In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 mei 2017 uitspraak gedaan over het beroep van een belanghebbende tegen aanslagen grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende had op 25 september 2012 een aanslag grondbelasting van Naf. 10.350 opgelegd gekregen en op 17 januari 2014 een aanslag van Naf. 9.315 voor het jaar 2013. De belanghebbende heeft op 11 juni 2013 telefonisch bezwaar gemaakt tegen de aanslag over 2012 en op 13 maart 2014 tegen de aanslag over 2013. De Inspecteur heeft de aanslag over 2012 ambtshalve verminderd, maar de bezwaren van de belanghebbende zijn op 28 december 2015 afgewezen.
De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan tegen deze uitspraken op bezwaar. Tijdens de zitting op 24 april 2017 heeft de belanghebbende verzocht om uitstel, wat is afgewezen omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat het belang van een efficiënte afhandeling van de procedure zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbende om de zitting bij te wonen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de mondelinge bezwaren van de belanghebbende niet als rechtsgeldig bezwaar kunnen worden aangemerkt volgens artikel 28 van de Grondbelastingverordening 1908.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bezwaren tegen de aanslagen niet ontvankelijk zijn, omdat deze buiten de gestelde termijn zijn ingediend. De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep inzake de aanslagen gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar, en gelast de Inspecteur om het betaalde griffierecht van Naf. 50 aan de belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël van der Biezen BSc.