In deze zaak gaat het om de belastingheffing over een weduwnaarspensioen en een ANW-uitkering die een belanghebbende, ingezetene van Curaçao, ontvangt uit Nederland. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2013, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende stelt dat de aanslagen onterecht zijn, omdat hij al belasting heeft betaald in Nederland over deze inkomsten, wat leidt tot dubbele belasting. De Inspecteur stelt echter dat op basis van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) het heffingsrecht voor deze inkomsten aan Curaçao toekomt, en dat Nederland deze inkomsten niet mag belasten.
De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende terecht een beroep heeft gedaan op de BRK, die bepaalt dat het recht om inkomstenbelasting te heffen over het weduwnaarspensioen en de ANW-uitkering aan Curaçao toekomt. De rechtbank bevestigt dat de Inspecteur de aanslagen naar de juiste bedragen heeft vastgesteld en dat de heffing van de AVBZ-premie ook terecht is, aangezien de belanghebbende als ingezetene van Curaçao premieplichtig is. De rechtbank verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag in de inkomstenbelasting gegrond, maar het beroep tegen de aanslag in de AVBZ ongegrond. De uitspraak is gedaan op 4 april 2017.