ECLI:NL:OGEAC:2017:52

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600353 en CUR201600354
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen grondbelasting 2012 en 2013

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 mei 2017 uitspraak gedaan over het beroep van een belanghebbende tegen aanslagen grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende had op 25 september 2012 een aanslag grondbelasting van Naf. 10.350 opgelegd gekregen en op 17 januari 2014 een aanslag van Naf. 9.315 voor het jaar 2013. De belanghebbende heeft op 11 juni 2013 telefonisch bezwaar gemaakt tegen de aanslag over 2012 en op 13 maart 2014 tegen de aanslag over 2013. De Inspecteur heeft de aanslag over 2012 ambtshalve verminderd, maar de bezwaren van de belanghebbende zijn op 28 december 2015 afgewezen.

De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan tegen deze uitspraken op bezwaar. Tijdens de zitting op 24 april 2017 heeft de belanghebbende verzocht om uitstel, wat is afgewezen omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat het belang van een efficiënte afhandeling van de procedure zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbende om de zitting bij te wonen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de mondelinge bezwaren van de belanghebbende niet als rechtsgeldig bezwaar kunnen worden aangemerkt volgens artikel 28 van de Grondbelastingverordening 1908.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bezwaren tegen de aanslagen niet ontvankelijk zijn, omdat deze buiten de gestelde termijn zijn ingediend. De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep inzake de aanslagen gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar, en gelast de Inspecteur om het betaalde griffierecht van Naf. 50 aan de belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 18 mei 2017
BBZ nrs. CUR201600353 en CUR201600354
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 25 september 2012 een aanslag grondbelasting over 2012 opgelegd van Naf. 10.350 en op 17 januari 2014 een aanslag grondbelasting over 2013 van Naf. 9.315.
1.2
Belanghebbende heeft op 11 juni 2013 telefonisch bezwaar gemaakt tegen de aanslag over het jaar 2012. Hij is op 13 maart 2014 tegen de aanslag over het jaar 2013 in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft met dagtekening 17 januari 2014 de aanslag grondbelasting over het jaar 2012 ambtshalve verminderd naar Naf. 9.315 inclusief opcenten.
1.4
Belanghebbende is op 13 maart 2014 in bezwaar gekomen tegen de verminderingsaanslag over 2012.
1.5
De Inspecteur heeft op 28 december 2015 uitspraken op bezwaar gedaan, waarbij de bezwaren zijn afgewezen.
1.6
Belanghebbende is op 10 februari 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar over het jaar 2012 en op 16 februari 2013 tegen de uitspraak op bezwaar over 2013. Hij heeft daarbij Naf. 50 griffierecht voldaan.
1.7
De Inspecteur heeft op 16 februari en 17 februari 2017 verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 24 februari 2017.
1.8
Partijen zijn op of rond 13 maart 2017 opgeroepen om op 24 april 2017 ter zitting te verschijnen. Belanghebbende heeft op 3 april 2017 verzocht om uitstel van de zitting, vanwege het feit dat hij op 24 april 2017 niet op het eiland zou zijn. Dit verzoek is afgewezen. Naar het oordeel van het Gerecht weegt in deze situatie het belang van de voortgang van de procedure zwaarder dan het belang van belanghebbende om de zitting bij te kunnen wonen.
Het Gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking:
  • Belanghebbende was reeds eerder opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de zaken op 23 februari 2017. Hij heeft toen verzocht om verdaging van de zitting omdat hij op die datum niet op het eiland was. Hij deelde daarbij mee dat hij na 24 maart weer terug was. Dit verzoek om uitstel is gehonoreerd;
  • Het Gerecht heeft bij het vaststellen van de nieuwe zittingsdatum rekening gehouden met de door belanghebbende gemelde afwezigheid;
  • Belanghebbende heeft pas drie weken voor de zitting om uitstel gevraagd;
  • Het Gerecht is terughoudend met het verlenen van uitstel. Dit geldt temeer indien het verzoek om uitstel niet terstond na de oproeping gedaan is;
  • Het verlenen van uitstel zou in dit geval een efficiënte afwikkeling van de zaken ontoelaatbaar in de weg staan.
De zaken zijn behandeld ter zitting van 24 april 2017 te Willemstad. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [ A ] en [ B ]. Namens belanghebbende is niemand verschenen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2012
2.1
Ingevolge artikel 14 van de Grondbelastingverordening 1908 (verder: GBV 1908) geschiedt de aanslag telkens voor een tijdvak van vijf jaren. In artikel 28 GBV 1908) is, voor zover hier van belang, geregeld dat belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur. Het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak is in dit geval het jaar 2012.
2.2
Belanghebbende heeft op 13 maart 2014 mondeling bezwaar aangetekend tegen de aanslag van 17 januari 2014. Het Gerecht overweegt dat een mondeling bezwaar niet aangemerkt kan worden als een bezwaar in de zin van artikel 28 GBV 1908. Ten overvloede voegt het Gerecht daar aan toe dat, ook al zou sprake zijn van een geldig bezwaar, dit bezwaar buiten de termijn van artikel 28 GBV 1908 is ingediend.
2.3
Belanghebbende heeft voorts op 13 maart 2014 een bezwaarschrift ingediend tegen de verminderingsbeschikking van 17 januari 2014. De verminderingsbeschikking betreft een door de Inspecteur ambtshalve toegepaste vermindering van de aanslag. Een dergelijke vermindering van de aanslag vormt naar het oordeel van het Gerecht niet een “aanslag” in de zin van artikel 28 GBV 1908. Dat betekent dat daartegen geen rechtsgeldig bezwaar kan worden aangetekend. Voor zover het bezwaar geacht moet worden te zijn gericht tegen de aanslag van 25 september 2012 is het te laat ingediend. Niet is gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Gelet op het voorgaande oordeelt het Gerecht dat het bezwaar niet- ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke behandeling komt het Gerecht dan niet toe. Nu de Inspecteur het bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht is het beroep in zoverre gegrond.
2013
2.4
Voor wat betreft het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting 2013 oordeelt het Gerecht als volgt. Zoals hierboven vermeld kan belanghebbende ingevolge artikel 28 GBV 1908 slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarin de nieuwe aanslag is vastgesteld bezwaar indienen bij de Inspecteur. Het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak is in dit geval het jaar 2012. Dat betekent dat alleen voor het jaar 2012 bezwaar tegen de aanslag gemaakt kon worden. Het bezwaar tegen de aanslag over het jaar 2013 is dan niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van de aanslag grondbelasting 2013 komt het Gerecht dan niet toe. De omstandigheid dat tegen de aanslag grondbelasting 2012 te laat bezwaar is gemaakt zodat ook die aanslag uiteindelijk niet inhoudelijk beoordeeld kon worden, doet daar niet aan af. Nu de Inspecteur het bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht is het beroep in zoverre gegrond.
2.5
Omdat het beroep gegrond is verklaard heeft belanghebbende ingevolge artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken recht op vergoeding van het betaalde griffierecht.

3.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • verklaart de bezwaren tegen de aanslagen grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013 niet ontvankelijk;
  • gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Verzonden op: …………………………….
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).