tot betaling aan de nalatenschap van NAf 46.800,--. Dit bedrag kan in verrekening worden gebracht met zijn erfdeel in de nalatenschap.
5.8
veroordeelt [eiseres sub 2], als erfgenaam van [zoon van erflaters 1 & 2], wegens gebruik van de woning door deze tot betaling aan de nalatenschap van NAf 23.400,--. Dit bedrag kan in verrekening worden gebracht met haar erfdeel in de nalatenschap.
5.9.
verstaat dat aan [gedaagde sub a], als erfgenaam van [dochter van erflaters 1 & 2], uit de nalatenschap wordt goedgedaan het bedrag dat deze heeft voorgeschoten aan erfpacht- en grondbelasting.
In conventie en in reconventie
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.11.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christaan en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2017.
NM