In deze zaak, die op 13 april 2017 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben de eisers, Gold Investment Curacao N.V. en CMC Real Estate N.V., een vordering ingediend tegen Curategic Investment B.V. om onvoorwaardelijk haar aandelen in CMC vol te storten. De eisers hebben op 17 februari 2017 een verzoekschrift in kort geding ingediend, waarna de zaak op 15 maart 2017 is behandeld. De eisers hebben gesteld dat CIB, de gedaagde, een bedrag van circa US$ 3,8 miljoen nog niet heeft voldaan, terwijl de andere aandeelhouders ook niet aan hun volstortingsverplichtingen hebben voldaan. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er spoedeisend belang is bij de vordering.
De rechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van het Gerecht niet kan worden betwist op basis van de Shareholders’ Agreement, en dat er geen procedure voor spoedeisende voorzieningen is opgenomen. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat er daadwerkelijk dreiging is van schade door het uitblijven van de volstorting. Bovendien is het onaanvaardbaar om CIB onverkort te houden aan haar volstortingsplicht, aangezien de andere aandeelhouders ook niet hebben voldaan aan hun verplichtingen. De rechter heeft de vordering van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de uitvoering van aandeelhoudersverplichtingen en de noodzaak van overleg tussen aandeelhouders in het geval van geschillen. De rechter heeft geoordeeld dat de huidige omstandigheden niet rechtvaardigen dat CIB wordt gedwongen tot betaling van het resterende bedrag, gezien het feit dat andere aandeelhouders ook niet hebben voldaan aan hun verplichtingen.